Hoofdstuk 13

Het stonk hier nog erger dan buiten, en buiten was de geur al amper te weerhouden. De geur was onbeschrijfelijk, maar ik wilde ook gewoonweg niet weten waarvan de geur oorspronkelijk afkomstig van was.
Alles was heel schimmig en ik kon geen hand voor ogen zien. Hoe had Mels zijn weg hier gevonden?
Uiteindelijk bereikte ik nog een andere deur die op een kier stond. Met een schop trapte ik hem open en liep naar binnen.
Daar zat een normale persoon, een man om precies te zijn, een krant te lezen.
Hij schrok niet van het geluid dat ik net had veroorzaakt en keek verstrooid op van zijn krant.
'Kan ik je helpen?' vroeg de man vriendelijk.
Ik trok mijn beide wenkbrauwen op.
'Uh, ik zoek Radmir?'
Even leek de man van zijn stuk gebracht, maar herstelde zich vrijwel meteen. 'Dat ben ik ja, wat kan ik voor jou doen?'
Nog voor ik kon antwoordde, stak hij zijn hand op en ging rechtstaan. Hij had een prachtig maatpak aan met een glimmende das en zijn grijze haar was perfect in vorm gebracht door een laagje gel. Zijn ogen waren duister, maar duister op een mooie manier. Ze doorboorden zo mijn eigen ogen en ik voelde mij ongemakkelijk onder zijn blik.
'Jij bent niet wie je beweert te zijn,' zei hij rustig. 'Hoe is het in Arigoria?'
Geschrokken en helemaal verbaasd keek ik hem aan. Hoe wist hij dat ik van Arigoria kwam? Ik had mij nog niet eens voorgesteld.
'Ik ruik het.'
Verward keek ik Rad aan. 'Wat ruik je?'
Rad plooide langzaam de krant samen en legde hem netjes op zijn vuile bureau. 'Dat je van Arigoria komt.'
Ik negeerde het feit dat hij dan een goede neus had, en snoof luidruchtig.
'Ik kom hier niet over Arigoria praten, Rad. Ik kom hier voor Mels, waarom heb jij hem pijn gedaan?'
Hij trok één wenkbrauw omhoog toen hij mijn vraag hoorde en grinnikte zachtjes.
'Heeft hij je verteld dat ik hem heb bezeerd?'
'Er waren amper woorden voor nodig,' snauwde ik hem toe.
'Wel, hij had gelijk. Het was best wel leuk, gemakkelijk en vooral vermakelijk.'
Ik gromde zachtjes van woede. 'Je neemt die woorden terug.'
'Of wat?' Rad leek mij alleen maar uit te lachen, en genoot van de woede die door mij raasde.
'Wat ga je dan doen,' vervolgde hij. 'Mij aanvallen met je nagellak?'
Wacht, wat? Mijn nagellak?
'Het is niet dat ik een meisje ben, dat ik alleen maar met nagellak en make – up bezig ben.'
Die Radmir maakte mij kwader en kwader.
'Oh, het spijt mij. Misschien je stijltang dan?'
'Genoeg!' schreeuwde ik. Deze man was gestoord.
'Ik ben niet gestoord!' schreeuwde hij terug. 'Ik ben machtig en ik ben onterecht verbannen naar dit vreselijke land!'
Hij deed zijn das uit, smeet het aan de kant en vervolgde zijn geraas. 'Ze kunnen er niet tegen dat betere wezens als hen bestaan, maar ik zal wraak nemen.' Door zijn woede kwam er speeksel uit zijn mond gevlogen en zijn haar lag helemaal in de war. Ik kon alleen maar staren naar zijn uitval, en hield hem nauwgezet in de gaten. Zijn acties argwanend volgend.
Ondertussen deed hij zijn hemd uit en deze smeet hij ook ergens weg in de kamer. Rad begon opeens ijselijk te gillen en zijn huid begon te scheuren.
Misselijkmakend geluid van brekende botten gleden in mijn oren binnen, en ik moest moeite doen om niet te gaan overgeven. De rug van Rad begon helemaal te plooien en enkele botten staken uit, zijn huid die gescheurd was viel af en maakte plaats voor schubben.
Een lange, kartelige staart kwam tevoorschijn en zijn handen werden scherpe klauwen. Een lange, blauwe tong en verschillende puntige tanden waren te zien in zijn mond. Zijn ogen, zijn duistere ogen waren het enigste dat niet was veranderd.
