Hoofdstuk 2
Een groot kampvuur verlichtte de open ruimte. Iedereen wachtte met een bang gezicht af.
Als men op de hoorn blies, dan was er altijd een noodgeval. Ook al kon ik niet zo goed door de menigte zien, toch kon ik door sommige hoofden heen de mannen van de jacht snel, maar stuntelig, zien aankomen. Sommigen van hen hielden iets zwaars vast.
Ik kneep mijn ogen tot spleetjes. Was dat... .
'Weet jij wat er is?' een hoge bekende stem verbrak mijn gedachte.
Terwijl ik mijn schouders ophield schudde ik met mijn hoofd.
'Ik heb geen idee An, maar heb jij Derek al gezien?'
Plots zette ze grote ogen op waarna ze bruut naar voren rende. Verbaast liep ik achter haar aan, ondertussen verontschuldigingen mompelend.
'Annelies, wat doe je nu,' siste ik wanneer ze plots naast iets neer hurkte. Pas wanneer ik zag wat, of beter wie het was, sloeg ik geschrokken mijn handen voor mijn mond. Kreten en ongelovig gefluister weerklonken vanuit het publiek.
Tranen biggelde over haar wangen. Zelf kon ik me ook nauwelijks inhouden.
'Wat is er gebeurd,' vroeg ze terwijl er een snik uit haar keel ontsnapte.
Snel hurkte ik naast haar neer om haar te troosten.
Ze zat namelijk gehurkt naast een jongen, Derek.
Haar broer. Hij was 21 jaar en leek veel op haar, zowel uiterlijk als karakter. Ik geef toe dat ik hem ook best wel leuk vond.
Hij was een van de beste jagers van het dorp.
Ooit had hij eens een beer gevild met alleen maar een zakmes. Een verhaal dat hij altijd vol trots vertelde, en een maal waar iedereen watertandend aan terug dacht.
Dus hoe kon hij hier nu liggen, zwaar gewond en nauwelijks in leven.
'Iedereen moet rustig blijven,' bulderde opeens een luide stem. Meteen was het stil.
Een stevige man met lange bakkebaarden kwam naar ons toe.
Dat was Jonathan, de leider, en de man die gesproken had.
'Wat is er gebeurd!'
Deze keer klonk Annelies haar stem hard en bijna geïrriteerd.
Iedereen knikte, we wilde het antwoord weten.
De man zuchtte waarna hij met een luide stem over de menigte riep, zodat iedereen het goed kon horen.
'Onze beste en jongste jager, een zoon van ons dorp, Derek is aangevallen door het beest dat wij allen vrezen.'
Geschokte reacties weerklonken vanuit de groep. We wisten wat dit betekende: de wolf was weer op pad. Ondertussen had de moeder van Derek en An zich al in de armen van haar man geworpen, op zoek naar troost.
'Gelukkig hebben we het spektakel net op tijd gevat. Eén van mijn mannen heeft het monster verminkt, jammer genoeg kon het nog vluchten waardoor we hem niet konden doden.'
Iedereen wachtte met ingehouden adem af.
'Derek leeft nog, maar zoals jullie kunnen zien, is hij zwaargewond. We weten niet of... .'
'Wel waar wachten we dan nog op! Iedereen help, hij moet naar de zieken hut,' schreeuwde ik.
Plots sprong iedereen in beweging. Twee mannen namen Derek beet waarna iedereen uiteen week zodat ze er door konden.
Net als Annelies, volgde ik ze bang op de voed terwijl ik mijn blik niet van Derek afhield.
Gelukkig ademde hij inderdaad nog, maar wel heel krampachtig. Dat kwam vooral door de drie diepe wonden in zijn borst. De klauwen van dat beest moesten enorm zijn.
Ondertussen was iedereen druk in de weer. De Bakker kwam aanzetten met water waarna De Visser ons genoeg doeken gaf waar we het bloed mee konden stelpen.
Natuurlijk was de hut veel te klein voor zoveel mensen. Dus toen Derek voorzichtig binnen werd gedragen, moest iedereen buiten wachten. Sommigen gingen al naar huis om daar te bekomen van het nieuws.
Enkel de genezer mocht daar blijven en omdat Annelies een goede assistente was mocht zij helpen.
'Sorry Roodkapje,' zei de genezer opeens terwijl ze haar lange haren vastmaakte. 'Jij moet buiten blijven.'
Ik wilde nog protesteren maar daar was geen tijd voor, dus knikte ik waarna ik kwaad mijn kaken op elkaar klemde. Bang keek ik naar de grond.
'Het komt wel goed,' mompelde ze snel voor ze de deur met hard gekraak sloot.
Daar stond ik dan.
