14

Ik wist ons bij het grottenstelsel te krijgen, maar de zelfverzekerdheid die ik net had toen ik Rhen rondtrok, verdween bij de talloze donkere gangen. Het was onmogelijk voor me om hier doorheen te geraken zonder te verdwalen, maar de spreekstalmeester leek nog steeds in shock. Zijn blik bleef naar achteren dwalen en hij reageerde niet toen ik zijn naam zachtjes uitsprak.

'Niemand kan hier toch navigeren.' Mijn hand ontspande om Rhen los te laten, maar zijn vingers verstrakten als antwoord. Zijn beweging verraste me, waardoor ik nerveus slikte.

'Ik leid ons hier wel doorheen,' mompelde Rhen. Hij trok me de derde gang in, onze handen nog steeds verstrengeld. Hoe verder de stad van ons verwijderd raakte, des te rustiger de spreekstalmeester leek te raken.

Duizenden vragen gingen door me heen, maar de woorden vormden niet in mijn mond. Het leek geen goed moment om iets te vragen nu met hoe serieus hij keek. Rhen trok me door het grottenstelsel, af en toe knalde mijn vrije hand tegen de opening of struikelde ik over uitstekende stenen, maar Rhen trok me ongestoord door.

Toen mijn voeten over elkaar struikelden en ik op mijn knieën en handen belandden, trok ik mijn hand terug uit irritatie. 'Kunnen we niet rustiger aan doen?' Mijn lichaam was moe en beurs doordat ik tegen van alles aanliep en het niet kunnen zien begon me enorm te frustreren.

Een complete stilte omringde me, eentje die me vertelde dat er geen leven was. Geen ademhaling, geen geschuifel van mensen. 'Rhen?' Met mijn hand maaide ik in het donker, een plotselinge angst draaide mijn maag om. Met elke passerende seconde bonkte mijn hart harder. 'Rhen, waar ben je?'

We hadden de informatie die we nodig hadden verkregen, Rhen had me niet meer nodig.

Maar hij zou me niet alleen laten, toch?

'Rhen?' Zijn naam kwam eruit als een snik. Ik moest hier weg, maar mijn lichaam wilde niet bewegen in het pikkedonker.

Niets kunnen zien betekende dat ik niet wist wat er in de schaduwen was.

Bevend tastte ik met mijn hand langs de muur. Een zoute smaak van mijn tranen bloeide in mijn mond. Mahika laaide in me op, maar het kon me nooit bedriegen. Ik zou mezelf niet in een mooie illusie kwijt kunnen raken. Het zou me niet kunnen bevrijden uit mijn angst.

Een uitgang. Ik moest een doorgang vinden.

'Nyra.' In plaats van een doorgang te voelen, greep een warme hand de mijne. Vingers verstrengelden met die van mij. 'Nyra, ik ben hier.'

Waarom heb je me achtergelaten?. Waarom liet je me alleen?

Ik beet op mijn tong tot ik bloed proefde. Hij was me niets verschuldigd. Net zoals Isan en Vin. Ik moest niet kinderachtig doen.

'Nyra?' Toch lukte het me niet om woorden te vormen. Mijn andere trillende hand greep naar de gladde stof van zijn jas, bang dat als ik hem niet vasthield, dat ik weer alleen zou zijn. Ik hoorde zijn ademhaling, de zachte zucht die hij slaakte toen hij een arm om me heen sloeg. 'Ik ben hier.'

Zijn warmte gaf mijn spieren energie om weer te bewegen. Mijn vingers ontspanden.

'Sorry, laten we verder gaan,' mompelde ik half tegen zijn kraag. Stijf pelde ik mijn vingers van zijn jas, ik moest normaal doen. Anders zou Rhen me weer verlaten.

Rhens arm verdween, maar onze handen bleven verstrengeld tot we de uitgang vonden. We bonden de zandzakken aan het ene uiteinde van het touw voor tegengewicht en de spreekstalmeester hees me weer in een harnas geknoopt van de touwen en vervolgens zichzelf.