'Mels heeft het levend afgebracht, maar jij zal dit niet meer kunnen navertellen,' lispelde hij. 'Ik ben benieuwd wat jij zal doen.'
Hij likte langs zijn gebarsten lippen en kwam sluipend op mij af. Ik had de gehele tijd niet bewogen, maar toen ik hem op mij zag afkomen, greep ik snel naar mijn tas en haalde mijn pijl en boog tevoorschijn. De riem met dolken gespte ik razendsnel rond mijn middel en ging in een aanvalspositie staan.
'Dat zullen we nog wel eens zien,' mompelde ik.
Zijn staart kwam als een speer op mij afgevlogen en ik sprong aan de kant, de staart botste tegen de muur en enkele scheuren ontstonden in de – al afgebrokkelde – wand. Ik gleed over de vloer, zodat ik helemaal aan de andere kant van de kamer kwam en sprong meteen recht. Meteen nam ik een dolk van mijn riem en smeet hem lukkraak in zijn rug. Tot mijn verbazing, draaide Radmir zich lachend om en hij sperde zijn ogen wijd open.
'Is dit alles wat je kan?' schreeuwde hij al lachend. 'Die dolkjes van jou zijn voor mij alleen maar speeltjes. Niets kan mij verslaan.'
Geschrokken en even niet te weten wat doen, dacht ik koortsachtig na. Ik was al lichtjes buiten adem, terwijl het bij Radmir leek alsof hij dit elke dag deed.
Misschien was dat ook zo.
'Blijkbaar wel, want wie is er nu weer verbannen naar Arigoria?' kwetste ik hem, proberend mijn angst te verbergen.
Mijn woorden maakte hem nog woedender dan hij al  was en hij zette zich af, sprong op mij af met zijn klauwen voor zich gestrekt. Ik bukte mij vliegensvlug en ook al wist ik dat dolken hem geen pijn deed, hief ik er eentje omhoog die zich in zijn onderbuik vastzette. Snel kroop ik weg naar de kant en zag dat Radmir met een enkele ruk de dolk uit zijn buik trok.
'Je eigen wapen zal je zelf de dood toe jagen,' zei hij giechelend. 'Niets kan mijn pantser van schubben doorboren en niets kan tot mijn steenkoude, ijzige hart geraken. Zie de dood tot jou komen, vrouwwezen.'
Als een slang kwam hij glijdend op mij af, met mijn bloedeigen dolk in zijn klauwen gevestigd.
Ik dacht dat ik het kon, moed hebben en voor vrienden opkomen. Maar blijkbaar had ik – alweer – gefaald.
Zelfs iemand die tot mij zoveel woede kon oproepen, kon ik niet verslaan.
Ik was nooit van plan geweest om hem te doden, of wie dan ook te doden. Livius had ik vermoord, ja. Maar of hij degelijk vermoord was, dat was nog een onbeantwoorde vraag. Die krankzinnige vogels had ik misschien ook vermoord, maar naar mijn gevoel heb ik hen uit hun leiden verlost. Je zag zo dat ze het niet wilden, dat er iets scheelde. Ze waren in de war.
Maar ik had op ten minst toch gehoopt om hem angst aan te jagen of iets te dreigen zodat hij nooit meer mijn vrienden zou aanraken met één klauw.
Net toen ik de blinkende, scherpe dolk op mij af zag komen, viel het kwartje.
Steenkoude, ijzige hart.
Wat is het tegenovergestelde van koude? Warmte.
Wat is het tegenovergestelde van ijs? Vuur.
Wat ben ik? Een drakenprinses.
Ja, ik ben een drakenprinses die krachten heeft.
Krachten die nog amper bestuurbaar zijn, maar toevallig is mijn kracht vuur. In mijn hart zit het vuur.
En wat heeft Radmir toevallig, jawel. Een ijzig hart.
Het ijzige hart tegen het vurige hart.
Ik stond langzaam op en Radmir leek voor de tweede keer al van zijn stuk te zijn gebracht. Hij keek mij niet – begrijpend aan en keek toe hoe dat ik terug op mijn beide benen ging staan.
'Jij weet niet wie ik ben,' zei ik rustig.
'Oh, jij bent gewoon een dol elfje uit Arigoria die denkt de machtige Radmir op zijn plaats te zetten.'
Ik schudde lachend mijn hoofd en een kleine grijns kwam op mijn gezicht.
Ik mocht absoluut mijn angst niet laten zien.
