2
Isan was ziek. Niet fysiek maar mentaal. Hierdoor verbleef hij vaker in de ziekenboeg dan in onze kamer. Zijn gouden ogen flikkerden onregelmatig met zijn mahika toen hij de deur opende. Isan en ik waren de enige met magie in de bende en terwijl ik een meester was in het maken van illusies, was hij getalenteerd in het communiceren met dieren. Doordat we beide gezegend waren, hadden we een diepe vriendschap ontwikkeld. Al leek die niet stand te houden sinds de brand.
'Ik kom voor Vin,' mompelde ik zachtjes, Isan drukte zijn lippen tot een platte streep. Zijn vingers waarvan de helft verkleurd waren door het vuur, verstrakten om de deur. Hij vond mijn aanwezigheid duidelijk niet meer leuk, maar hij was de laatste tijd wel sneller geïrriteerd naar mensen, dus ik nam het hem niet kwalijk. Tijd zou de wonden helen, wanneer hij bereid was om te praten, zou ik luisteren.
Als Isan nog met me zou willen praten.
'Vin, Nyra zoekt je.' Isan riep over zijn schouder naar de jongeman die overeind schoot vanuit het bed. Zijn zwarte haren waren warrig en zijn ogen nog halfdicht. Hij grijnsde alleen als een idioot, die moest zeker met Isan een fijne nacht hebben gehad, want anders zou hij niet zo blij zijn om gewekt te worden. 'Schiet op, laat haar niet wachten.' Het klonk alsof hij mij gewoon weg wilde hebben. Isans stem was ijskoud, terwijl hij zich omdraaide om weer naar zijn bed te gaan. Hij negeerde zijn vriend die naar de deur krabbelde en met zijn gewaad nog half van zijn schouder af.
Ik lachte zwakjes terwijl ik Vin hielp om zijn gewaad recht te trekken. 'Trek je niets aan van Isan hé, hij bedoelt het niet zo,' mompelde hij zachtjes, alsof hij mijn gedachten kon lezen. Isan lag doodstil met zijn rug naar ons toe, als hij ons kon horen, dan liet hij dat niet merken.
'Ik weet het.' Mijn handen vielen hulpeloos langs mijn lichaam. In mijn hart bleef hoop hebben dat we weer teruggingen naar de avonden waar we met zijn drieën op een dak zaten te staren naar de sterren. Ik miste de verhalen die we aan elkaar vertelden, de herinneringen die we deelden.
'Kop op, Nyra. Voor je het weet eten we met zijn drieën weer naan terwijl we naar de straatmuzikanten luisteren.' Mijn gemijmer moest vast op mijn gezicht te lezen zijn, want Vin gaf me een bemoedigend klopje tegen mijn schouder. Voor we naar de eetkamer vertrokken, trok ik nog zachtjes de deur dicht om Isan niet te storen.
'Ja, je hebt gelijk.' Isan zou bijdraaien en we zouden weer kletsen als vanouds. Het was altijd goed gekomen. 'Hopelijk vindt je het ook niet te ongemakkelijk.' Vin koesterde Isan en mij ontzettend veel, het moest vast moeilijk zijn voor hem om te weten dat zijn vriend momenteel zijn beste vriendin niet kon uitstaan.
'Maak je je daar geen zorgen om.' Vin grijnsde, hij rekte zich uit om zijn onverschilligheid te tonen, maar het feit dat zijn ogen niet meelachten, liet me hem niet geloven. Beiden wisten we dat verder praten dit niet ging oplossen, dus lieten we het hierbij.
~***~
Het circus had een mysterieuze reputatie. De tent torende boven alle huizen uit en het glinsterende doek leek geen last te hebben van zand dat langs waaide. De rode tent viel uit de toon met de stad, maar dat was misschien ook een grote reden waarom mensen zich aangetrokken voelen om naar een voorstelling te gaan.
Op straat hadden ze erover dat de spreekstalmeester een sinistere aura heeft. Ze geloofden niet dat het circus kon overleven met alleen voorstellingen, dat ze iets groters verborgen. Dit was alleen maar speculatie, want mensen zoals wij hadden vaak niet de gelegenheid om naar het circus te gaan. Het geld kon beter ergens anders voor gebruikt worden, zaken zoals eten en de maandelijkse quota voor de krijgers.
Echter kon ik de verhalen ook moeilijk geloven. Toen ik op mijn tiende onder het doek door gekropen was, leek de andere kant net op een nieuwe wereld. Er was zoveel magie dat de lucht glinsterde en vanonder de tribunes probeerde ik mee te kijken naar de spreekstalmeester die breed lachte alsof hij de wereld onder zijn voeten had. Het was levendig en magisch, alsof het een trip door een regenboog was. Als mijn illusie als een magische truc werd gezien, dan was het circus een heel onverklaarbaar fenomeen.
