Mijn galgenmaal: Een (droge) Croissant
Mira:
'Eh, hoi?' zeg ik als het stil blijft. 'Mag ik binnenkomen?' vraagt hij met een klein glimlachje. 'eh, ja... natuurlijk.' Beduusd zet ik een paar stappen naar achter en doe ik de deur verder open. 'Hou je niet van doodskisten?' Zijn toon is geamuseerd, alsof hij deze hele situatie in zijn hand houdt, alsof het allemaal één grote grap voor hem is. Het geeft me het gevoel dat hij me kleineert. Ik geef dus met een opgeheven hoofd en zonder schaamte antwoord, ik laat me niet intimideren door deze duidelijk sterkere man. 'Claustrofobisch.' Kieran knikt een paar keer en loopt verder de kamer in.
'Wat kom je doen?' Hij draait zich om. Een boosaardige blik flitst door zijn ogen. 'O gewoon, kijken of de kamer in orde is.' Een ijskoud gevoel van angst overspoelt me. Ik knipper verbaasd met mijn ogen en een open vriendelijk gezicht kijkt me aan. Ik duw de angst weg, ik heb het me gewoon verbeeld. Hij loopt naar het bureau. 'Wat is dit?' Hij houdt een make-up spiegeltje omhoog. 'O, er zijn geen spiegels, dus ik dacht dan maar deze'. Ik pak het uit zijn handen en keer hem de rug toe terwijl ik het spiegeltje op het "nachtkastje" leg.
'Spiegels zijn verboden.' Kierans zijn stem is koud en vlak. Langzaam draai ik me weer om. 'Waarom?' Mijn stem heeft een geïrriteerde ondertoon. Waarom denkt deze man dat hij mij hier zomaar bevelen kan geven?! Ik ben er zo onderhand wel klaar mee. Wat moet Kieran überhaupt in mijn kamer?! Ik wil gewoon een rustige vakantie en dit begint wel heel creepy te worden. Met al die doodskisten, nachtelijke activiteiten en nu zijn spiegels ook al verboden! What's next? Alleen nog maar bloed drinken?! Kieran kijkt me geamuseerd aan. Ik doe geen moeite om mijn gevoel te verbergen. 'Spiegels zijn verboden, omdat ze mij verraden.' Ik verstijf en draai me langzaam om. Hij zet een stap dichterbij. Ik deins geschrokken terug. 'En ja bloed drinken wordt míjn volgende stap.' Met grote ogen kijk ik hem aan. Wat gebeurt er, wie is deze creep?!
Ik schuif langzaam richting de deur. Een harstslag later klinkt een knal. Mijn blik flitst verschrikt naar Kieran. Hij leunt nonchalant tegen de nu, dichte deur, spelend met een sleutel. Ik staar naar hem en de plek waar hij een oogwenk eerder nog stond. 'Weet je, meestal drink ik 's nachts wat van mijn gasten en laat ze dan weer vrolijk gaan.' Verstijfd staar ik naar hem te verbijsterd om te reageren. Waar heeft ie het over? Hij is knettergek! 'Maar jij, jij zit zo vol fantasie, zo vol dromen. Je bent zo teer, zo breekbaar.' Een duivelse grijns doorklieft zijn gezicht. Twee lange scherpe hoektanden grijnzen mee. Ik begin nu echt te hyperventileren. Paniek raast door me heen. Ik haal diep adem. Ik moet hier weg.
Ik herstel me en kijk om me heen. Er moet toch ergens een uitweg zijn? Kieran zet zich af van de deur. Deze keer aarzel ik niet. Ik ren naar het raam. Adrenaline schiet door me heen. Ik voel en ruk aan mijn capuchon en ik slinger naar achter. Met een klap raak ik de muur. Een felle pijnscheut schiet door mijn achterhoofd.
Verdwaasd kijk ik op. Kieran zit op zijn hurken voor me, met het make-up spiegeltje in zijn hand. 'Zie ik er niet prachtig uit?' Hij haalt een hand door zijn haar en kijkt naar het spiegeltje. Ik volg zijn blik. Mijn eigen spiegelbeeld kijkt me aan. Geen spoor van Kieran. 'Jammer he? Ik kan niet eens mezelf bewonderen.' Hij vormt een pruillipje. Een rilling loopt over mijn ruggengraat omhoog. Zijn blik glijdt naar mijn hoofd. 'Heb ik je pijn gedaan?' De stem van de vampier is alles behalve verontschuldigend. Met mijn hand raak ik de pijnlijke plek op mijn achterhoofd aan. Een kleverige substantie blijft plakken aan mijn vingers. Er verschijnt een hongerige blik in Kierans ogen. Ik ga dood, dit was het dan. Hij gaat me leegdrinken. Deze gek gaat me vermoorden! Een flits van scherpe tanden brengt me weer bij mijn positieven. Blijf nadenken. Blijf rustig. Blijf leven. Ik adem diep in. Honing, geen bloed, honing, dat is wat je voelt aan je vingers. Ik probeer met alle verbeelding die ik in me heb mezelf te overtuigen dat het honing is, gewoon honing.
