HoOfDsTuK 18




Hoofdstuk 18

Soms zijn er zo van die momenten waar ik me de zin van het leven in vraag stel. Wat het doel is van je best hier te doen op de Aarde, als je uiteindelijk toch sterft zonder nog iets te hebben aan wat je bereikt hebt in je leven. Nog niet gesproken over de mensen die maar blijven proberen en alles geven, zonder nog maar één teken van erkenning te verdienen. Soms voel ik me zo. Het is niet zo dat ik ben opgegroeid in een kansarmgezin, dus langs de financiële kant heb ik nooit echt moeilijkheden gekend. Maar toch, heeft er een knagend gevoel van miserie in mijn binnenste plaatsgenomen. Misschien ligt dat aan het feit dat ik nooit het gevoel van vriendschap heb kunnen voelen. Ik weet het niet.

In de taxi blijft het stil op het geluid van de radio na, waardoor ik net iets te veel tijd heb om na te denken over alles. Genoeg tijd om alles in vraag te stellen. Thomas kijkt gefocust uit het raam, hierdoor krijg ik de kans om hem ongegeneerd aan te staren. Eerst kijk ik naar zijn kaaklijn, het is niet zoals dat ze in de boeken altijd beschrijven. Hij hééft een kaaklijn, maar kan een kaaklijn er echt uitzien alsof je je eraan kan snijden. Thomas zijn kaak is zacht, kan ik me herinneren. Tijdens onze zoen had ik even met mijn handen zijn gezicht vastgenomen, voor maar heel even. Er waren geen stoppeltjes te bespeuren, waarschijnlijk had hij zich in de ochtend nog geschoren. Bijna wil ik mijn hand op zijn wang plaatsen, en er teder over strelen. Maar ik weet mezelf te beheersen en bijt even op mijn lip.

Wat me doet denken aan zijn lippen.

Het is nog helemaal niet lang geleden dat ik zijn lippen gevoeld heb - geproefd heb - op de mijne, maar het lijkt al een eeuwigheid te lang geleden. Ik wil opnieuw zijn lippen op de mijne voelen, de mijne op de zijne. Onze lippen tegen elkaar. Mijn gedachten laten me blozen, maar houden me niet tegen. Zijn lippen waren zacht, net zoals de kus. Maar toch was er een vleugje ruwigheid te bespeuren. Misschien was het de passie. De passie waarmee hij me zoende zal ik niet snel kunnen vergeten. Dat wil ik ook niet. Ik wil zijn ogen zien. Ik wil zijn ogen zien glinsteren wanneer hij lacht, maar hij blijft naar buiten staren. Kaken op elkaar geklemd. Stoer en mannelijk. Het is goed dat hij me niet aankijkt, anders zou ik me moeten verantwoorden voor mijn gestaar.

Ik schud mijn gedachten van me af en zucht zachtjes uit. De radio speelt één of ander lied uit de pop-lijsten. Maar de muziek kan me niet bekoren. Geef mij maar iets met wat meer beat in. Ik begin de buurt te herkennen en kom tot de conclusie dat we bijna afgezet zullen worden op de gevraagde bestemming. Of ik er blij mee ben of net niet, weet ik niet. De taxi komt tot stilstand waarna de chauffeur ons verteld hoeveel we hem moeten betalen. Thomas stopt hem het geld toe waarna hij uitstapt. Ik doe hetzelfde en betrap mezelf op het feit dat ik wenste dat Thomas mijn deur kwam openen. Wat zijn al deze vreemde gedachten?

Al meteen zie ik mijn ouders en Ward staan. Mijn ouders zijn wat tegen elkaar aan het zeggen, maar Ward kijkt ons beide vragend aan. Ik weet niet hoe ik moet reageren, dus staar ik maar gewoon naar de grond. 'Ik heb ergens gelezen dat er hier ergens in de buurt een waterput is die geluk brengt wanneer je er een muntje ingooit.' Glimlacht mijn moeder waardoor ik het toch voor elkaar krijg om ook een glimlach op mijn gelaat te toveren. Zelfs Thomas staart niet meer zo chagrijnig voor zich uit. Zo gezegd, zo gedaan. Twintig minuten later komen we aan bij een waterput, waar gelukkig niet al te veel mensen rondstaan. Mijn mama opent haar tasje en geeft ons allen een muntje. Ik besluit het voortouw te nemen en ga als eerste mijn muntje erin gooien waarna ik mijn ogen sluit en een wens doe. Wanneer ik mijn ogen opnieuw open staat Thomas gevaarlijk dicht bij me. Ik staar hem weer even aan, en denk aan het gevoel dat ik gisterenavond voelde toen hij me aankeek.

