Hoofdstuk I
Raca liep vastberaden de stad uit, terwijl hij zo min mogelijk geluid probeerde te maken. Sluipend dus en zonder enkel woord of gemompel uit zijn mond. Eigenlijk had hij niet een bepaald plan om ergens heen te gaan.
Gewoon een eindje wandelen.
Ploegend door de storm ging hij verder. Raca stak door een klein stuk bos vol met hoge dennen en naalden op de grond. Hij keek uit waar hij liep en kwam daarna bij een stenen vlakte terecht. Het begon te regenen.
Waar Raca stond was geen gewone vlakte. Het bloeide niet op toen de regen kwam en moest dus betoverd zijn. Gek genoeg hield deze eigenaardige man juist daarvan, want het ademde rust en wild uit tegelijkertijd. Raca bleef staan en genoot van de donkere wolken boven hem, terwijl de regen zijn haren nat maakte en liet plakken op zijn hoofd.
Raca begon zich op zeer langzame wijse voort te bewegen en drendelde rustig verder de vlakte op. Hij volgde de enige rivier in deze vlakte, die niet breder was dan een anderhalve meter. Raca vond dat deze rivier ook niet veel breder moest zijn en was er tevreden mee.
De rivier bracht hem, wat niet lang duurde, naar het einde van zijn reis. Het storte in de vorm van een kleine waterval in een groot diep gat. Raca wist dat dit gat was uitgegraven door jagers. Geen vleesjagers, maar magiejagers.
Deze jagers zijn mensen onder invloed van hebzucht en macht of, mischien wel beter gezegd, onder invloed van de magische krachten die ze verkrijgen. Sommigen zijn er erger aan toe dan anderen en hebben er levens voorover. Niet hun levens, maar die van anderen. Raca ging richting het gat toe en zag toen pas hoe groot het was.
'Daar gaat wel een voetbalveld in,' zei Raca dan ook met een glimlach en deed een stapje dichterbij om alles goed te bekijken. Het water in het gat was zo zwart als een nacht bij nieuwe maan.
Raca ging op de kant zitten en keek twintig meter naar beneden. Hij leed als een van de weinige niet aan hoogtevrees. Toch voelde hij wil iets van adrenaline kriebelen, maar dit kwam door het zwarte water dat klonsde tegen de kant. Raca had nooit van zwart water gehoord en vertrouwde het daarom ook niet toen het zo dichtbij kwam.
De regen leek even te stoppen, maar sloeg een paar seconden later weer keihard in. Het stortte uit het niets in een keer. De bliksem sloeg kort daarna nog geen honderd meter van hem vandaan in. Raca schrok en draaide meteen om. Een tweede blikseminslag, dit keer een stuk dichterbij.
Zijn lichaam schokte en hij liet zijn handen los, door de wind werd hij richting het diepte gegooid. Zij handen glipten door de natheid weg. Zijn lichaam schuurde tegen het steen. Een scherpe rand sneed in zijn rechterarm en liet een grote wond achter. Net boven het zwarte water greep hij zich vast aan een inham, een holte in het gesteente en bleef hangen.
Hij merkte dat hij aan het hijgen was, maar nam geen tijd om uit te rusten. Raca hief zichzelf daarom omhoog en probeerde naar boven te klimmen, maar zijn handen waren zo glad van de regen dat hij weer naar beneden viel.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top