Hoofdstuk 16
Sprakeloos staarde ik Mels aan.
Zou het die ene vrouw zijn uit mijn droom? Ik wist niet dat die droom werkelijkheid ging worden, of toch deels.
Ik schudde mijn hoofd, en maakte mijn hoofd helder. Nu niet aan jezelf denken, bestrafte ik mezelf. Het maakte nu niet uit wie Mine was en of dat zij die vrouw was in mijn droom.
Tray moest in de eerste instantie veilig zijn en genezen worden.
'Laten we dan gaan,' zei ik bijna hysterisch. Ik kuchte gelaten. 'Laten we dan gaan,' zei ik deze keer rustiger.
Mels knikte geruststellend en deed teken dat ik Tray aan de andere kant moest vasthouden. Tray had het bewustzijn verloren, dat hem dus zwaarder maakte.
Maar het enige waar ik aan dacht, was dat hij het hopelijk ging halen. Ik hoopte het ongelofelijk hard.
Het was misschien het beste dat hij het bewustzijn had verloren, dan moest hij niet de pijn meedragen.
Op een heel traag tempo, dat mij mateloos ergerde, verlieten we Schemerstad. We verlieten de ellendige plek die een harde waarheid met zich meedroeg.
De gehele tijd had ik het gevoel dat ogen op ons gevestigd waren. Dat er ogen op mijn rug brandde.
Maar dat had ik altijd al gehad hier in Arigoria, maar deze keer was ik bijna zeker. Elke keer, wanneer ik achteruit keek, zag ik niets en werden mijn vermoedens nooit bevestigd. Maar ik voelde iets, er klopte iets niet. We konden ongemerkt weglopen, er was geen gevecht geweest en we konden zelf op een langzaam tempo ons voortbewegen.
Na een tijdje schraapte Mels zijn stem. 'Was je nog niet opzoek naar iemand anders? Ratel, was het niet?'
Even strompelde ik over mijn eigen voeten toen ik zijn vraag hoorde en het leek alsof ik niet meer kon nadenken.
Ik wachtte te lang om te antwoorden, té lang om te laten merken dat er niets aan de hand was.
'Ja,' zei ik eenvoudig. Verder zei ik niets.
Hij wist overduidelijk dat er iets gaande was, maar hij liet het niet blijken. Waar hem ik weer eens dankbaar voor was.
Ik werd er steeds meer en meer bewust van dat ik hem bijna voor alles dankbaar was.
Hij wilde samen met mij dit avontuur meemaken.
Mels ging samen met mij naar Ragna, ongeacht welk gevaar er schuilde.
Hij had op mij gewacht, toen ik werd ontvoerd door Livius. Nu was hij samen met mij terug naar aarde gekeerd, om naar Radmir te gaan. Daar had hij enkele klappen gekregen, om antwoorden te krijgen die voor mij waren bestemd. Ik had de fysieke pijn verdiend, niet hij.
Mels was samen met mij naar Schemerstad gegaan, niet wetend wat er te wachten stond.
Hij stond altijd aan mijn zijde. Zoals hij had beloofd.
In mijn ooghoeken keek ik naar Mels die gejaagd adem nam door het gewicht dat hij op zijn schouders droeg.
Ik moest nagaan, Tray woog zwaar, maar ik had het ervoor over. Mels leek gefocust zijn weg te volgen en hij wist waar hij naartoe moest gaan.
Hij wist altijd de weg.
Ik had zo veel geluk dat hij op mij was afgestapt, ik had niet geweten wat ik zonder hem had kunnen doen.
Ik zou hopeloos door Arigoria zijn gezworven en zijn gestorven door mijn zieligheid.
'Mels,' onderbrak ik de heersende stilte, 'hoe komt het dat je overal de weg weet?'
Hij lachte zachtjes. 'Lang verhaal.'
Mijn beide wenkbrauwen gingen de hoogte in en ik greep Tray steviger vast, alsof ik zo wilde bewijzen aan mezelf dat Tray daadwerkelijk terug was. 'We hebben alle tijd.'
Het leek alsof Mels probeerde zich een houding te geven, wat vrij hard faalde omdat hij Tray vasthad en hij schraapte zijn keel nogmaals.
'Wel, ik had je al verteld dat ik tot zo een kuddes hoorde,' hij spuugde opeens op de grond van pure afschuw, 'tot kort dan. Maar ik behoorde dus tot groepen. Al van onze geboorte worden wij in groepen verdeeld. We moeten een aantal dingen bewijzen die dan aantonen of dat we het waard zijn.' Mels was op een fluisterende toon verdergegaan. 'Het eerste bewijs is het moeilijkste. Vlak na je geboorte laten ze je in Arigoria achter en jij moet je weg zien te vinden.'
'Dat is afschuwelijk,' fluisterde ik geschokt.
