4
De straten van Eyniv waren onveranderd door de jaren heen. Zeventien jaar was het mijn thuis geweest en elke dag was me hier voorbijgegaan. Mensen kwamen en gingen, maar niemand bleef. De markt zou aangevuld raken tot de randen van de stad waardoor het erop leek dat het uitgebreid moest worden, maar altijd dunde dat weer uit tot een harde kern, tot hoe het eerst was. Wanneer er veel handel was, stegen het aantal mensen op de straat, waardoor criminelen hun slag sloegen en handelaren weer besloten weg te trekken. De situatie was als eb en vloed, altijd achtereenvolgend.
Nu het zo druk was in Eyniv, zat op elke hoek van de straat wel een persoon te loeren met slechte bedoelingen. Mensen die moesten overleven door van anderen te stelen, mensen die hun minderwaardigheid probeerden weg te boenen door angst aan te wakkeren bij zij die het beter hadden.
Ik was geen haar beter dan zij.
Hijgend in een steegje leunde ik op mijn bovenbenen, mijn longen stonden in brand en mijn keel was dichtgeknepen. Het gevoel was naar. Ik kreeg te weinig adem. Mijn hoofd tolde terwijl mijn handen naar mijn keel grepen. Speeksel maakte het zand bij mijn sandalen donker terwijl mijn mond niet kon stoppen met happen naar adem.
Mensen fluisterden. De handelslieden keken om met een frons, probeerden niet de verkeerde aandacht te trekken. De onzichtbare ogen keken naar me en ik wist dat ik hier weg moest, of de roofdieren op de straat zouden mij als prooi nemen. Ondanks deze kennis, bewoog mijn lichaam niet.
Met trillende knieën schoof mijn rug omlaag, mijn handen bedekten mijn gezicht. Ik moest blijven ademen, het was niet meer zoals in de brandende schuilplaats. Er was lucht. Lucht om het vuur te voeden. Mijn mond was akelig droog terwijl ik mijn palmen tegen mijn ogen duwden om de beelden weg te krijgen.
De vlammen die aan mijn armen likten, de mensen die schreeuwden terwijl de hitte hun kelen vulden en de as die het levendige laagje van mijn huid bedekte. Onze schuilplaats was een van de weinige plekken van hout en dat had ons gekost. Tussen de brandende, ingestorte balken stond ik terwijl alle adem me ontnomen was.
Ik kon niet ademen.
Tranen brandden in mijn ogen. Mijn lichaam smeekte voor frisse lucht, voor iets. Ik was aan het doodgaan.
'Nyra!' Nasher schudde me hard aan mijn schouders, probeerde mijn handen van mijn keel weg te krijgen waar rode afdrukken overbleven. Tranen hadden een spoor achtergelaten op mijn wangen terwijl ik vol ongeloof naar de jongen keek. 'Het is oké. Adem.' Hij herhaalde de woorden, hield me vast met stevige armen. Zijn tuniek raakte nat van mijn tranen en snot, maar Nasher bleef me vertellen dat het oké was.
Het duurde tot ik de energie had om hem te geloven, om mijn paniek weg te duwen in het doosje dat te klein was voor deze emotie. Ik moest mezelf bijeenrapen, ik mocht niet uit elkaar vallen. Niet nu. Nashers hand ging vederlicht door mijn haren, zijn aanraking teder. 'Alles is oké, Nyra.'
Ik knikte zwijgend, mijn stembanden weggebrand door de illusie die ik mezelf voor had gehouden. Hij had gelijk, het vuur was niet hier. De brand was maanden geleden en iedereen was er heelhuids van uitgekomen, alleen hadden sommigen wonden aan hun ziel overgehouden. Isan was niet de enige die het moeilijk had na de brand, het voelde dan ook oneerlijk dat hij het op mij afreageerde altijd.
Nasher beet op zijn onderlip terwijl ik stilletjes mijn tranen wegveegde. Dankbaar dat de jongen me gevonden had, omarmde ik hem. Zijn aanwezigheid gaf me een veilig gevoel en ook hij bracht zijn armen om me heen. 'Sorry,' mompelde ik, beschaamd dat ik mijn uitbarsting niet tegen kon houden.
De jongen zuchtte wat door zijn hele borstkas te voelen was. 'Je weet dat iedereen in de bende om je geeft toch,' mompelde hij dan. Het was een vreemde uitspraak, maar ik knikte alleen. De bende was als familie voor mij, de reden waarom het me niet uitmaakte wie we beroofden, zolang we maar met zijn allen overleefden. 'Mooi.'
Nasher hield me vast tot mijn krakende stem zei dat we weer terug konden gaan. Als een standbeeld had hij zijn armen om me heen en ik waardeerde dat hij niks zei. Het was beschamend om voor een jonger iemand te huilen.