Nasher liep vijf passen achter Vin en mij. De jongen had een paar jaar geleden ingebroken bij onze schuilplaats en voor hij met onze waardevolle spullen weg kon, had Asim hem betrapt in zijn kamer. Het scheelde dat Asim een pacifist was en Nasher een plek aanbod om een van ons te worden. Het had heel anders kunnen aflopen als hij dit bij een andere bende had geflikt. Mijn eerste ontmoeting was ook in de eetzaal destijds, toen hij me lang had aangestaard vanwege mijn gouden ogen. Alle magielozen wisten wat ogen van goud betekenden, iemand met mahika.
Ondertussen was de jongen ook flink gegroeid. Zijn baardgroei was net begonnen en zijn ledematen waren zo lang dat ik mijn nek moest krommen om hem aan te kunnen kijken. Daarnaast had hij veel meiden aan de haak weten te slaan met zijn lange wimpers en rechte tanden, het zorgde voor flink wat drama in de bende wanneer meerdere meiden een oogje op hem hadden. Al lag de schuld net zo dik bij de meiden die zich niet konden inhouden als bij Nasher.
'Wat is het plan?' vroeg de jongen. We hadden geen geld om mee te gaan met de stroom van mensen die naar de tent gingen op de legale manier. We waren de situatie aan het bekijken vanaf een stapel kraters die om de hoek stonden en mijn magie verborg ons voor het blote oog.
'We kunnen onder het doek klimmen en dan komen we onder de tribunes terecht.' Met mijn wijsvinger wees ik naar de plek waar ik acht jaar geleden doorheen was gekropen. 'Vanaf daar kunnen jullie bij mensen hun buidels terwijl ik ze bezighoud met de illusie.' Nasher knikte, hij kraakte zijn knokkels met een misselijkmakend geluid.
'Doe ik links, en jij rechts?' Vin plofte neer naast Nasher met zijn arm op zijn knie, hij gaf de jongen een stoot tegen zijn schouder waarop Nasher ongemakkelijk zijn adem naar binnen zoog. Zijn blik schoot heen en weer, voor hij instemde met het plan. De jongen moest vast nerveus zijn, al was dit een vrij makkelijke missie.
De voorstelling begon toen de opening van de tent verdween en een luide stem te horen was. We verstonden vanaf hier niet wat gezegd was, maar zijn aanwezigheid was zeker te voelen. We wachtten een paar minuten, voor we aan de slag gingen.
Mijn magie krulde om ons heen en vergeleken met de jongens van gisteren, waren ze een stuk groter. Ik greep Nashers hand en Vin pakte zijn andere om de magie makkelijker ons te laten bedekken. De jongen verstijfde. Hij zou er snel genoeg aan wennen.
Op de sporen in het zand na, zou niemand onze aanwezigheid doorhebben. We kropen onder de tent door die met touwen en haringen op een onverklaarbare wijze in het zand bleven zitten. De voorstelling binnen overstemde het geritsel van de tent, terwijl Vin zijn brede schouders door de opening forceerde.
De tribune was een stuk voller dan toen ik klein was, de vele benen belemmerden het uitzicht waardoor we vrijwel niks van de voorstelling konden zien. Alleen het geluid van joelende mensen en draaiende doeken gaven ons een ingeving wat er een aan de hand was. Een deel van me was teleurgesteld, maar Vins ongeduldige kuch nam me terug naar de realiteit.
Ik knikte naar de twee, gebaarde dat ze konden beginnen, met mijn hand op de tribune probeerde ik de magische scène die ik tien jaar geleden gezien had voor me te halen. De glinsterende lucht en de exploderende kleuren die ik toen zag en vermengde ze met een messenwerper die ik ooit in de bar gezien had. De toeschouwers zouden het niet doorhebben.
Vin en Nasher gingen vlug aan de slag terwijl mijn illusie de mensen afschermden tot hun eigen wereld. Ze klapten en lachten op hetzelfde moment voor de messenwerper, zelfs ik bracht mijn handen bij elkaar. Ik was zo afgeleid met mijn verbeelding, dat ik niet doorhad dat het niet paste met de realiteit. Gauw trok ik mezelf uit mijn magie.
De rest van het publiek klapte een paar minuten later. Benen schoven op waardoor ik net een jonge vrouw kon zien buigen naast twee lange doeken die hingen vanaf de bovenkant en tot de grond kwamen. De spreekstalmeester kwam de ring in, zijn in witte handschoen gehulde handen klapten een paar keer voor hij naast de vrouw kwam. Een stralende glimlach op zijn gezicht terwijl hij haar bedankte.
Het was dezelfde persoon als ik tien jaar geleden had gezien, met zijn bruine krullen onder en zwarte hoge hoed en zijn bleke huid stak af tegen de rode jacquet die hij droeg. Hij draaide rond tot hij onze kant opkeek, onze blikken kruisten.
Ik deinsde achteruit. Hij kon me onmogelijk gezien hebben. Misschien herkende hij iemand. Het was te donker en hij zou geen reden moeten hebben om te denken dat er iemand onder de tribune was.
Een van zijn mondhoeken trok omhoog.
'Ik denk dat we een rat in ons midden hebben.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top