Ik kijk Kieran weer aan. 'Weet je, het is best zielig als je me hier en nu openscheurt. Terwijl ik compleet weerloos ben. Laat me dan in ieder geval vechten voor mijn leven.' Ik probeer schamper en dapper te klinken. Veel Dapperder dan ik me voel. Mijn hart bonk in mijn keel. Hopelijk houdt Kieran wel van spelletjes, misschien is er dan nog een kans om te ontsnappen.
Plotseling staat Kieran op. Ik schrik door de beweging. Hij steekt zijn hand uit. Als ik niet reageer zegt hij: 'Weet je, je hebt gelijk. laten we het eerlijk houden. Ik geef je één nacht en één dag om uit dit kasteel weg te komen, veel succes.' Een hartslag later sta ik alleen in de kamer. De stilte drukt op me neer terwijl ik probeer te beseffen wat er net is gebeurd. Dan val ik neer. Moe. Zo moe. Ik kijk op mijn horloge. Tien minuten over één. Mijn ogen vallen langzaam dic-
Nee. Stop. Ik moet focussen. Snel sta ik op en kijk ik om mee heen. Nadenken. Alles op een rijtje zetten. Eerst: Kieran is een vampier. Een echte vampier. Mijn verstand kan er niet bij. Wat ik wel weet is dat ik hoe dan ook in gevaar ben. Of Kieran nou een vampier of krankzinnige moordenaar is. Veilig in dit kasteel ben ik sowieso niet. Ten tweede: Hij houdt blijkbaar van spelletjes. Wat hopelijk, in mijn voordeel is. Ten derde: ik heb slaap nodig. Anders kom ik sowieso nergens. Ik heb de energie nodig.
Ik kijk om me heen en mijn blik valt op de doodskist. Ik loop er heen en probeer hem richting de deur te duwen. Donders dat ding is zwaar. Ik zet mijn schouders ertegen en duw en sjor net zolang tot hij voor de deur ligt. Ik doe de deur ook op slot, al denk ik niet dat dat helpt. Op mijn telefoon zet ik een wekker om half zes. Ik heb namelijk tot morgenochtend om hier weg te komen, ik moet dus alles uit mijn dag halen. Zodra ik mijn hoofd op het kussen leg, val ik in slaap. Plannen, plannen komen morgen wel.
Ik schrik wakker van het geluid van mijn wekker. Eerst kijk ik verward om me heen, maar dan komt alles terug. Ik ben een uur bezig met plannen maken. Daarna ben ik eindelijk tevreden. Ik pak mijn zakmes uit mijn koffer en loop naar de kist toe. Ik doe de deksel open en stamp ertegen aan. De kist is van goedkoop, licht hout. Na een paar keer schoppen hoor ik een krak. Een stuk hout van ongeveer een halve meter is afgebroken en hangt nu half aan de kist. Ik trek het ervan af en begin er in te snijden. Ik hoop dat de legendes waar zijn. Dat Kieran niet in het zonlicht kan komen. En dat hij dood gaat aan een houten staak door het hart. Ik snijd en schaaf net zolang tot er een vlijmscherpe punt aan het stuk hout zit. Een echt wapen is het niet, maar alles is beter dan niets. En het is van hout. Wat hopelijk helpt. Ik moet een beetje lachen, ondanks alles ben ik toch in een middeleeuws verhaal terecht gekomen. Dat is toch ergens erg ironisch. Ik focus me weer op het overleven van een bloeddorstige vampier en begin de kist van de deur weg te slepen. Ik haal diep adem, haal de deur van het slot en doe hem open met mijn staak in de aanslag. Ik kijk voorzichtig de gang in. Voor mijn deur ligt een bord met een croissantje erop. Er ligt een briefje bij.
Ik dacht dat je wel honger zou hebben.
K
Ik stel me zijn sluwe grijns voor toen hij dit neerlegde. Deze man houdt echt van spelletjes. Maar het besef dat hij zo dichtbij is geweest. De rillingen lopen over mijn ruggengraat omhoog. Snel pak ik de croissant en loop ik door, richting de trap. De croissant ziet er normaal uit dus ik besluit om hem maar gewoon op te eten.
