Cadeautjes

                                                                                                Mira:

Happend naar adem kom ik boven. Ik zwem naar de kant en laat me uitgeput op de oevers zakken. Een sterke pijnscheut schiet door mijn arm. Voorzichtig kijk ik opzij. Een glasscherf steekt uit mijn arm. Bloed stroomt langs mijn arm naar beneden. Ik haal diep adem, pak een punt vast en trek hem eruit. Ik knarsetand en doe mijn best om het niet uit te schreeuwen. Ik gooi de scherf in het gras. Mijn handen trillen van de pijn en ik moet moeite doen om mijn tranen te bedwingen, toch kan ik hier niet blijven. Ik moet hier weg, maar met dat bloedspoor word dat moeilijk. Ik verman mezelf en denk na. Ik kijk naar mijn kleding. Zal ik? 'Ik lees echt teveel boeken.' Mompel ik in mezelf. Zuchtend scheur ik een reep van mijn T-shirt. Ik wind het om mijn arm en leg er een stevige knoop in. Dan sta ik op en ren het bos in, zo ver mogelijk weg van het kasteel. Na een paar minuten sta ik stil. Ik haal mijn telefoon uit mijn kletsnatte broekzak. Snel wrijf ik het toestel droog met een pluk gras. Ik druk op de thuisknop. Ik slaak een zucht van verlichting, gelukkig hij doet het nog. Ik ontgrendel hem. Geen bereik. Ik hou mijn arm hoog in de lucht, maar er gebeurt niks. Paniek begint weer op te borrelen. Stop zet eerst alles op een rijtje. Ik herinner me nog dat de uitgang van het kasteel aan de noordkant ligt, wat betekent dat de weg ook aan de noordkant ligt. Ik open de kompasapp op mijn telefoon en begin met nieuwe moed richting het noorden te lopen. Dan schiet me iets te binnen. Water. Van alle boeken die ik gelezen heb, is er één ding duidelijk geworden. Als je ooit ergens in een (vampier)bos moet overleven. Zoek naar water. Ik kijk om me heen op zoek naar een goed beklimbare boom. Na een tijdje (richting het noorden) te hebben gelopen zie ik er één. Ik klim omhoog tot ik helemaal in het puntje ben. Vanaf hier heb ik een mooi uitzicht over het bos. Kilometers aan bos strekken zich uit. Rechts van me zie ik de punten van kasteel Bran boven de bomen uitsteken. Het water van de gracht glinstert. Ik kijk om me heen naar nog zo'n glinstering. In mijn ooghoek zie ik het. Ik draai me om en zie wat glinsteren in de verte. Ik haal mijn telefoon uit mijn zak en kijk op de app. Noort-West. Ik klim weer naar beneden en begin richting het Noordwesten te lopen. De uren kruipen voorbij. De natte kleding plakt aan mijn lijf. Het begint al te schemeren als ik eindelijk wat zie glinsteren. Met mijn laatste krachten strompel ik erheen. Het is een snel stromend beekje, wat betekent dat het water redelijk schoon is. Ik maak een kommetje van mijn handen en begin gulzig te drinken. Als ik genoeg heb kijk ik naar mijn gewonde arm. Voorzichtig haal ik het geïmproviseerde verband eraf. Ik kan een schreeuw nog net onderdrukken als ik het met bloed besmeurde shirt eraf trek. Ik steek mijn arm in het water. Sissend van de pijn was ik het schoon. Ik haal mijn arm uit het water en  scheur een nieuwe reep af. Eerst spoel ik die schoon met het water.  Dan bind ik hem om mijn arm en blijf even zitten om na te denken. Alles op een rijtje te zetten. Dat werkt, dat houd mijn hoofd helder. Oké kom op Mira, alle feiten op een rijtje. Ik ben in een bos. Alleen. Zonder eten, water of andere hulpmiddelen. Met een gewonde arm. Great. Ik zucht en kijk naar de lucht. Het is nu echt wel donker aan het worden. Ik moet een slaapplek vinden. En snel ook. Een koude rilling trekt door me heen. Hoe groot is de kans dat Kieran achter me aan komt? Ik besluit het zekere voor het onzekere te nemen en klim een boom in. Bomen zijn veilig toch? Mijn arm protesteert als ik me aan een tak omhoogtrekt. Als ik op een grote, redelijk comfortabele tak stabiel zit, trek ik mijn shirt uit. Het begint koud te worden en de natte kleding helpt dan ook niet mee. Ik hang mijn shirt en broek aan een tak. Gelukkig houden de bladeren me redelijk uit de wind, maar het is nog steeds knap koud. Mijn maag rommelt. De droge croissant is het laatste wat ik heb gegeten. Het besef dat ik hier zit, alleen. Verdriet overspoelt me en ik begin zachtjes te huilen. Waarom gebeurt mij dit? Wat gebeurt er met mij? Hoezo zit ik nu niet te lezen in een middeleeuws kasteel met een prachtig uitzicht? En hoe de f- bestaan er vampiers? Ik moet lachen om mijn laatste gedachten. Het is ook raar. Ik bedoel, je snapt me. Vampiers, serieus? Van alle mythische wezen bloedzuigende vampiers!? 

