{.1.}
De dieprode lippenstift raakt de volle lippen van de vrouw voor mij, de kleur van bloed, en haar kennende is dat niet eens een vreemd idee. Misschien is het wel bloed, ik weet dat ze er toe in staat is. Uiterlijk bedriegt, het is een les die ik op de harde manier heb moeten leren. Keer op keer heb ik moeten toekijken hoe ze haar slachtoffers van alle eer ontneemt, hoe ze ha..
"Spiegel." Voor eens ben ik bij dat ze mijn gedachtes breekt. Het beeld wat ik voor mij zie is mij wat te veel. Hoe ze het bloed aftapt van haar slachtoffers om er lippenstift van te maken, of misschien zelfs erger.
"Krijg ik nog een antwoord op mijn vraag?" Kleine plukjes haar die uit model lijken te zijn strijkt ze nog even goed om vervolgens goedkeurend in de spiegel te kijken. Langs mij heen, alsof ik er niet een ben. Alsof ik maar een vlekje ben op haar perfecte reflectie. Haar rode lokken lijken elke dag een klein beetje meer te glanzen. Het is misselijkmakend hoe ze lijkt te genieten van de schoonheid in de spiegel, en nee, ze geniet niet van mij. Ze geniet van zichzelf. Altijd en alleen maar van zichzelf.
Ik heb twee opties. Ik kan eerlijk zijn en zeggen dat ik de vraag niet heb gehoord , of ik kan antwoord geven op de vraag die ondertussen in mijn geheugen staat gegrift. Samen met het antwoord wat ik elke dag meerdere keren herhaal. Ik moet wel, ik heb geen andere keuze dan haar te vertellen wat ze zo graag horen wil.
"Natuurlijk, je bent de mooiste, net zo mooi als je tien minuten geleden was, maar als ik zo vrij mag zijn mijn echte mening te geven, gaat die schoonheid niet heel veel verder dan de hoeveelheid lippenstift die je op je lippen smeert." Ik verras mezelf door de bittere toon die mijn stem aanneemt. Een benauwd gevoel begint mij meteen te bekruipen terwijl mijn ogen schieten naar alles op haar kaptafel waarmee ze mij in scherven zou kunnen slaan.
Dorinda klapt in haar handen en een lach ontstaat op haar bloed rode lippen, die haar spierwitte tanden onthullen, perfect op een rij. Haar lach klinkt hysterisch en lijkt na te galmen. Alsof de lege ruimte achter mij het geluid meerdere keren terug kaatst. Het zingt rond mijn oren en doet mij zeer.
"Oh spiegel, niet zo narcistisch, het gaat niet om wat jij denkt. Het heeft nooit gegaan om wat jij denkt." De glimlach rond haar lippen zegt mij dat ze tevreden is met haar woorden. Haar ogen staan sprankelend zoals altijd, weer een dag waarin er niets veranderd is. Het enige wat is veranderd is de kleur van haar lippen.
"Nou als je mij wilt excuseren, ik heb een koninkrijk om te runnen."
De vrouw strijkt haar jurk nog eens glad en kijkt voor de laatste keer in de spiegel, voor ze zich omdraait en met opgeheven hoofd de kamer verlaat. Ik hoor hoe haar voetstappen langzamerhand afzwakken in geluid. Het harde getik van haar hakken klinkt al snel enkel als een fluistering. Mijn ogen volgen haar wanneer ze de hoek om loopt, ik zie hoe de bewakers bij de deur nog een blik richten op de rug van de bloedmooie koningin. De kwijl kan ik bijna van hun lippen af zien lopen. Ze zijn ook allemaal hetzelfde, geen wonder dat haar macht zo ver reikt. Ik ben ook niet verbaast wanneer de twee bewakers besluiten om van hun post af te lopen om Dorinda te begeleiden naar de troonzaal. Het zijn net twee kwijlende puppy's, kwispelend om aandacht. Ze hoeft niet eens iets te zeggen, iedereen ligt met een enkele blik aan haar voeten. Het is de magie van de schoonheid, en iedereen laat zich meeslepen in die magie. Haar magie is alleen niet schoon, het is een ware vloek en ze twijfelt er niet aan om je de afgrond in te sleuren als dat haar uitkomt.
Ik laat mezelf op de grond zakken en zucht zachtjes. Mijn benen sla ik over elkaar en ik kijk op richting de lijst van de spiegel. Ik ben opgegroeid met een lijst om het leven doorheen te zien. Ik ken niet veel anders dan kijken naar het leven van andere maar zelf niet gezien worden. Daar heeft Dorinda wel voor gezorgd, dat ik door niemand gezien kan worden. Te bang dat ik een manier vind om te ontsnappen aan haar zeer creatieve cel. Iedereen die in de spiegel kijkt ziet zijn reflectie, maar niemand ziet mij. Niemand.
Het ergste nog misschien, is dat ik mezelf niet eens kan zien. Soms kijk ik wel eens naar beneden, om een indicatie te krijgen. Ben ik gegroeid? Ja, ik kan mij nog herinneren dat de vloer wel eens dichterbij is geweest. Ook mijn rode lokken komen tot steeds verder, met dode punten en al. Soms ben ik wel eens bang, lijk ik misschien teveel op haar? Het liefste lijk ik zoveel mogelijk op mijn vader, dan maar lelijk.
Schoonheid is een last, ik kan het weten.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top