Ondertussen was het al donker geworden, enkel door het zwakke vuur in de verte en enkele kaarsen in verschillende huizen kon ik nog zien waar ik naar toe moest.
Ik had het plots ijskoud.
Snel trok ik mijn rode mantel strakker om me heen.
Waarom moest hém dit juist overkomen, dacht ik bij mezelf.
Langzaam gleed er een enkele traan over mijn wang die een warm spoor achterliet.
Zijn huid was zo bleek, bijna net zo bleek als het mijne en dat was geen goed teken.
En het bloed, zoveel bloed. Het zat overal.
De rillingen liepen over mijn rug. Snel trok ik mijn keep steviger om me heen. jammer genoeg hielp het niets, zoals ik wel had verwacht.
Een laatste keer keek ik achterom. Door het kaarslicht dat vanbinnen uit, uit het raam scheen, kon ik de vrouw heel geconcentreerd bezig zien. Annelies daarentegen volgde nagel bijtend al haar bevelen op.
'Ah daar ben je.' Toen ik me omdraaide stond mijn moeder bezorgt voor me.
Langzaam opende ze haar armen waarna ik naar haar toe ging om haar warme knuffel te ontvangen.
Nu stroomde de tranen uit mijn ogen. Al snel begonnen mijn schouders te schokken waarna mijn moeder me voorzichtig over m'n hoofd streek.
'Het komt wel goed,' fluisterde ze me steeds keer op keer toe.
Ik huilde, ik weet niet hoelang maar ik had het gevoel dat ik nooit kon ophouden.
Steeds bleef ze die woorden fluisteren en na een tijdje, geloofde ik ze.
Tot mijn verbazing schokte mijn schouders niet meer en de paar laatste tranen rolde van mijn kin. Al snel kwam de vermoeidheid met de overhand.
Voorzichtig leidde mijn moeder me naar huis.
Toen we daar aankwamen, kon ik mijn ogen bijna niet openhouden.
Zonder vragen te stellen liet ik me in bed stoppen waarna de donkere duisternis me overnam.
Wanneer ik de volgende morgen wakker werd, keek ik verbaast om me heen.
Even was ik alles vergeten. Die korte tijd voelde heerlijk. Maar na een paar keer knipperen, kwam alles langzaam terug. Snel sprong ik uit bed.
Blijkbaar had mijn moeder mijn mantel en schoenen uitgetrokken voor ik in bed kroop, dus nam ik die en trok ze aan.
Toen ik me naar beneden had gehaast zat m'n moeder al aan tafel. Een lief glimlachje kroop over haar lippen toen ze me zag. 'Goed geslapen?'
Ik knikte zwakjes waarna ik bij haar aan tafel ging zitten. Ze nam mijn handen beet en kneep er eens in, ter bemoediging. Even keek ik uit het raam. Het moest nu al rond de middag zijn. Had ik zo lang geslapen?
Langzaam richtte ik me weer tot mijn moeder. Ik opende mijn lippen om iets te zeggen maar voor ik dat kon, weerklonk het luide gebrul van de hoorn weer.
Weer gingen we gehaast naar de binnenplaats.
Net als gisteren stond iedereen dicht bij elkaar. Ook stond Jonathan weer in het midden om ons toe te spreken.
Ik haatte het wanneer hij zijn emotie loze masker op zette. Dan kon ik nooit zien of er goed of slecht nieuws was.
Weer hield iedereen zijn adem in tot hij sprak.
'Derek zijn toestand is kritiek,' begon hij meteen. Ik was wel blij dat hij er geen doekjes om wond. 'Toch zei De Genezer dat hij het kan overleven,' vrolijke kreten kwamen uit het publiek en ook ik begon meer hoop te krijgen. 'Maar,' snel was iedereen weer muisstil. 'Ik heb jullie hulp
nodig.' Even keek hij rond naar al de verbaasde gezichten. Ik snapte er niks van, tot hij zijn arm hief om ons iets te tonen.
Het was klein en van deze afstand kon ik het amper zien.
Maar toen ik mijn ogen tot spleetjes keek snapte ik er eerst niets van.
Een simpel paars met wit bloempje werd aan iedereen getoond.
'Dit is het zeldzame viola tricolor,' riep hij als antwoord.
Wacht, ik kende dat bloempje.
'De Genezer zegt dat ze deze bloemen nodig heeft. Het zou een kracht bezitten waardoor wonden rapper en beter genezen. Alleen met dit bloempje zou hij het overleven.
Alleen is dit het laatste bloempje dat ze heeft en dat is dus niet genoeg. Nu mijn
vraag.' Even keek hij iedereen, vooral de mannen, één voor één aan.