'Inderdaad,' bevestigde hij. 'Vele Saters kunnen het niet navertellen. Ik had het geluk dat er nog niet zo veel negatieve activiteiten heerste dus ik kon makkelijk mijn weg vinden.' Hij grinnikte even. 'Niet echt bepaald makkelijk, het was nog steeds moeilijk. Ik heb vaak moeten rennen voor gevaar als kleine satinor. Dat is een jongeling, een jonge sater,' verduidelijkte hij toen hij mijn vragende blik zag. 'Zo heb ik een beetje Arigoria leren kennen. Ik ben op plekken geweest, waarvan sommige het bestaan niet van weten, ik ben wezens tegengekomen die mij in mijn dromen nog achterna zitten.'
Ademloos hoorde ik zijn verhaal aan. Ik had nooit gedacht dat hij door zo een gruwelijkheden heel Arigoria kende. Ik focuste mij weer op zijn uitleg en kwam tot de conclusie dat hij echt een moeilijk leven had gehad.
'Het tweede bewijs is iemand verleiden en in de problemen werken. Waar ik dus gefaald heb. En het derde, en daarbij het laatste bewijs is een offer brengen.'
'Een offer?' vroeg ik met een afschuw.
Hij knikte. 'Ja, een lévend offer. Het ergste van al was dat ik dacht dat ik dat allemaal daadwerkelijk moest doen. Gelukkig ben ik tot inkeer gekomen en heb ik mij gerealiseerd dat wat saters doen, merendeels fout is.'
Ik maakte een goedkeurend geluidje. 'Dat is goed van je, Mels.'
En ik meende het oprecht, met heel mijn hart.
Ons gesprek viel vredig stil en zijn woorden galmden nog lang na in mijn hoofd.
Misschien was dit belangrijk om te onthouden, voor een latere zorg. Mels wist het misschien niet, maar soms liet hij mij nadenken door één eenvoudig woord. Hij was wijzer dan hij dacht.
'Kunnen we heel even pauze houden?' smeekte Mels opeens.
Ik wilde resoluut mijn hoofd schudden en zeggen dat we moesten doorstappen, nog op een sneller tempo dan dat we al bezig waren, maar ikzelf voelde langzaam dat ik ook uitgeput raakte. Zuchtend keurde ik zijn voorstel goed en we liepen naar een afgezonderde plek in de schaduw.
Mels liet Tray aan mij over en rekte zijn armen uit, stampte met zijn hoeven en sprong een paar keer in de lucht. Ik had het allemaal amusant waargenomen en grinnikte toen hij zich eindelijk op de grond neerlegde, deels in de zonnen, deels in de schaduw.
Ik trok Tray naar mij toe en greep naar mijn tas, waar ik nog een flesje water vond van God weet waar ik het gevonden had. Of het nu van Livius, de aarde of de Makanen kwam, het was water en noodzakelijk.
Ik draaide het flesje open en zette het tegen de lippen van Tray aan.
Hij leek niet te bewegen en zijn mond bleef gesloten.
Paniekerig deed ik zijn mond ietsje open en liet het water in zijn mond glijden. Enkele seconden gebeurde er niets, maar geleidelijk aan zag ik zijn adamsappel op en neer gaan. Het teken dat hij het water had doorgeslikt.
Opgelucht zuchtte ik en aaide liefkozend zijn wang.
'We zijn er bijna Tray,' fluisterde ik. 'Je kan toch nog wel een beetje volhouden, niet?'
Ik bleef over zijn wang aaien en bleef maar praten over onzinnige dingen. Het deerde mij niet dat hij niet antwoordde, of dat hij het überhaupt aanhoorde.
Het belangrijkste was dat hij hier nu in mijn armen lag, nog steeds levend.
Ik vertelde hem over alles wat ik had meegemaakt.
Van toen hij was verdwenen, tot ik hem terug had gevonden. Alles wat ik meegemaakt had met Mels vertelde ik hem tot in de details.
Ik vertelde dat ik in de knoop zat met mezelf en dat ik hem ontzettend had gemist, en dat ik echt niet zonder hem kan. Langzaam bij het vertellen, vielen mijn ogen dicht maar bleef ik Tray stevig vasthouden, bang om hem terug te verliezen.
****
Een mep tegen mijn hoofd maakte mij weer helder wakker. Geschrokken schoot ik recht, met een stijve nek en verkrampte armen. Een lachende Mels keek mij aan.
'Wat?' snauwde ik.
'Je sliep schattig, prinsesje.' Hij wees een plek aan. 'Je hebt trouwens gekwijld.'
Ik vernauwde mijn ogen tot speeltjes. 'Niet. Grappig.'
Voorzichtig stond ik op, proberend Tray niet pijn te doen en schudde mijn kleren af die nog een beetje vochtig aanvoelde door de sprong in de fontein. Meteen controleerde ik de ademhaling van Tray die regelmatig was, zijn wonden bekeek ik ook met trillende handen en kwam tot de conclusie dat de meeste niet zo diep waren als ik eerst had gedacht. Even viel mijn blik op de blauwe blouse die ik van de Makanen had gekregen. Een vleugje spijt vloog door mijn lichaam, maar verdween al meteen toen ik dacht waarom ik het zou doen. Ik hield de blouse vanonder stevig vast en begon hard te trekken, waardoor ik een aantal repen stof vast had. Het flesje water dat nog naast mij lag, deed ik open en goot het resterende water op de stoffen en wikkelde ze rond de meest diepe wonden. Hopelijk hielp dit iets meer.
