{.2.}

"Uwe hoogheid? Bent u er?" De stem van de jongen trekt gelijk al mijn aandacht naar zich toe. Rustig sta ik op van de grond, loop ik dichter naar de spiegel toe en leg ik mijn handen op het oppervlak. Ik betrap mezelf er zelfs op dat mijn hoofd tegen het koude glas aan ligt. Schoonheid is macht, dat is wat mijn moeder mij altijd heeft verteld, opeens snap ik die woorden.

"De kust is veilig kom." zegt de diepe stem, een warme stem. Het is net als een kop warme chocola na spelen in de sneeuw.

"Winter! Nee, kom. Dit is geen goed idee." De jongen rolt gelijk met zijn ogen terwijl hij verder de kamer in loop. Zijn voetstappen zijn hard en vastberaden, alles behalve voorzichtig terwijl hij richting de boekenkast in de kamer loopt. Winter. Het is alsof ik de naam op mijn tong kan proeven zonder dat ik hem hoef uit te spreken. 

"Het is mijn stiefmoeder maar Aaron, als ze ons betrapt dan knipper ik een paar keer met mijn ogen en dan is er niets aan de hand."

Met stillere voetstappen loopt de jongen met de naam Aaron ook verder de kamer in. "Je moeder is niet een van de vrouwen die zonder vraag aan je voeten liggen Winter, kom we gaan." probeert de jongen nog maar Winter is duidelijk niet geïnteresseerd in zijn woorden.

Met zijn vingers gaat hij langs de boeken op de planken, duidelijk opzoek naar een specifiek boek, of misschien lijkt het maar zo. Hij pakt in ieder geval geen boek uit de boekenkast. Elke beweging volg ik. Een beetje als betovert. Bijna net zo als de kwijlende bewakers net naar Dorinda hadden gekeken. Belachelijk, nu lijk ik wel een kwispelende puppy, maar kan het anders? De raven zwarte haren lijken perfect langs het gezicht van de jongen te hangen. Zijn huid wit, en zo gaaf dat het net lijkt alsof hij gemaakt is van porselein en wanneer hij mij aankijkt zie ik in zijn blauwe ogen hoe sterk hij is. Wanneer mijn ogen afdwalen naar zijn lippen zie ik die al bekende kleur. Het was de kleur die de koningin net nog probeerde te bereiken.

Mijn borstkast komt omhoog, mijn ogen groeien en mijn adem laat ik niet ontsnappen zodra de jongeman zijn stappen mijn richting op zet. Voor mij stopt hij, hij kijkt mij aan, ik kijk hem aan. Ik zie hem, en hij ziet zichzelf. Ondanks dat heb ik het idee dat hij recht door mijn ziel heen kijkt, dat hij in ieder geval kan voelen dat ik er ben. Dat er iemand terug kijkt.

"Winter kom nou! Straks komt ze terug." Mijn blik gaat kort naar de jongen die met zijn handen in het haar staat voor mijn blik weer wordt terug getrokken naar de jongeman voor mij, naar Winter. Net een magneet. Hoe kan je niet naar hem kijken?

"Die spiegel, voel jij dat ook?"

"Nee, ik voel niets, kom!" Moet hij mijn plezier nou verpesten? Net wanneer ik een connectie voel, net wanneer hij op het juiste pad is om mij te ontdekken probeert die geweldige vriend hem weg te trekken! Aaron pakt de arm van Winter vast, van plan om hem mee te trekken maar de jongeman trekt zichzelf los uit de greep. "Aaron ik meen het! Er is iets met die spiegel." Twee ogen vol ongenoegen krijgt Aaron naar zich toe gegooid, meteen deinst hij wat achteruit door de autoriteit die Winter duidelijk uitstraalt. Geen wonder dat Dorinda nooit praat over haar stiefzoon. Ze staat compleet in zijn schaduw. Ik voel hoe de blik van Winter weer terug schiet naar zijn reflectie, opnieuw voel ik mijn hart even stilstaan. 

"Ik wil niet onbeleefd zijn, maar het is beter om te gaan. Zodra mensen je missen komt het bij je moeder terecht. De vorige keer dat ze je vond in de kamer is ook niet goed afgelopen. Winter, denk toch na. Het is maar een spiegel."

Maar een spiegel?! Ik ben niet meer aan spiegel, hartelijk bedankt! Ik ben een mens van vlees en bloed, ik ben niet maar een spiegel. Ik ben hier, ik ben werkelijk hier!

"Je moet andere vrienden gaan zoeken Winter." mompel ik zachtjes, meer in mezelf dan tegen de twee jongens die voor de spiegel staan. Ze kunnen mij toch niet horen. Toch kijk ik op, in de hoop dat een van hen mijn stem misschien heeft gehoord, er ligt alleen geen verwarring in de ogen, en vragen gesteld over het horen van stemmen wordt er ook niet, het gesprek gaat verder waar het gesprek was gebleven.

"Oke dan, we gaan."

Ik kom voor de laatste keer oog in oog te staan met hem. Winter staart mij aan, maar uiteindelijk blijkt hij toch alleen maar naar zichzelf te staren wanneer hij het plukje haar weg haalt wat al de hele tijd verkeerd zit. Zie je? Ik ben niet belangrijker dan een plukje haar wat in de weg zit. Ik ben maar het meisje in de spiegel. 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top