6
'Je hebt zeker nog nooit iemand verloren aan mahika.'
Hoe frustrerend die uitspraak ook was, de spreekstalmeester had die dag gelijk. De meesten met mahika bleven namelijk niet op straat, het was een stuk makkelijker voor ze om een leven op te bouwen van niets. Ze waren gezegend door de goden met magie, konden mirakels uitvoeren met een knip van hun vingers. Isan en ik hadden wel een paar keer grapjes gemaakt over regressie, elkaar beloofd dat als de regressie kwam, we samen op reis zouden gaan tot we niet meer konden of tot we het einde van de horizon gevonden hadden. Vin had altijd met afschuw toegekeken op dit soort gesprekken, want zijn beste vrienden waren voorbestemd om vroeg te verdwijnen.
'Je hebt zeker nog nooit iemand langzaamaan in regressie zien gaan terwijl je dat wanhopig probeert te stoppen.'
Ik had het allemaal niet meegemaakt, maar de toon in zijn stem liet me geloven dat de spreekstalmeester dat wel had. Misschien was dat de reden dat mijn voeten me helemaal naar het circus gebracht hadden midden in de nacht wanneer de stad het gevaarlijkst was, maar dat kon me niets schelen. Met mijn magie aan mijn zijde zou ik niet betrapt worden, daar was ik immers het best in. Illusies. Leugens voor de ogen.
Ik sloeg het doek van het circus luid open om te laten weten dat ik er was, ik wilde niet dat hij dacht dat ik naar binnen aan het sluipen was. Het interieur was minder levendig in de duisternis en de magie die in de lucht hing was vervangen door de geur van warm plastic dat te lang in de zon gezeten had. Twijfelend liep ik naar de ring gevuld met zand, het was groter hoe dichterbij ik kwam. Hier stond de spreekstal elke avond zijn publiek aan te spreken terwijl er allemaal gekke acrobaten achter hem sprongen. Midden in de ring hing een trapeze laag, de touwen die het vasthielden aan het plafond waren verstrengeld met bloemen.
'Ik zei dat je niet meer terug moest komen.' De spreekstalmeester verscheen op hetzelfde moment dat een licht aanging. Mijn hart sprong op. De jongeman was gekleed alsof hij een show had, leunend op zijn staf en een andere hand op zijn hoge hoed. 'Kom je het geld van mijn publiek teruggeven of ben je hier om meer te stelen.'
Ik slikte nerveus. Dat feit was ik een beetje vergeten, ergens had ik gehoopt dat hij zich dat ook niet meer zou herinneren. Zijn strakke blik liet me weten dat dat absoluut niet het geval was. Mijn mond ging open en dan weer dicht, er was geen manier waarop ik dat goed kon praten. Daarom besloot ik het gehele onderwerp maar te veranderen.
'Ik kwam hier voor jou, je had iets gezegd over de regressie.' De jongeman trok een wenkbrauw op, met vier grote stappen stond hij recht tegenover me, zijn staf had een spoor in het zand achtergelaten. Ik slikte, mijn lichaam snakte naar persoonlijke ruimte, maar mijn voeten waren aan de grond gelijmd.
'Dat klopt, en wat gaat jou dat aan?' Mijn hart kletterde tegen de kooi van mijn ribben, de spreekstalmeester was een kop groter en een deel van mijn mahika fluisterde ook dat hij gevaarlijk was. Mijn magie zoemde in mijn aderen, prikkelden als statisch over de haren van mijn ledematen, klaar om in de aanval te gaan. Ik balde mijn handen tot vuisten, hopend dat mijn opgeraapte moed me niet verliet dankzij deze man.
'Hoe kan ik dat tegengaan?' De jongeman lachte kort. Spottend. Hij maakte me belachelijk in zijn hoofd.
'Dat kan niet, dat weet iedereen.' Hij grijnsde scheef, haast als een psychopaat. Ik gaf toe aan mijn angst en zette een paar stappen naar achteren. Zijn ogen flikkerden tegelijkertijd met het licht, alsof het circus naar hem luisterde. Alsof hij het circus was. 'Je weet niet eens wat de regressie is, je begrijpt het helemaal niet.' Zijn woorden kwamen aan als een stoot in mijn maag. Hij had compleet gelijk, maar ik kon me niet zomaar gewonnen geven.
'Ik wil best leren als je me de kans geeft,' mompelde ik zachtjes. Mijn gedachten gingen naar Isan op zijn kamer, liggend op bed terwijl Vin zijn best deed om hem te troosten. Ik wist niet hoe regressie werkte, ik wist niet hoe Isan zich nu voelde. Het maakte me bang, zo'n toekomst waarbij ik niet wist wat ik kon verwachten.
'Wil je weten wat de regressie is?' De jongen stak zijn staf diep in het zand, wees naar de trapeze. 'Ga erop zitten en ik vertel het je.' Hij raakte stil, nog steeds een lach op zijn gezicht geplakt, maar zijn ogen gingen niet mee. Zijn lach deed me denken aan iemand die pijn leed en door probeerde te gaan. Een pijnscheut trok door mijn hoofd bij die gedachte, het deed me weer denken aan de brand, maar ik wist niet waarom.
