Ik woon in een huisje langs het griezelgrapengrozenbos.
En in het griezelgrapengrozenbos woont een griezelgrapengrozenmonster.
Het griezelgrapengrozenmonster maakt enge geluiden, van grrie, grraa, grroo.
Ik deed mijn gele laarsjes aan en vertrok op pad.
Ik ging op bezoek bij de uil, in het griezelgrapengrozenbos.
Ik zag enkel wat botjes en een veer.
Met mijn gele laarsjes ging ik verder op pad.
Ik ging op de thee bij de muis in het griezelgrapengrozenbos.
Ik zag enkel wat botjes en staart.
Ik ging terug naar huis om te slapen in mijn huisje langs het griezelgrapengrozenbos.
Maar oh nee, wie zag ik daar, een griezelgrapengrozenmonster.
Hij maakt enge geluiden, van grrie, grraa, grroo.
En even later, liggen er enkel wat botjes en een geel laarsje.