'Nee, ik ben niet zomaar een elfje.'
Mijn handen begonnen te gloeien en het vertrouwde gevoel maakte mij al helemaal warm vanbinnen.
Ik vormde mijn handen tot vuisten en ademde zwaar diep in en uit. Plots voelde ik de aanwezigheid van de draak weer in mij, in mijn gedachten.
'Je probeert een prinses te kleineren en te vernederen.' Mijn stem leek niet meer op mijn stem, hij was helemaal vervormd en ik had het gevoel dat de draak voor mij sprak.
Ik was mij er half van bewust dat ik mijn vuur aan het oproepen was, voor mij was het allemaal een roes terwijl ik zag aan de ogen van Radmir dat het voor hem pure helderheid en realiteit was.
'En daarbovenop probeer jij, Radmir, de drakenprinses te vermoorden,' ging ik verder met de drakengedaante in mij, 'boeten zal jij doen.'
De laatste woorden waren alleen maar het geschreeuw van de draak die zich had vastgezet in mijn hoofd.
Mijn rechterhand ging vanzelf omhoog en keerde zich tot Radmir. De vuist ging open en één enkele vuurbal kwam tevoorschijn en knalde vlak naast Radmir tegen de muur aan.
'Eerste waarschuwing,' neuriede de draak verder in mijn lichaam.
Mijn linkerhand ging ook op automatische piloot omhoog en vuurde een vlam op de grond af.
'Tweede waarschuwing.' De woorden verdwenen in de vlammenzee die ondertussen was ontstaan.
Ik stond ondertussen in het vuur dat voor mij onschadelijk bleek te zijn en wakkerde op een bepaald ritme om mij heen.
'Er zal geen waarschuwing meer zijn, de derde slag is werkelijkheid.'
Nu waren mijn twee handen opgeheven en gericht op het verschrikte gezicht van Radmir.
Iets in mij zei dat ik dit niet moest doen, maar de draak had mij in zijn greep.
Met al mijn wilskracht probeerde ik de dwang te stoppen, maar ik liet uiteindelijk twee vuurslagen op Radmir los.
Op het laatste moment liet ik in mijn armen iets verzwakken waardoor ze meer naar beneden gericht waren, en zag dat de twee vuurballen vlak voor Radmir insloegen.
'Mijn prinses heeft je toch nog een waarschuwing gegeven,' kwam er plots uit mijn mond. 'Ik doe alles wat zij mij toevertrouwd en opdraagt. Scheer je weg verrader, en laat je gezicht niet meer zien.'
Het laatste kwam er fluisterend uit en Radmir leek helemaal versteend te zijn. De woorden klonken zangerig, bevreesd, kalm maar toch doods.
'NU!' schreeuwde de draak in mijn lichaam.
Radmir leek uit zijn trance te ontwaken, draaide zijn staart rond zich heen en één tel later verdween hij.
Samen met hem verdween het aangename, warme gevoel weg die binnen mij had geheerst, en al wankelend keek ik rond.
Ik had net die machtige draak opgeroepen. Ik had net Radmir verjaagd.
Het was mij gelukt.
Ik wilde gillen van blijdschap en meteen naar Mels toe rennen, maar wanneer ik een stap zette bezweken mijn benen onder mijn gewicht. Een plotselinge misselijkheid kwam opdagen en ik klapte dubbel.
Ik knalde tegen de grond aan, een verschrikkelijke steek knalde in mijn hoofd en toen werd alles zwart.

---

Woehoeee! Eindelijk zijn de examens afgelopen en kan ik mij volledig focussen op het schrijven.
Nu is mijn boek in de vergetelheid geraakt, maar dat komt nog wel goed! :)
Heel erg veel leesplezier en ik beloof dat je niet meer zo lang moet wachten op het volgende hoofdstuk! xxx

BELANGRIJK: ik was vergeten mijn deel II te plaatsen (ja, die examens doen iets met mijn hoofd. Oké, nee. Er is altijd iets mis met mij, maar back to the point) dus vergeet deze zeker niet! Het is niet pérse belangrijk, maar die quotes behoren tot het verhaal en zullen later duidelijkheid brengen. (Achter H11)

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top