Rib en zijn Droom
Vanachter is het stil, achter achter helemaal daar. Hij houdt ervan. Alles is zoals een tekening, vanachter. Enkel grafiet, en alleen grafiet is nodig om te bestaan. Er is niets mooiers dan te kijken naar een tekening die je zelf hebt gemaakt. En vooral vanachter. Grote bomen en veel wind. Met je mond open gapen is voedsel voor dagen. Maar je hoeft niet naar boven te kijken, je mag naar binnen. Helemaal door het veld -bos dood-, en daar mag je blijven. Hij heeft dennenappels in zijn haar nu, heeft bloed van bessen op zijn vingers. Een eekhoorn zag hij, of zag hij niet. Er zijn geen eekhoorns in een veld, onthou, we zijn in een veld nu. Alles is een schram wanneer alles aan je kleren wil blijven haken. En daarom gaat hij liever naar daar, helemaal daar waar niemand is. Maar eerst moet hij door die openheid dus. Daar ziet hij een luchtballon, en voelt hij het vuur het textiel opblazen. Want je voelt alles wanneer je het wil, en ook als je het niet wil. Maar niets voelen, dat is moeilijk. Daarom moet je eerst blijven doorgaan, door zonneschilfers in het graan en door zigzaggras en door vogelgezang dat misschien iets willen zeggen en misschien ook niet. Dan denk je eerst nog dit is grOOT GROOT HEEL PIJNLIJK IK VOEL ALLES.
Hij weet niet wanneer hij er is geraakt, maar hij is er. Walnoten opgeraapt onderweg, en die eet hij nu op. Onder zijn palmen, de ribben van een noot. En zijn ribben zijn in nood. Hoewel hij vanachter is (achter achter daar), moet zijn lichaam nog volgen. Het zit er zo, en zus. Hij heeft niet eens een zus. Maar de dingen zitten zo en zus en hij weet niet wat te doen, zijn ribben weten niet dat ze kunnen kappen met naar adem happen. Maar goed, blijven proberen die handel, denkt hij dan. Hier heeft hij misschien dromen, misschien kan hij ze zich zelfs herinneren. Palin-dromen, zoals droommoord. En aangezien hij ook een dak ziet (helemaal vanachter hebben ze ook bladeren natuurlijk), denkt hij maar: kad (kad, denkt hij, geen palindroompje van de bladerboompjes, wel een anagram). Alles wat hij nu hoeft te weten is dat hij droomt dat hij kad. Misschien is dat goed, iets leuks, wat kad.
De hele tijd door laat hij het woord door zijn ogen draaien. Laat hij zijn tanden klapperen met kad kad kad. Hij moet een radius zoeken waarin het iets kan betekenen. Wel, misschien kan hij het zelfs tekenen. Want alles is hier zo rustig als een tekening, begrijpt hij pas wanneer hij zich heeft laten neerzakken in het gras. Wat er is, bepaalt hij. Hoe mooi het is, hoe zacht of hard, hoe eruitspringend of verborgen. Hoe kad! Wat koddig, zoiets kad. Zo wordt het iets, net zoals lijnen en mengen en schaduwen afbouwen waar het licht naar voren wil breken. Hij kan alles tekenen, alles wat hij wil, niet wat anderen willen of op hem gooien. En enkel daaraan moet hij denken! Aan een palindroom of anagram, aan een droommoord die een droommoord blijft, hoe je het ook draait of keert. Geen echte doden in zijn hoofd, geen ingebeelde doodsoorzaken van zijn adem of hart. Niets anders, niets te veel en niets te luid. Zijn hoofd voelt zo dus een hoek ziet er zo uit. Zijn pink is een beetje gebroken (in een braamstruik gevallen), dus zijn grijs ruikt anders dan het vroeger deed. Hij moet het maar uitvinden, of het klopt. Hij moet maar kad denken, en daar valt een schakering of een kleurendynamiek op de grond precies zoals hij het wil. Wanneer hij even achteruitstapt -ik kan nog verder achter! denkt hij dan-, is hij trotser dan ooit. Daar is zijn tekening van Achter. Zijn invulling van kad. En hij mag hier blijven! Zijn anagram met zijn bessenbloedhanden, zijn droommoord die niets hoeft te zijn, zijn ribben kloppen eindelijk stil.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top