'Ik heb een groep mensen nodig dit dit diep in het woud willen gaan halen,' geschokte geluiden verspreidde zich. Mensen begonnen te fluisteren, besprekend of dit wel een goed idee was.
'Waarom zouden wij ons leven wagen voor hem?! Er is al vaker iemand gestorven op die leeftijd, de meeste zelfs door een jachtongeluk. Waarom zouden we nu dan meer levens op het spel zetten?!' een arrogante stem klonk vanuit het volk. Woedend snoof ik.
Dat was Erik.
Hij was 25 jaar oud en bijna net zo'n goede jager als Derek.
Hij was lang, goed gebouwd. Had donker haar met, wonderbaarlijk genoeg, blauwe ogen. Eigenlijk was hij best knap, maar het is het innerlijk dat telt en dat zint me niet. Jammer genoeg zag hij me wel zitten, hij zegt altijd dat wij "voorbestemt" zijn. De meeste zeggen dat ik geluk moet hebben, aangezien hij de zoon van Jonathan was.
Maar ik vond hem maar een arrogante rotzak.
Hij dacht steeds dat hij overal de beste in was en was daarom ook stikjaloers op Derek. Omdat die de beste jager was.
Tot mijn afschuw hoorde ik enkelen instemmend fluisteren. Kwaad keek ik om me heen.
Ik had me nog maar net omgedraaid of ik werd al verast. Ik slaakte een klein gilletje toen een ijzige hand nam me bij mijn hals.
'Ik ben hier liefje,' zei een slijmerige stem. Twee natte lippen raakte snel mijn wang waardoor de rillingen door mijn lijf gierde.
Een gemene grijns keek me aan.
Snel week ik naar achteren, zo ver mogelijk van hem.
Ik wilde iets bitters zeggen, maar ik had mijn mond nog niet geopend of er klonk opeens een stem: 'Eigenlijk heeft hij wel een punt.'
Erika zelfingenomen grijns werd nog breder toen hij dat hoorde.
Ik werd er alleen maar woest van. Zonder dat ik het zelf besefte, stapte ik stampvoetend naar voren waarna ik iedereen toeriep. 'Hoe durven jullie dat te zeggen! Derek heeft al oneindig veel dingen voor ons gedaan, hij zorgde voor de beste feestmalen! Zijn jullie die beer al vergeten!? We zijn het hem verschuldigd, omdat hij al zoveel voor ons heeft gedaan!'
Kwaad keek ik het publiek aan. Gelukkig knikte iedereen.
Toen ik de overwinning proefde grijnsde ik gemeen naar Erik. Blijkbaar boeide het hem niet, hij stond er maar wat verveeld bij. Jammer genoeg was zijn lach niet verdwenen. Langzaam kwam hij ook naar voren waarna hij ongemakkelijk dicht bij me kwam staan.
'Ik hou er van als je zo... Het initiatief neemt,' zachtjes streek hij met een vinger langs mijn kaaklijn.
Waarom was hij toch zo handtastelijk? 'Hoe moet je dan wel niet in bed zijn. Daar zal ik wel snel achter komen zeker.'
Hard duwde ik hem van me weg waarna ik een dierlijke grom liet horen.
Verbaasd sloeg ik mijn handen voor mijn mond. Was ik dat? Maar enkelen hadden gezien wat er gebeurde, zij keken me beangstigend aan.
'Jij...'
'Het is al goed.' Net toen ik hem wilde uitschelden, nam een grote hand stevig mijn schouder beet. Gelukkig had Jonathan me tegengehouden, anders had ik misschien dingen gezegd waar ik later spijt van had krijgen.
'Erik, let op je manieren,' de jongen mompelde geërgerd een excuus waarna hij kwaad naast zijn vader ging staan.
Zelf voegde ik me weer terug bij de anderen. Daarna vervolgde de man: 'Wat Roodkapje zegt klopt. Derek heeft zoveel voor ons gedaan, we zijn het het hem verschuldigd. En daarbij, de andere mannen die waren verongelukt, konden niet meer gered worden. Derek kan dat wel! Daarom zullen we het dan ook op zen minste proberen,' brulde hij waarna hij snel zijn hand op Eriks schouder legde. 'Omdat mijn zoon de op een na beste jager is...' toen Erik dat hoorde hield hij kwaad zijn neus op. Spottend grinnikte ik. 'Zal hij de groep leiden. Hij let op het gevaar en zal iedereen beschermen. Wie gaat er mee?'
verontwaardigd schudde Erik zijn hoofd. Vervolgens begon hij kwaad te discussiëren met zijn vader. Normaal gezien zou ik dit grappig gevonden hebben. Maar niet nu ik dit van plan was.
'Ik wil graag met jullie mee!'
Iedereen keek me verbaasd aan, zelfs Erik.