'Sorry,' mompelde ik, de jongen moest zich vast ongemakkelijk hebben gevoeld toen ik me aan hem vastklampte. De jongen wreef over zijn nek, zijn oren hadden rood tintje.
'Het is oké.' Om zijn zenuwen te verbergen, prutste hij aan een zakje met muntjes. Zijn vingers vloeiden om de losse draadjes op een subtiele manier die hij gebruikt had om het publiek van hun geld te ontdoen.
We vermeden de drukte van de markt door de achterwijken te nemen waar niet veel gaande waren. Elk huis leek verlaten, een overlevingstactiek voor de mensen hier. Laat je weelde zien en je vroeg erom om beroofd te worden. Lig stil in het gras en de roofdieren zouden je niet te grazen nemen.
Een luid gelach sneed door stille atmosfeer en mijn hand schoot naar Nashers bovenarm. We kwamen abrupt tot stilstand en ik keek om de hoek naar de bron van het geluid.
Een groep mensen leunden tegen de muren met verse broodjes die ze waarschijnlijk net gestolen hadden. Trots hadden ze hun onderarmen ontbloot waarop een groene adder getatoeëerd was die symbool stond voor de bende waar ze bij hoorden. Ondanks dat mijn wangen nog glinsterende paden had van waar mijn tranen gelopen hadden, was mijn hele lichaam nu gealarmeerd. Mijn mahika verwarmde mijn omgeving, verborg Nasher en mij in een deken van stilte die ik geleend had van de nacht. Met een knik naar Nasher liet ik hem weten dat we erlangs konden gaan. Bendes konden elkaar het best vermijden, al waren de groene adders niet zo agressief als de rode kevers, ze waren allemaal net zo onredelijk. Wanneer ze ons kleine aantal zagen, zouden ze zeker iets opmerken, of ons iets ergers proberen aan te doen als ze daar zin in hadden.
De groep merkte ons niet over hun bulderende geschater terwijl we langs ze glipten, met alleen de kuilen in het zand die onze aanwezigheid verklapten.
~***~
Eenmaal bij de schuilplaats, nam Nasher weer afscheid van me om de buidels naar Asim te brengen. Mijn hand greep nog net niet naar zijn gewaad, naar de comfort die hij me een paar minuten geleden gegeven had, maar mijn trots hield me tegen. Ik mocht niet kinderachtig zijn, ik moest mijn hoofd hoog in de lucht houden. Ik was veilig, veilig bij mijn familie.
Toch lag er een onderliggende neiging om mijn haren uit mijn hoofd te trekken en mijn longen droog te schreeuwen tot ze verschrompelden.
Mijn benen namen me uiteindelijk mee naar Isans kamer waar hopelijk Vin ook te vinden was. Mijn beste vriend was mijn gedachten ontsnapt dankzij mijn paniekaanval, pas toen ik de schuilplaats binnenkwam, dacht ik weer aan hem. Hij moest vast al thuisgekomen zijn, hij was immers de snelste van ons allemaal ondanks er jongens waren met langere benen. Vin had altijd al een gave gehad voor sportieve activiteiten, waardoor ook in fashkah hij altijd de verste afstand wist te springen. Vroeger was ik daar jaloers op geweest. Wanneer het me niet lukte om verder te springen, zou ik me koppig terugtrekken van de wedstrijd, wat altijd collectief een zucht opwekte bij alle anderen. Vin had op die dag beloofd dat elke keer dat hij sprong, mij mee zou nemen, zolang ik maar niet opgaf met hem mee te doen. Het was een idiote belofte tussen twee kinderen die toen nog niks van de wereld wisten, maar het was een juweel van onze jeugd die we zouden beschermen tot we in ons graf lagen.
Treuzelend klopte ik op Isans deur, die ruw open gedaan werd. Hij wist waarschijnlijk aan mijn voetstappen al dat ik het was, hij had daar een gehoor voor. 'Wat?' Zijn ogen flikkerden, van magie of misschien van woede. Het deed me ineenkrimpen.
'Is Vin veilig thuisgekomen?' Ik keek langs hem door de kamer, bang om terug te kijken in die ogen vol haat voor me.
'Ja. Ik wil graag rusten als je dat niet erg vind. In mijn eentje.' Zijn stem klonk alsof het in duizenden stukjes gemaald was en langzaam afbrokkelde. Ik knikte dan, mijn vingers vonden elkaar om met elkaar te spelen. Eigenlijk wilde ik Isan vragen of ik Vin kon zien, maar in plaats daarvan wenste ik hem een fijne nachtrust toe.
De klap van de dichtslaande deur dreunde door tot in mijn hart.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top