Plots opent hij zijn ogen en kijkt me aan. 'Weet je wat ik gewenst heb?' Fluistert hij stilletjes en ik schud bedeesd mijn hoofd. 'Maar dat mag je me niet vertellen, want anders komt je wens niet uit.' Zeg ik zachtjes terug. Ik merk een kleine glinstering op in zijn ogen, maar voor de rest blijft zijn uitdrukking blanco. 'Misschien is mijn wens wel al uitgekomen, maar hoop ik nu op een vervolg.' Met deze woorden zet hij een stap naar achteren, ik sta met mijn mond vol tanden. Ik weet niet wat ik moet reageren. Waarschijnlijk bedoelt hij iets helemaal anders dan wat ik in mijn hoofd heb. Ik hoop van niet.

Na nog enkele seconden voor me uit gestaard te hebben zet ik ook enkele stappen weg van bij de waterput, en merk ik op dat iedereen al op me aan het wachten is. 'Altijd dezelfde op wie we moeten wachten.' Merkt Ward grinnikend op waardoor ik verontwaardigd mijn mond opentrek, maar een grinnik ook niet tegen kan houden. 'Stommerik.' Mompel ik en rol lachend mijn ogen.

'Kijk, we kunnen ook langs hier omhoog!' Merk ik blij op wanneer ik een kortere weg zie om terug boven te geraken, ter vervanging van al die trappen. Meteen schudt mijn papa zijn hoofd. 'Dat is geen goed idee, er vallen gegarandeerd gewonden.' Ik kijk nog eens naar het weggetje maar zie niet al te veel obstakels in de weg die me kunnen tegenhouden, dus trek ik me niets aan van zijn woorden en begin het energiek op te gaan. Ik draai me om, zodat ik mijn tong kan uitsteken naar mijn ouders, maar door niet te kijken waar ik mijn voeten neerzet schuif ik weg en graai met mijn handen naar iets tastbaars om me aan vast te nemen. Er is alleen maar lucht. Ik sluit mijn ogen tegen de klap die zal komen, maar die komt er niet.

Twee gespierde armen vangen me op en houden me stevig vast. Beschermen me. Ik houd mijn ogen nog even gesloten en geniet van de warmte die me gegeven wordt. 'Is alles oké, avonturier?' Beschaamd open ik mijn ogen en bevrijd ik mezelf met tegenzin uit de armen van mijn redder. Om niet nog eens te vallen, houd ik me nog steeds vast aan Thomas zijn brede schouders en kijk hem met blozende wangen aan. 'Ik ben amper een meter ver.' Lach ik mezelf uit en kijk hem aan. Zijn houding van hiervoor is weg, en er heeft een grijns plaatsgenomen op zijn gezicht. 'Dat zie ik ja, volgende keer ga je voor twee meter.' Pest hij me waardoor ik hem een kwade blik stuur. Hij kijkt me uitdagend aan waardoor ik helemaal verloren ga in zijn ogen. Ze zijn mooi. Echt, heel mooi.

Voor ik het weet heb ik mijn rechterhand op zijn wang geplaatst. En zo snel als ik kan haal ik hem weer weg en kijk ik beschaamd weg. Mij verbazend legt Thomas zijn hand op mijn wang en draait mijn hoofd zo dat ik hem wel aan moet kijken. 'Hey.' Zeg ik ongemakkelijk. Wacht, heb ik zonet hey gezegd? Thomas kan zich niet langer beheersen en een glimlach breekt door op zijn gezicht. 'Je bent zo schattig ongemakkelijk.' Mompelt hij en streelt met zijn duim over mijn wang. Mijn huid is niet zo zacht als de zijne, ik zou hem moeten vragen of hij iets van crème gebruikt.

'Het spijt me voor mijn humeur van vandaag, ik geloof dat ik een klein beetje jaloers was.' Bekent hij en blijft over mijn wang strelen. Ik verbaas me over zijn woorden. Jaloers? Ik weet dat hij geen spijt heeft van de kus, dat vertelde hij al in de taxi. Maar ergens knaagde het nog aan me dat ik niet precies wist waarom hij zich dan zo gedroeg? Jaloezie. 'Echt?' Fluister ik, en ik weet niet eens waarom ik het fluister. 'Ja, echt. En nu genoeg daarover.' Hij haalt zijn hand weg van mijn wang en opeens ben ik me bewust van mijn ouders en Ward dat het tafereel hebben aanschouwt. Thomas biedt me een hand aan om veilig de juiste grond te bereiken, en die neem ik blij aan.

Zonder oogcontact te maken met iemand sleur ik Thomas mee naar de trappen, om mijn nederlaag niet te moeten erkennen. Na enkele stappen merk ik dat ik Thomas zijn hand nog vastheb. Maar ik laat het zo. Het voelt goed.

Geweldig, zelfs.

---



Misschien een flauw hoofdstuk waarin niet zo heel veel gebeurt, maar ik vind het wel beter geschreven dan de voorbije hoofdstukken. Wat is jullie mening?

Liefs,

Laura

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top