De trapeze was niet bedoeld om op te zitten, maar om vast te houden. Het was te voelen aan de dunne stang onder mijn benen die ruw was voor de houvast toen ik ging zitten en hoe ongemakkelijk wijd de twee draden die ik vasthield waren die tot het plafond kwamen. Even overwoog ik om mijn mahika te gebruiken, om hem het idee te geven dat ik erop zat, maar de vorige keer wist hij ook door mijn illusie heen te kijken. Mijn blik ging langs de lege tribunes, de zetels leken zo ver weg vanaf hier. De jongeman lachte, gooide zijn hand in de lucht met een draai.
De trapeze schokte onder me en een gil schoot uit mijn mond. Twee figuren stonden aan de rand van de tent te draaien aan een hendel om mijn touw te verkorten. Zodra mijn voeten van de grond waren, boorde mijn hart in mijn borstkas. Gillend klampte ik me vast aan de touwen, terwijl ik mijn bovenlichaam balanceerde op de dunne stang. Ik kon elk moment vallen, plat op de grond die steeds verder van me verwijderde.
Na een eeuwigheid, stopte de trapeze in de lucht. Mijn voeten bungelden in de lege ruimte en ik durfde niet naar beneden te kijken.
'Wat voel je nu?' Ondanks de jongeman op de grond stond, klonk zijn stem duidelijk alsof hij een presentatie aan het geven was. Mijn vingers verstrakten om de touwen tot de toppen spierwit waren.
'Ik ben bang om te vallen!' schreeuwde ik terug met gesloten ogen. Hopend dat niks me kon storen en ik gauw weer met twee voeten op het zand kon staan.
'Nee, nee dat ben je niet.' De scheve glimlach was in zijn stem te horen, hij genoot van mijn lijden. 'Je bent niet bang.'
Voor ik kon terugschreeuwen, schoot de trapeze een stuk omlaag om weer abrupt te stoppen. Ik gilde. De touwen sneden in mijn vingers terwijl ik ze zo dicht naar me toe kon brengen en in paniek balanceerde ik mijn lichaam op de trapeze. Tranen sprongen in mijn ogen, het was niet meer grappig. 'Stop, ik wil naar beneden!'
'Hoezo, je bent niet in gevaar. Alles gaat goed. Je bent niet bang.' De trapeze schoot weer omlaag, alsof de twee figuren de hendel losgelaten hadden. Mijn keel was rauw van het gillen en mijn avondeten kwam alweer omhoog. Tranen biggelden over mijn wangen. Ik wilde hier weg. Weg van hem, weg van de trapeze. Ik klemde mijn kaken op mijn tong, maar de pijn was verdrongen door angst.
'Luister naar me, je bent niet bang.'
Ik was bang.
Zo bang.
De stang schoot omlaag gepaard met mijn gegil. Het touw schoot door mijn handen die vol zaten met striemen en maaiend probeerde ik weer houvast te krijgen. Dit keer had ik geen geluk. Mijn lichaam viel naar achteren terwijl mijn nagels langs de groeven van het touw schraapten.
Ik viel.
Mijn magie barstte uit me in duizenden kleuren alsof mijn herinneringen langs me schoten, maar geen van de beelden kon me geruststellen. De vrije val kriebelde mijn maag. Ik zou de grond raken met een klap. Als ik niet dood was, was ik in ieder geval zwaargewond. Ik zat zo hoog in de lucht.
De klap ontnam me van mijn adem. Trillend greep ik naar mijn enkels, rolde mezelf op met schokkende ademhalingen. Voetstappen kwamen mijn kant op. 'Zie je dat je niet bang was,' zei de jongen dan emotieloos. Om een reden was zijn hele vrolijke houding weg en staarde hij me afkeurend aan. De trapeze bungelde een paar meter boven de grond, ik had niet door dat we al zo dicht bij de grond waren.
Maar wat als ik hoger zat, zou hij me dan nog steeds hebben laten vallen?
'Dat is de regressie.' De jongen hurkte, gooide zijn jas over mijn trillende lichaam. Het was verrassend warm in contrast met zijn personaliteit. 'Je beleeft een hele andere realiteit die je in je eentje ervaart, want de rest zien dezelfde realiteit met hun gezonde verstand. Er is niks tegen te doen en je kan niks tegen ze zeggen, want dat maakt ze alleen in de war.'
Mijn vingers grepen naar de stof om me heen, trokken de jas dichter om me heen als een knuffel die ik nodig had. Een knuffel die Isan waarschijnlijk meer nodig had, eenzaam in zijn regressie. Hij zou niet begrijpen waarom de hele wereld een andere kijk had dan hij en dat idee maakte me nog wanhopiger. Ik was nog steeds boos om zijn acties, om de trapeze en het vallen, maar zijn stem wist me genoeg te kalmeren dat ik niet meer trilde. Mijn mond had een ijzeren smaak doordat ik zo hard op mijn tong gebeten had.
'Ik moet toch iets kunnen doen voor hem? Er moet iets zijn dat ik kan proberen?' Tranen liepen over mijn wangen. De angst had mijn dam gebroken en ik had geen energie om nog sterk te zijn. Ik haatte het om zwak te zijn voor deze man die er duidelijk plezier in had, maar hij had alleen weggekeken met een melancholische blik. Hij dacht aan iets, of aan iemand.
'Als er iets was wat we konden doen, dan zou ik het allang gevonden hebben.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top