10

Toen de show voorbij was, zei Rhen dat ik op de tribune kon zitten tot hij klaar was met voorbereidingen treffen. Hij zette me aan de andere kant van de artiestenuitgang, waarschijnlijk expres na mijn halfslachtige poging van net. Ook toen hij zichzelf door het doek wurmde zonder het wijd te openen, zag ik de duisternis vanaf hier nog. Het was enorm onhandig om erdoorheen te navigeren, maar ze deden niet de moeite om een lichtbron te zoeken. Ze verborgen iets, iets wat ze zo graag wilden verbergen dat het hun zicht maar moest belemmeren.

Rhen kwam een paar minuten later terug met twee kamelen in zijn ene hand en een buidel in de andere. De beesten liepen langzaam achter hem aan als een treintje, ze waren niet sneller dan wij lopend waren, maar het was een stuk minder vermoeidend om met kamelen te gaan.

'Ik heb nog een waterfles voor je, want ik denk niet dat je die meehebt.' Hij liet de fles van konijnenhuid zien voor hij het weer in de buidel liet vallen. Ik had er helemaal niet over nagedacht. Ik was nog nooit echt buiten Eyniv geweest, de dichtstbijzijnde plekken waren vaak een dag reizen van ons handelstadje vandaan en zelfs dat was een uitdaging wanneer je geen hulp hebt van een dier die je kon helpen. Op de voet was de afstand niet te doen, vooral niet in de brandende zon en met schorpioenen en slangen op de loer die zich net onder een laagje zand verborgen.

Ik hoefde niks te doen, mijn kameel volgde die van Rhen door het touw dat hen verbond. De zon was al onder toen we aan onze reis begonnen over de zandheuvels. Het duurde even tot ik doorhad hoe ik recht op de kameel zijn rug moest blijven zitten, elke stap die hij zette was weer een uitdaging voor mij om het vallen te voorkomen. Eyniv raakte klein achter ons, de brandende fakkels die de stad verlichtten, gloeiden in de verte nog toen de stad niet groter was dan mijn handpalm. Toen het helemaal verdween achter de horizon, besefte ik me pas dat ik écht weg aan het gaan was.

'Waar gaan we naartoe?' vroeg ik dan, de hele reis waren we stilgebleven. Ik was te druk met het bewonderen van de plek waar ik opgegroeid was en Rhen had gewoon niets te zeggen, zoals ik van hem gewend was.

'Ik vroeg me al af wanneer je dat zou vragen,' zei hij dan. 'Je moet niet altijd met mensen meegaan, ze kunnen niet altijd goede intenties hebben.' Op een manier klonk hij als Asim die me een waarschuwing gaf. Normaal was ik ook niet zo makkelijk weg te krijgen van de bende, van mijn familie. Maar vandaag kon ik voor het eerst weer vrijlijk ademen. Het was niet meer zo verstikt als in de schuilplaats.

'Als je me had willen vermoorden, dan had je dat de eerste twee keer al kunnen doen.'

'Wat als ik je ga verkopen? Je bent best wat waard.' Vanuit zijn ooghoeken hield de spreekstalmeester me in de gaten. Zijn ogen waren oker, zijn magie zwak.

'Je hebt een circus vol met magis- mensen met mahika.' Ik verbeterde me snel, voor we weer in de discussie kwamen over de betekenis van mahika. 'Het lijkt eerder alsof je ze verzamelt, dan dat je ze verkoopt.'

Rhens armen verstrakten bij mijn woorden, zijn lippen tot een dunne streep geperst. 'Mijn punt blijft staan, je moet mensen niet zomaar vertrouwen.'

Ik slaakte een verslagen zucht. Als dit zijn manier van bezorgd zijn, dan was het behoorlijk ineffectief. Ik was al mee met hem, er was niks dat ik kon veranderen. 'Ik zal het onthouden de volgende keer dat ik iemand beroof en diegene me dan uitnodigt om een paar dagen weg te gaan.'

Rhen rolde met zijn ogen, maar besloot het hierop te houden. Uiteindelijk beantwoordde hij dan eindelijk mijn vraag over onze eindbestemming. 'We gaan naar een kennis van me. Ik had vroeger wat onderzoek gedaan met hem naar de regressie en ik heb een recept nodig dat we gebruikt hadden.'

Voor een seconde was ik het einddoel vergeten van onze tijdelijke ontsnapping van de stad. Rhen ging me helpen met Isan. Isan die aan het wegkwijnen was. Ik knikte, al zag hij dat niet omdat ik achter hem zat.

'En dat zal hem helpen?'

Rhens stilte liet me weten dat het niet zo makkelijk was als ik hoopte. 'Het zal het proces in ieder geval versnellen als we niet helemaal van niets hoeven te beginnen.' Ik knikte, een brandende vraag waarom het onderzoek gestopt was als hij dacht dat verder eraan te werken zou helpen inslikkend. Mijn doel was een geneesmiddel voor Isan vinden en Rhen was de enige die me kon helpen. Wat hij deed of gedaan had, maakte allemaal niet uit. Hoe graag de vragen ook uit mijn mond wilden komen.

~***~

We namen een pauze bij een kleine oase waar Rhen ons naartoe geleid had. De zon zou alweer bijna opkomen en hij stelde voor om de eerste ochtenduren te benutten door te gaan slapen tot de hitte het niet meer toestand. Ik had ingestemd, al wist ik niet of slapen ging lukken. Het zandmannetje moest persoonlijk langskomen om zand in mijn ogen te gooien.