De nasleep van de paniek was nog in mijn ledematen te voelen, mijn armen wilden me niet optrekken en ik had hulp van Rhen nodig om de laatste meters uit de kloof te klimmen.

We pakten de kamelen en we gingen richting huis met de informatie die we nodig hadden om de regressie te onderzoeken. Ik zou blij moeten zijn, maar het idee dat ik terug naar Eyniv ging na de ruzie met Asim en Vin, woog als een kei in mijn maag.

~***~

Rhens kameel stopte bij de laatste paar rotsen voor we de zandvlakte ingingen. We zouden de oase waar we gerust hadden op de heenweg niet meer halen voor de zon weer opkwam, dus besloten we om hier uit te rusten en morgen in een keer naar de stad te gaan.

Een ongemakkelijke stilte hing tussen ons terwijl ik de kamelen vastmaakte en Rhen een doek uitlegde.. Hij had geen een keer omgekeken sinds hij op de kameel gestapt was.

Het eerste woord werd pas gesproken toen we naast elkaar zaten op het doek, nibbelend op de laatste dadels die we hadden.

'Het verbaast me dat je geen vragen hebt voor me.' Rhen staarde naar de sterren, zijn doffe ogen reflecteerden de glitter van de nacht. Mijn vermoeide brein rakelde de gebeurtenissen van vandaag op. De man in de verborgen stad, Kara die zijn dochter bleek te zijn maar ook vergeten door hem.

'Ik heb die wel,' mompelde ik. 'Maar zijn we al op het niveau dat we over elkaars leven praten dan?' Ik rolde mijn laatste dadel door mijn vingers, de stilte voor zijn antwoord maakte me nerveus.

'Ik hoopte het wel?' Rhen slaakte een zucht, ging op zijn zij liggen om me aan te kunnen kijken. Wallen vormden onder zijn ogen en zijn haren glinsterden doordat het zo vet was. Toch stelde het me gerust dat hij weer zijn eigen nonchalante zelf was.

Ik stopte de dadel in mijn mond, ging zelf ook op mijn zij liggen om op dezelfde hoogte te zitten voor dit gesprek. 'Oké dan, wat is je mahika precies?'

Rhens ogen verwijdden, alsof hij niet verwachtte dat dit mijn brandende vraag was. Het was echter het enige verband dat ik kon leggen, ik had zijn ogen alleen zien oplichten binnen het circus en erbuiten had hij nooit een teken van zijn magie laten zien. Mijn mahika zou dat niet toestaan, ik moest het meerdere malen per dag gebruiken, al was het om de lucht beter te laten ruiken of het zand wat aangenamer om op te staan.

Hij lachte zachtjes. 'Je slaat de spijker op zijn kop. Ik zal beginnen met het verhaal over Kara.'

Hij vertelde over zijn eerste reis naar de verboden stad, het circus was toen nog klein. De voorstellingen duurden nog geen half uur en mensen waren niet onder de indruk van de acts als de mensen nu.

'Maar Kara bewonderde ons wel, ze kwam bijna elke voorstelling bekijken en bleef tot het laatste moment achter.' Rhen lachte, een lach die de tragische richting van het verhaal indiceerde. 'We raakten in gesprek met elkaar en werden vrienden. Ze had ook mahika, niet zo sterk als de jouwe, maar nog steeds was het te zien. Kara kon de complete aandacht van iedereen trekken op elk moment, hierdoor kon ze altijd ruzies stoppen tussen de kleine diversiteit aan mensen daar.'

Ik dacht terug aan het meisje op de acrobatenstapel. Ik had geen idee dat ik betoverd was door haar magie, maar zelfs zonder wist ik dat mijn aandacht bij haar uitbundige bewegingen bleven.

'Ze had een droom om een ster te zijn, om aandacht te krijgen van mensen om haar heen vanwege haar kunsten en niet vanwege haar magie.' Rhen slikte, pijn stond in zijn ogen ook al liet hij zijn gezicht niet toe om te vertrekken. Ik pakte zijn hand vast en kneep er zachtjes in om hem te laten weten dat het oké was. Hij hoefde niets te zeggen voor mij om te weten waar het verhaal naartoe ging. 'Maar ze ging in regressie.'