Voorzichtig loop ik de trap af. Ik kom in een doolhof van gangen. Ik kijk op de kompas app op mijn telefoon. Ik weet dat de uitgang in het noorden ligt, dus ik probeer zo veel mogelijk naar het noorden te lopen. Ik loop, en loop en loop, de tijd tikt voorbij. Dan kom ik bij een splitsing waarbij de gangen allebei een heel stuk naar het oosten en westen lopen, zonder bochten. Ik gok rechts. Uiteindelijk gaat de gang een bocht om en loopt dan dood. Er is één deur met het woordje privé erop gespijkerd. Een angstig voorgevoel bekruipt me. Zal, zal hij hier slapen? Ik was geen andere deuren tegengekomen met privé erop. Ik aarzel. Als de legenden kloppen zou hij nu moeten slapen. Toch? Overdag. Ik weet het, dit klinkt als het slechtste idee ooit.
Maar als ik hier weg kom, vermoordt hij misschien nog veel meer mensen. Of nog erger, ik kom hier nooit weg en hij vermoordt mij. Ik steek bevend mijn hand uit naar de deurklink. Ik duw de klink naar beneden en de deur gaat geluidloos open. Ik staar in het duister. Ik doe de zaklamp van mijn telefoon aan en schijn naar binnen. Als ik niks bijzonders zie loop ik langzaam de gang in, met het gevoel dat er elk moment iemand achter me op kan duiken. De deur valt dicht met een klap. Verschrikt kijk ik achterom. De angst giert door me heen. Rustig. Focus. Ik spreek mezelf streng toe. Ik schijn naar voren en krijg bijna weer een hartaanval. De man op het schilderij kijkt me strak aan.
Snel loop ik verder. Ik kom bij nog een deur. Met de staak weer opgeheven doe ik hem open. De houten kist neemt bijna de halve kamer in beslag. Ik stap naar binnen en schijn om me heen terwijl ik naar voren loop, richting de kist. Er staat een bureau en aan de westkant zit een groot raam in de muur, met dikke zwarte gordijnen ervoor. Deze kist is veel mooier, van donker cederhout. Er zitten gouden versieringen op. Ik ga op mijn hurken zitten, klaar om op te springen. Ik adem diep in en steek mijn hand uit naar de kist. De houten staak hoog opgeheven. Ik open de kist en steek mijn staak naar voren. De kist is leeg.
'Ik wist wel dat je me kwam zoeken, met een houten staak nog wel. Iemand heeft zijn huiswerk gemaakt.' Ik spring op en richt mijn speer op Kieran, die tegen de deur aan leunt. 'Je hebt je kans gehad, darling.' Hij sluipt dichterbij. Ik schuifel achteruit tot ik met mijn rug tegen iets zachts aankom. De gordijnen! Ik denk razendsnel na, hoe lang zou ik door de gangen hebben gelopen? Zal de zon al op zijn hoogste punt staan? Er was maar één manier om daar achter te komen. Mijn hart zit zo hoog in mijn keel en ik heb het gevoel dat ik moet overgeven als Kieran steeds dichterbij komt. Toch wacht ik tot Kieran op zo'n 3 meter bij me vandaan is. Ik maak een schietgebedje, draai me om en trek de gordijnen weg. Een brede streep van zonlicht schijnt de kamer in. Ik knipper met mijn ogen tegen het felle licht. Kieran springt grommend achteruit. De opluchting overspoelt me en een glimlach breekt door op mijn gezicht. 'Het Licht kan je niet altijd beschermen.' Zegt Kieran, die zichzelf weer snel heeft hersteld. Ik kijk bang over mijn schouder en zie ineens een donkere wolk voor de zon schuiven. Ik kijk weer voor me en de streep zonlicht kruipt al langzaam naar me toe. Kieran doet een stap naar voren. Mijn blik flitst van hem naar het raam. 'De paniek, de angst, ik kan het bijna proeven.' Kieran likt zijn lippen.
Ik steek mijn handen achter me en probeer nog dichter tegen het raam te gaan staan. De streep zonlicht heeft nu bijna mijn voeten bereikt. Ik draai mijn hoofd, wachtend op de pijn. Ineens zie ik iets glinsteren onder me. Water. Van de gracht. Ik handel in een splitssecond. Het is nu of nooit. Mijn overlevingskracht neemt het over. k draai me om gooi de houten staak met alle kracht die ik in me heb naar Kieran. Een flits van verbazing en ontzetting vliegt over zijn gezicht. Ik ren naar hem toe, draai me halverwege weer om en sprint dan naar het raam. Ik buig mijn hoofd. Glas breekt en snijdt in mijn huid als ik door het raam heen spring. Een scherpe pijn schiet door mijn arm, als een glasscherf daar diep snijd in mijn vlees. Met een klap raak ik het water. Alle lucht word uit mijn longen geslagen. Ik staar omhoog. Het water is zo donker als de nacht, zal het ooit nog licht worden?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top