De twee zonnen leken hun plaatsen bijna af te geven aan de manen, het teken dat de avond dus ging vallen.
'Geraken we op tijd bij Mine, voor de manen komen?' vroeg ik.
'Ja, als we flink doorstappen en nu vertrekken.' zei Mels overtuigend, Tray vastnemend om zijn woorden kracht bij te zetten.
Mijn maag begon opeens te grommen. Het was al heel lang geleden dat ik nog had gegeten. Bij de koffie op aarde zat een klein koekje, maar dat leek al eeuwen geleden. Ik greep naar mijn tas en hoopte dat de crackers die ik toen had meegenomen bij de Makanen, niet week waren geworden door de fontein.
Tot mijn opluchting waren ze onaangeroerd.
Snel nam ik een cracker in de mond en gooide er één in de richting van Mels die hij met zijn hand opving.
Tray leek nog steeds bewusteloos te zijn, en de angst kwam weer opzetten. We mochten nu geen tijd meer verliezen.
Het verdere verloop naar Mine, was één en al waas.
We hadden niets tegengekomen, alleen had ik nog steeds het gevoel dat er ogen op mijn rug brandde, maar dat gevoel probeerde ik zo goed mogelijk te negeren.
Arigoria was stil, alsof ze iets met zich meedroeg.
Normaal gezien was er altijd het vrolijke geluid van vogels en andere vreemde, soorten dieren, maar nu was het akelig stil.
Ik probeerde er niet veel aandacht aan te schenken en focuste op Mine.
Uiteindelijk hield Mels halt en wees naar een groenige, uitziende waterval.
'We zijn er.'
Ik keek rondom mij. Ik had alles verwacht, van een kasteel tot een schuur, maar een waterval hoorde toch niet op mijn lijstje.
'Waar zijn we?' vroeg ik dan maar dommig. Misschien waren we nog niet bij Mine aangekomen.
'Bij Mine.'
Mijn mond vormde een "o", en nu keek ik met oprechte nieuwsgierigheid rond. Misschien was er een verborgen ingang, je wist maar nooit in Arigoria.
Mels zuchtte overdreven en wees naar de waterval.
'Geheime ingang.' Hij had nog net niet "duuh" erachter gezegd, wat mij oprecht zou verbazen want het zou vreemd zijn als hij dat woordje zou kennen als hij niet eens wist wat een Coca Cola was.
Opeens klonk er een gekreun. We keken allebei verschrikt op en zagen dat Tray op zijn beide benen stond. Wankelend, maar hij stond recht tussen ons in.
Hij keek ons één voor één aan, en zijn blik bleef even hangen op mijn gezicht. Hij wendde vrijwel zijn gezicht af en hoestte opeens zwaar.
Hij greep naar zijn maag en probeerde zich recht te houden. Ik probeerde hem terug stevig vast te houden, maar hij hield mij tegen door zijn hand op te heffen.
'Laat.' Eén enkel woord, zo koud en standvastig leek mij aan de grond vast te pinnen. Verbaasd knipperde ik met mijn ogen, ik wilde protesteren maar ik bleef staan.
Mels leek ook geschokt te zijn, maar hij liet het in tegenstelling tot mij niet merken. Hij schraapte zijn keel en knikte naar de waterval. 'Kom, laten we snel erdoor lopen.'
Ik keek vermoeid naar Mels. 'Moeten mijn kleren weer nat?'
Hij negeerde mijn vraag door gewoon verder te lopen en hij stopte vlak voor de waterstralen.
'Komen jullie nog?'
Ik keek naar Tray, wachtend dat hij verder zou lopen maar hij bleef staan.
Ik zuchtte inwendig en liep naar Mels toe. Ik knikte hem toe dat ik klaar was. Uiteindelijk kwam Tray ook op een langzaam tempo onze richting uit, maar deze keer hielp ik hem niet. Ik bleef strak met mijn gezicht naar de waterval staren die een troebel spiegelbeeld vormde.
Zelfs in dit waterige, wazige beeld kon ik de vermoeidheid van mijn gezicht zo lezen.
Zonder nog een woord te zeggen, zette ik een stap naar voren en werd ik omhuld door een ongekende, onwerkelijke koude.
---
Woehoeeeeee, even een heel fijn berichtje; Ik heb mijn rapport gekregen en ik ben er door! NOG 1 JAAR EN DAN BEN IK WEG VAN MIJN SCHOOL. Hopelijk heeft iedereen goed nieuws gekregen of zal deze goed nieuws krijgen.
Ik wens iedereen een fijne vakantie, geniet er super veel van! Liefde x
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top