Regressie.

Net als Isan. Een toekomst die Rhen en mij nog op aan het wachten was.

'Haar vader en ik probeerden van alles om het tegen te houden, maar zoals ik al gezegd had, is het nog nooit eerder gelukt. Ook ons lukte het niet.'

Rhen sloot zijn ogen, alsof hij de momenten van toen herleefde.

'Maar ik heb een speciaal soort mahika. Het circus is tijdloos, een vloek van zichzelf. Maar als de tijd niet liep, dan kon de regressie niet verder ontwikkelen. Dus ik besloot om Kara met me mee te nemen in mijn circus, maar de prijs om gebonden te worden, is vergeten worden door iedereen die om je geeft.'

Het verklaarde veel, Kara's vader die haar niet leek te herinneren en het feit dat alle mensen in het circus gouden ogen hadden. Toch kon ik het moeilijk geloven, nog nooit had ik gehoord over een mahika die een plek was.

'Iedereen in het circus is gebonden. Ik ook, maar dan op een andere manier. Hoe verder ik van het circus was, des te zwaarder mijn schuldgevoel en voeten. Ik kon de tentdoeken verlaten, maar zij niet en ik kon ze niet alleen laten. Niet met de vloek die ik op ze uitgesproken had. Ik zou ze ontbinden wanneer ik een behandeling had tegen de regressie, maar dat was langzaamaan onmogelijk geworden. Op een gegeven moment was het circus niet alleen een gevangenis voor hen, maar ook voor mij.'

Hij zag er zo eenzaam uit, de glimlach die hij uitperste alsof dit zijn verantwoordelijkheid was. Het circus was zijn kooi, eentje die hij niet verliet door de mensen die er nog in zaten. Ik had altijd gedacht dat het circus vol magie zat, maar voor hem was het een herinnering aan alle loze beloften die hij gedaan had.

'Rhen,' mompelde ik vol medelijden. De jongen kneep in mijn hand.

'Het gaat beter wanneer ik met jou ben. Ik weet niet waarom, je illusies helpen me het te vergeten.' Ik wilde hem vertellen dat het bij mij hetzelfde was. Wanneer ik met hem was, dacht ik niet aan Vin en Isan. Ik dacht niet meer aan de gezonken vriendschap of mijn gedrag. Hij had me zien huilen en schreeuwen, maar toch was hij hier.

Hij vulde een leegte in mij, al was het maar tijdelijk. 'Ik geef je liever een mooie illusie als dat betekent dat het je lijden wat afneemt,' fluisterde ik met een gestokte stem, zijn ogen gingen naar mijn lippen. Misschien kon ik hem helpen minder eenzaam te zijn, konden we elkaars leegte vullen om de pijn te minderen.

Ik leunde naar voren, onze lippen raakten elkaar nog net niet aan. Rhen staarde naar me, zijn stem laag wanneer hij me vroeg: 'Dit is iets wat je alleen moet doen met mensen waar je van houdt.'

'Ik heb niet de luxe om te wachten op liefde,' fluisterde ik terug. De tijd zou me eerder te pakken hebben, of een tragisch incident in Eyniv op de straten. Het was zeldzaam om liefde te vinden zoals Vin en Isan hadden en zelfs als iets op het eerste oogopslag eruit zag als liefde, kon het bedrog zijn geweest.

Rhens hand was warm tegen mijn wang terwijl zijn duim over mijn jukbeenderen gleed. Zijn aanraking zacht waardoor rillingen over mijn rug schoot. 'Ik wil niet dat je iets doet waar je spijt van hebt, we houden niet van elkaar.'

Ik wist het allemaal, maar ik snakte ook naar verlangd worden, naar vastgehouden te worden alsof er wel liefde in het spel was. Het bracht me comfort. Comfort die we allebei nodig hadden. 'Wat we hebben is genoeg voor mij.'

Rhens blik verzachtte. Hij leunde naar voren en onder het toezicht van de sterren deelden we een nacht die de binnenkant van mijn lichaam in brand stak en de eenzaamheid verdreef. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top