{.4.}

De stilte is verstikkend. Ik dacht dat ik eraan gewend was ondertussen, die leegte. Maar na al die jaren voel ik mij verstikt door de stilte in de ruimte, na al die jaren voelt het verkeerd dat Dorinda niet voor mij staat met haar opgekrulde mondhoeken.

Met mijn knieën opgetrokken zit ik op de koude grond terwijl ik de kamer in kijk. Sinds ze weg is gelopen heb ik haar niet meer gezien en juist dat beangstigt mij. Het beangstigt mij meer dan zou moeten en niet omdat ik bang ben voor mezelf. Nee, ik ben bang voor iemand anders. Winter. Ik had zijn naam nooit moeten zeggen! Ik had moeten liegen! Ik had haar gewoon het antwoord moeten geven waar ze zo naar verlangt maar het ging niet. De leugen kwam niet over mijn lippen heen.

"Uwe hoogheid?" Bij de sprankelende stem schiet ik meteen overeind van de grond. De jongen met ravenzwart haar loopt met voorzichtige stappen de kamer in. Hij kijkt een keer naar links, dan een keer naar rechts, en weer voor zich uit. Ik wacht op het moment dat de andere figuur ook de kamer binnen stapt, maar dat gebeurt niet. Hij sluit de deur achter zicht. Hij is dit keer alleen! Met voorzichtige stappen maak ik mijn weg naar de spiegel toe, alsof ik bang ben dat hij mijn voetstappen anders zou horen. Mijn handen leg ik tegen de wand aan die voor mij doorzichtig lijkt terwijl ik toe kijk hoe hij zijn weg verder de kamer in maakt. Opeens voelt de stilte in de ruimte niet meer zo verstikkend. Met mijn ogen volg ik zijn weg. Richting de boekenkast, langs het dressoir en richting... richting mij!

Wat geschrokken zet ik een stap achteruit. Alsof ik me heb gebrand aan een brandplaat kijk ik naar de zwartharige schoonheid die voor de spiegel komt staan. Zijn ogen kijken zoekend, alsof hij iets zoekt achter zijn reflectie, iets wat nog niet tastbaar voor hem is. "Ik dacht toch echt dat ik...," zegt hij bedenkelijk terwijl zijn handen over het glas heen strijken. Hoe zou het zijn? Zijn huid voelen op dat van mij? Zijn handen moeten vast ontzettend zacht zijn. Op een langzaam tempo maak ik mijn weg weer terug naar voren. Mijn handen leg ik tegen het glas, recht tegen die van hem aan en voor een moment lijkt het even alsof ik zijn sneeuwwitte huid kan voelen. Alsof er geen spiegel tussen zit. Mijn lippen krullen omhoog in een glimlach, iets wat lang niet meer is gebeurd. 

Het is op dat moment dat hij degene is die achteruit schokt. Wat verbijstert kijk ik naar zijn geschrokken gezicht terwijl hij zijn vinger uitsteekt naar de spiegel, naar mij. Kan hij? Nee!

"Ik zie spoken. Ik zie gewoon spoken. Dit is niet echt, dit kan niet echt zijn." Hoor ik hem in zichzelf mompelen terwijl hij zijn arm terugtrekt en zich duidelijk probeert te herpakken. "Kan je me zien? Kan je me echt zien?" vraag ik met een zekere hoop in mijn stem. De hoop dat ik me niet vergis. 

Opnieuw zie ik zijn ogen mijn kant op schieten. "Dus toch..." De woorden zijn bijna een fluistering, maar ik kan de bevestiging in zijn ogen zien. Hij heeft me wel gezien! En gehoord! IK voel hoe mijn hart opeens een slag sneller slaat dan normaal. De realisatie zorgt ervoor dat er weer een glimlach rond mijn lippen komt te staan. Dat is lang niet meer gebeurd. Ben ik dan eindelijk niet meer alleen?  

"Wie ben jij? En wat? Wat, nee waarom?" Ik had het natuurlijk kunnen verwachten. De vele vragen die over zijn lippen heen komen. Helaas kan ik hem niet geheel beantwoorden. Dat zou ons beide meer kwaad doen dan goed.  

"Scarlett," antwoord ik terwijl ik voel hoe mijn wangen net zo rood kleuren als mijn rode lokken. Opeens voel ik me verlegen nu hij mij kan zien. "Dat is een mooie naam. Ik ben W," – "Winter, dat weet ik," onderbreek ik hem met een klein knikje waardoor hij mij enkel wat verbijsterd aan kijkt. "Waarom zit je in die spiegel Scarlett?" stelt hij zijn vraag van eerder iets duidelijker. De glimlach die rond mijn lippen ligt trekt langzaam een beetje weg. "Dat kan ik je niet vertellen Winter," zeg ik hoofdschuddend. "Maar ik ben zo blij dat je me ziet. Het is zo lang geleden dat ik iemand heb gesproken." Kort trekt zijn voorhoofd samen in een frons en het geeft een grappig effect. Zachtjes moet ik even lachen. "Je bent mooi als je lacht." Gelijk stokt het geluid van het lachen in mijn keel terwijl ik hem wat verbijsterd aan kijk. Meteen schud ik mijn hoofd. "Zeg dat alsjeblieft niet," zeg ik hem terwijl mijn ogen triest staan. "Waarom niet? Het is enkel de waarheid." 

Het is naïef van hem. Oh zo naïef. Het is duidelijk dat hij geen weet heeft van het gevaar wat er nog gaat komen. Opeens voel ik het eerdere gevoel van angst en verstikking weer in mij oplaaien. Wat zou er gebeuren als Dorinda haar handen op hem kan leggen? Welk lot zal ze voor hem creëren? Het kan niets anders dan verschrikkelijk zijn, en iets in mij zegt dat hij er niet zo makkelijk vanaf komt als mij. "Luister, er is iets wat ik je moet vertellen. Kijk alsjeblieft uit voor Dor,"

"Aah, Winter! Precies degene die ik zocht." Mijn blik schiet naar Dorinda die Winter bekijkt met een grote grijns rond haar lippen. Haar ogen staan donker terwijl er een man achter haar vandaan komt, het is een jager. Wat is ze van plan? 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top