Ik schrik op van een geluid. Het ritselen van bladeren, alsof er snel iemand dichterbij komt. Ik hou mijn adem in en spiek door de bladeren heen. Tussen de bomen zie ik een flits van rood. De angst bekruipt me. Nee, nee nee nee nee. Niet nu al. Hij gaat me vinden, hij gaat me verscheuren. Stop. Rustig blijven, hou je gedeisd, wees stil en verstop je. Ik probeer mijn ademhaling onder controle te krijgen. Hoe groot is de kans dat hij naar boven kijkt? Precies onder mijn boom? Niet zo groot. Toch? Ik druk me plat tegen de stam aan en kijk voorzichtig over mijn schouder. Daar, naast het water. Kieran staat stil en kijkt om zich heen. Hij knielt neer bij de plek waar ik zat toen ik water dronk. Hij kijkt nog een keer om zich heen en loopt dan naar een boom tegenover de mijne. Hij kijkt omhoog en haalt iets uit zijn binnenzak. Hij hangt het op aan een tak, kijkt nog een keer om zich heen en sprint dan weg. In een split-second. Ik adem uit. Dat scheelde weinig. Heel weinig. Het besef raakt me als een mokerslag. Kieran zit achter me aan. Hij zit echt achter me aan. Ik ben niet veilig. Dit is geen boek. Dit is geen film. Dit is echt. En zomenteen als ik even niet oplet....BOEM. Zo van achter. 

Ik huiver, krijg het koud en heb honger. De nachtmerrie is nu wel voorbij. Kom op, word wakker. Maar ik word niet wakker. Ik zit nog steeds in een boom, halfnaakt, met een vampier die nu ergens rondloopt. Zo blijf ik nog even denken als ik dan eindelijk in slaap val. De volgende ochtend word ik wakker van een zonnestraal in mijn gezicht. Ik rek me uit, mijn hele lichaam stijf van de onnatuurlijke houding. Ik pak mijn shirt en broek. Ik trek het shirt over mijn hoofd heen en voordat ik naar beneden klim check ik eerst of de kust veilig is. Dan klim ik naar beneden. Onder aan de boom trek ik mijn nog vochtige broek aan. Ik loop naar het water en drink nog een paar slokken. Dan loop ik naar de boom tegenover de mijne . Behoedzaam, alsof Kieran elk moment achter de boom vandaan kan springen. Ik pak de zak van de tak. Ik open hem en laat een verbaasd lachje horen. Er zit een croissant in. Alweer. Wat heeft deze man met croissants? Er zit ook een briefje in:

Hoe was je eerste nacht? Als je dit vindt en nog leeft, gefeliciteerd.

1-0 voor de muis, de kat zal terugslaan.....

K

O wat haat ik deze man, met zijn smerige spelletjes. Maar het croissantje is wel lekker. De vorige was ook niet vergiftigd dus deze ook niet toch? Kieran houdt van spelletjes, dus dan zal hij me toch niet doden met een vergiftigde croissant. Dat lijkt me wel heel laag, zelfs voor een vampier. Ik eet de croissant op en kijk nog eens naar de zak. Hij is van leer, zou die waterdicht zijn? Als ik water mee kan nemen, dan kan ik verder komen. Ik ren naar de beek en hou de zak in het water. Het water druipt er niet uit. Yes. Ik knoop de zak dicht en hang hem over mijn schouder. Ik pak mijn telefoon weer en begin richting het noorden te lopen. Ik besluit om me maar niet teveel bezig te houden met de beangstigende tekst op het briefje. Dat jaagt alleen maar angst aan. Ik loop en loop en loop. Onderweg kom ik nog een bramenstruik tegen die laat in bloei staat. Ik pluk zoveel mogelijk bramen en stop ze in mijn broekzak, voorzichtig zodat ik ze niet breek. Vlekken boeien me nu niet zoveel. Ik drink wat water en kijk om de zoveel tijd op mijn telefoon of ik nog goed loop. Ik moet de batterij sparen. Ik check net weer mijn telefoon als ik nog zo'n soort zak aan een boom zie hangen. Ik loop erheen, misschien zit er weer een Croissantje in. Ik haal de zak van de takken en haal er een briefje uit.

Hoe was je eerste nacht? Als je dit vindt en nog leeft, gefeliciteerd. Je bent verder gekomen dan ik dacht. Daarom heb ik je niet alleen een heerlijke croissant geschonken, maar heb er ook een drankje in gedaan. Geniet ervan.

1-0 voor de muis, de kat zal terugslaan......

K

Uit de zak haal ik een klein flesje met een rode vloeistof. Een voorgevoel bekruipt me. Hij heeft toch niet... Aan de dop zit nog een briefje vastgeknoopt:

Je smaakt lekker

K

Angst vult mijn lichaam. Heeft hij, heeft hij mijn, mijn, Nee. Hoe? Wanneer? Dit kan niet waar zijn. Gal komt omhoog in mijn keel en ik geef over. Ik draai het dopje open en de geur van bloed vult mijn neus. Ik laat het flesje vallen en ren weg, zo ver mogelijk.

Als ik eindelijk weer begin te lopen pak ik het croissantje, ik moet iets eten. Uren later merk ik dat de bomen minder dicht op elkaar gaan staan. Ik nader de rand van het bos. Mijn benen zijn zwaar, ik voel me licht in mijn hoofd door het weinige voedsel. Als eindelijk de bomen ophouden en ik een vlakte zie met huizen val ik neer. Uitgeput, moe, en verschrikkelijk bang. Ik sluit mijn ogen en laat me varen.


Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top