'Roodkapje, ik denk niet dat dat een goed idee is,' begon Jonathan voorzichtig. Kwaad protesteerde ik. 'Waarom niet? Ik ken die plant, ik weet waar ze ongeveer groeit, jullie niet. Ik wil jullie helpen. Ik kan aan m'n groo...'
'Nee Roodkapje, jij moet hier blijven. Wij zullen het wel vinden'
'Maar ik...'
'Neen, jij blijft hier het is te gevaarlijk! Vooral voor een teder meisje als jij.' Deze keer klonk zijn stem hard en kil. Gekwetst keek ik hem aan waarna ik me kwaad omdraaide en vertrok.
Iedereen week uiteen voor me, zodat ik er moeiteloos door kon.
Stampvoetend liep ik naar huis.
Ik ging mijn spullen pakken. Ik moest en zou dat kruid vinden, of het nu mocht of niet.
Ik was geen teder meisje. Ik zou ze eens wat laten zien.
Ik kon toch moeilijk toekijken en niets doen.
Net toen ik naar mijn kamer wilde gaan, hoorde ik de deur. Geschrokken bleef ik staan.
Ik verwachtte eerst mijn moeder te zien, toch was ik niet verbaasd toen ik zag dat het Annelies was.
'Ik weet wat je van plan bent en ik verbied het je!' Koppig stond ze met haar armen voor haar borst bij de voordeur te pruilen. Ik zuchtte
'An, ik kan niet niets doen,
ik weet...'
'Maar ik wil jou ook niet verliezen,' de tranen blonken in haar ogen. Voorzichtig ging ik naar haar toe om haar te omhelzen. 'Als ik terug bent hoef je niemand te verliezen,' stelde ik haar gerust.
'Maar stel dat de wolf je vangt,' deze keer keek ze me aan met een mix van verdriet en angst.
'Ik kan voor mezelf zorgen. Voor het donker is, ben ik bij mijn grootmoeder. Daarna kan ik in het volle licht naar de bloemen zoeken. Ik ben hoogstens twee dagen weg. Trouwens,'even keek ik bemoedigend in haar donkere ogen, 'ik heb het daar al eens overleefd, weet je nog?' Gelukkig glimlachte ze nu flauwtjes met me mee. Voorzichtig knikte ze waarna ze al snel een vastberaden blik kreeg. 'Goed, maar dan ga ik met je mee.'
Verbaasd hield ik mijn wenkbrauwen op.
'Nee dat gaat niet, jij moet voor Derek zorgen.'
Eerst wilde ze protesteren, ze had haar mond al geopend. Maar toen ik dat laatste zei, zweeg ze. Toch zuchtte ze geërgerd.
'Goed dan, maar vertrek niet zonder bescherming.'
Ik knikte en begon al snel mijn spullen te pakken. Ik nam een stukje brood en een kommetje water voor onderweg. Ook nam ik een paar van die gele bloempjes mee, ook al wist ik dat ze morgen toch al verwelkt zouden zijn. Grootmoeder houd er gewoon van als ik bloemen mee breng. Om Annelies gerust te stellen zorgde ik er voor dat mijn dolk goed verstopt onder in mijn mandje lag. Gelukkig had mijn grootmoeder me geleerd hoe ermee moest omgaan zodat ik mezelf kon verdedigen als het nodig was.
Omdat het nu veel te laat was,en omdat annelies eerst nog een heel plan met me wilde opstellen, had ik besloten om morgenvroeg te vertrekken. Wanneer de mannen al vertrokken waren natuurlijk.
Nu hoefde ik alleen maar mijn mandje te verstoppen voor mijn moeder, om daarna mijn slag te slaan.
'Kom je,' vroeg Annelies toen alles geregeld was. Het was me al opgevallen dat mijn moeder er nog steeds niet was.
'Waarheen,' vroeg ik verbaasd.
'Tss, dat weet je toch,' zei ze, al rollend met haar ogen.
'Omdat die jongens morgen naar die bloemen gaan zoeken geven we een feest voor geluk.'
Ik zuchtte. Dat was waar ook. Steeds als er iemand op een gevaarlijke jacht ging, dan organiseerde het hele dorp een feest voor geluk.
Dan werd er plezier gemaakt en gedronken. Sommige durfde dan wel eens uit hun dak te gaan.
Ik hield niet zo van al die drukte, en zeker nu niet.
Maar als ik niet ging, zou dat heel oneerbiedig zijn.
Zuchtend lied ik me mee sleuren.
Zolang ik maar vroeg naar bed kon gaan, want ik moest morgen fit zijn.
Zo opgetogen als we konden, bereidde iedereen zo snel mogelijk het feest voor.
Nog even en het geluksfeest zou beginnen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top