De kamelen nestelden zich naast de kleine pond waarin het heldere water de ondiepe bodem lieten zien. In de kalme bewegingen kon ik mijn eigen spiegelbeeld zien. Mijn wangen waren hol en wallen vormden zich onder mijn ogen, de realiteit was als een stomp in mijn maag. Ik had niet door dat ik mezelf zo aan het verwaarlozen was de laatste dagen. Gefrustreerd met mezelf, waste ik mezelf met het koele water alsof ik dan mijn verwaarlozing weg kon schrobben. De kou gleed het langs de groeven van mijn littekens op mijn handen die ik gekregen had na de brand. Ik waste en waste, tot mijn blik alleen naar de lelijke reflectie kon staren, wensend dat ik kon blijven leven in mijn onwetendheid.

'Hier.' Rhen reikte me een versleten doekje waar ik mijn gezicht mee afdroogde, zwarte haren plakten aan mijn gezicht door al het wassen. 'Kom wat eten als je klaar bent.' Ik krabbelde overeind om niet alleen achtergelaten te worden bij het water. Rhen had pak voor het circus nog steeds aan en draaide zijn staf in zijn handen uit verveling terwijl hij liep naar het kleine vuurtje dat hij wist te maken met de droge bladeren die hier lagen. Het was genoeg om het gedroogde vlees dat hij had meegenomen wat te verwarmen, voor er alleen as overbleef van ons kampvuur.

We aten in stilte zittend op een doek dat Rhen had uitgestald. Mijn blik ging af en toe richting Eyniv, maar er was nu niks te zien behalve het gele zand en de prachtige nachthemel die talloze kleuren had. De sterren glinsterden, maakten een spoor in de lucht als een school vissen naar hun bestemming. Het was een uitzicht die ik niet mee had kunnen maken in ons handelstadje waarin er altijd wel een teken van leven was.

Toen ik omkeek naar de spreekstalmeester, merkte ik dat zijn blik op mij gericht was. De afstand tussen ons was klein door het kleed, waardoor ik me meer bewust was van zijn aanwezigheid. Zijn gele ogen keken niet weg toen onze blikken kruisten. 'Is er iets?' vroeg ik in de hoop om zijn aandacht ergens anders naar te richten.

'Is dit je eerste keer buiten de stad?' Zijn vraag sloeg de spijker op zijn kop. De toon waarop hij het vroeg was echter geduldig en niet denigrerend zoals ik verwacht had.

'Ja.' Ik had nooit gedacht dat ik zomaar de stad uit zou gaan zonder mijn familie. Sterker nog, ik had altijd mijn best gedaan om Isan in Eyniv te houden toen hij er even doorheen zat met de bende. Nu had ik er niet eens lang bij stil hoeven te staan en ik volgde Rhen de stad uit op een kameel. Het was niet mijn slimst beslissing geweest, maar ik wist dat ik er ook geen spijt van zou hebben. 'En voor jou?'

'Ik heb rondgereisd met het circus, we hebben vele plekken door het land bezocht op zoek naar mensen die zich bij ons wilden aansluiten.' Rhen staarde naar zijn staf en de zwarte handschoenen die ernaast lagen die hij uit had gedaan voor het eten.

'Dat klinkt geweldig, rondreizen met je familie.' Misschien had ik dat ook wel gewild, als iedereen in de bende besloot op een kameel te stappen met een buidel aan eigendommen. We zouden elke stad kunnen bezoeken, de verhalen over de mythische zeeën of sneeuwbergen eindelijk met eigen ogen kunnen zien. In realiteit was het helaas niet zo makkelijk.

'Jouw bende geeft ook veel om je.' Rhens woorden raakten een gevoelige snaar. Nasher had het me een paar weken geleden ook gezegd. De bende hield van me en ik hield van hen, het was mijn familie, mijn bloed.

Maar toch voelde het eenzaam de laatste tijd.

'De laatste tijd... voel ik me zo alleen daar. Alsof ik er niet meer bij hoor.' Ik liet de woorden zachtjes ontsnappen aan de oren van een jongen waarvan ik wist dat het hem niet kon schelen, maar Rhen zou me ook niet uitlachen. Een pijnlijke blik in zijn ogen vormde.

'Wat vervelend, Nyra.' Tranen brandden in mijn ogen terwijl ik over mijn armen wreef alsof ik het koud had, maar eigenlijk wilde ik gewoon van het lege gevoel in me af. Mijn bloedende hart wilde mijn ontevredenheid nooit aan de bende laten zien, want als ik niet de altijd positieve, hoopvolle Nyra was in onze familie...

Wie was ik dan?

'Ik snap een beetje wat je bedoelt,' mompelde Rhen dan. 'Omringd zijn door mensen die veel voor je betekenen, maar toch een kloof tussen iedereen voelen. Het circus, iedereen zijn zulke getalenteerde mensen, maar het is niet hetzelfde meer als vroeger.' Zijn woorden waren als een troost voor me, de afstand die ik tussen mijn familie voelde, was niet met de Rhen wanneer ik met hem praatte.

Het herinnerde me eraan hoe een vriendschap aanvoelde en hoe het hoorde te zijn.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top