{.5.}
Met verwarde ogen kijk ik hoe Winter samen met de jager de kamer uit verdwijnt. Dorinda sluit de deur achter de twee en neuriet een melodie die enkel als vrolijk te beschrijven valt. "Waarom ben je zo vrolijk?" besluit ik te vragen, niet wetende of ik het antwoord leuk ga vinden.
Het haalt haar duidelijk uit haar moment. Een verstoorde blik komt mijn richting in maar ze lijkt zich te bedenken. Dit keer zet ze mij niet gelijk op mijn plek. Haar vuurspuwende ogen doven iets waarna de vrolijke glimlach weer terugkomt rond haar lippen. "Oh, niets bijzonders," zegt ze enkel terwijl ze haar weg weer naar mij toe maakt. Ze neemt haar vertrouwde plek in voor de spiegel. Het parfumflesje wat aan haar rechterkant staat pakt ze op om haar nek vol te spuiten. Opnieuw hoor ik dat melodietje dat ze neuriet. Met een kwast en wat rouge werkt ze haar wangen bij tot ze tevreden in de spiegel kijkt naar datgeen wat ze ziet. Zoals altijd kijkt ze langs mij heen.
"Wil je niet antwoord hebben op je vraag?" Het is vreemd hoe ze haar vraag niet stelt, nee hoe ze mij niet commandeert antwoord te geven!
"Alles op zijn tijd spiegel. Alles op zijn tijd. Schoonheid laat zich niet haasten." Haar nog altijd rode lippen perst ze even op elkaar voor ze van elkaar te laten springen.
"Spoedig zal mijn naam weer op jouw lippen liggen spiegel, en dan is alles weer zoals het hoort."
Een akelig gevoel overkomt me terwijl mijn ogen groot groeien. Oh nee... Winter!
~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~~
De bomen zijn dicht begroeid in het bos. Ze moeten vast al een heel eind gelopen zijn. Winter kan zich niet herinneren dat hij zo diep het bos in is geweest. Zijn kruisboog ligt in zijn handen terwijl hij de omgeving in de gaten houdt. Waarom hij hier is snapt hij nog steeds niet helemaal. Het is vreemd, het is niet alsof hij er echt een goede uitleg van heeft gekregen. Jagen is niet echt iets noodzakelijks. Er is altijd genoeg eten in het kasteel dus het is eigenlijk gewoon niet te begrijpen. De man die met hem is meegestuurd heeft ook al de hele weg niets tegen hem gezegd, ze hebben in stilte naast elkaar gelopen en die stilte begint snijdend te worden.
Abrupt staat de jager stil waardoor ook hij zijn pas inhoudt. "Kijk, daar."
Winter volgt met zijn ogen de vinger van de man die door het bladeren dek wijst. Een prachtige vogel vliegt over het bladderen dek heen. Het is een prachtig beest met een prachtig veren dek. Hmm, misschien zijn ze hier wel voor de garderobe van zijn stiefmoeder. Die vrouw draagt de meest bizarre dingen. Ergens heeft hij wel medelijden met de arme vogel die waarschijnlijk eindigt als een of andere hoed of tas.
"Sta daar niet zo, doe het." Geschrokken kijkt Winter even om naar de man waarna hij toch wat twijfelachtig zijn kruisboog omhoog richt. Kleintjes knijpt hij een van zijn ogen samen zodat hij een duidelijker mikpunt heeft terwijl hij over de pijl naar boven kijkt. Met zijn armen beweegt hij de kruisboog precies mee zoals de vogel vliegt, wachtend tot de vogel op een plek is waar het bladderdek minder dichtbegroeid is. Elke keer als dat moet draait hij zijn lichaam steeds een stukje bij en bij totdat hij zover is omgedraaid dat hij recht in een andere kruisboog kijkt. Geschrokken valt zijn kruisboog uit zijn handen terwijl hij recht in de pijl kijkt die op hem is gericht.
"Wat heeft dit te betekenen?' vraagt hij wat verward. "Ik beveel je om die kruisboog onmiddellijk naar beneden te doen!"
De jager zet een paar stappen dichterbij en Winter is gedwongen achteruit te stappen. Met zijn eigen wapen niet meer in zijn handen is dit een verschrikkelijke positie om in te zitten. Schichtig kijkt hij even om zich heen, zoekend naar iets van een uitweg maar alle bomen lijken zo op elkaar dat hij werkelijk geen idee heeft waar ze überhaupt zijn! Hoe ver zou hij kunnen komen als hij zou rennen? Zou hij de jager af kunnen schudden? Zou hij nog thuis kunnen komen?
Winter kijkt geschokt weer terug, hij verwacht een schok van pijn door zijn lichaam heen maar in plaats daarvan blijft de pijn uit. Zoals zijn boog eerder uit zijn handen gevallen was ziet hij hoe de jager ook zijn boog laat vallen. De man legt zijn hoofd in zijn handen terwijl hij zijn hoofd hevig schudt. "Ik kan het niet, ik kan het niet!"
Winter probeert een stap in zijn richting te zetten in de hoop iets van deze situatie te kunnen begrijpen maar zodra hij dat probeert te doen worden zijn bewegingen ontkracht.
"Maak dat je hier weg komt!" De jager haalt zijn gezicht uit zijn handen en kijkt vol gekte uit zijn ogen. Er zit zoveel angst in, zoveel spijt en zoveel medelijden. Winter heeft werkelijk geen idee hoe hij die blik precies moet ontcijferen.
"Ga zeg ik je!"
Opnieuw komt de man op hem afgelopen. De dreiging van de stappen zorgt ervoor dat hij bijna over zijn eigen voeten heen struikelt terwijl hij achterover strompelt. Zonder er verder over na te denken rent hij. Zo hard als hij kan, nee harder dan hij kan! Winter weet niet waarom hij rent of waarvoor hij wegrent maar hij beseft zich dat er een goede kans was geweest dat hij nooit meer had kunnen rennen, en dat beangstigd hem.
Zijn voeten komen in een snel tempo neer op de ongelijke bos grond. De dichtbegroeide bomen lijken steeds dichter op elkaar te staan terwijl hij werkelijk geen idee meer heeft wat nou links of rechts is. Hevig gaat zijn borstkast op en neer terwijl hij voelt hoe zijn benen zwaar beginnen te worden. De vermoeidheid valt als een vlaag over hem heen maar hij durft zijn voeten nog niet te laten stoppen. Hij moet door hij zal door! Winter stapt opnieuw op een dek van bladeren voor hem en voordat hij goed en wel zijn volgende stap kan nemen hangt hij ondersteboven aan een van de vele bomen. Beduusd staart hij voor zich uit terwijl hij amper door heeft dat er zeven figuren vanuit de schaduwen van de bomen tevoorschijn stappen.
"Nou, nou, nou, wat hebben we hier?"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top