Hoofdstuk 31


'Is iedereen er klaar voor?' vraagt mijn opa op een gehaaste toon.
'Ja, denk het wel,' zeg ik zonder enige overtuiging.
'Ik nog niet,' zegt Merel. 'Maar moeten niet wat mensen het huis van Adriaan bewaken?' vraagt ze op een wijze toon.
'Ja, dat moet eigenlijk wel. Dit is onze enige veilige plek,' zegt Adriaan, terwijl hij zich ook aan het voorbereiden is voor een lange reis.
'Mag ik hier anders blijven?' vraag ik, terwijl ik mij bedenk dat ik dan even op rust kan komen.
'Uhh,' zegt mijn opa en ik zie de twijfels op zijn gezicht, die herken ik namelijk uit duizenden.
'Aan één boek hebben jullie toch genoeg,' zeg ik op een zeikerige toon.
'Aaron weet nog niet zo goed hoe hij het tweede boek moet besturen, Julia,' zegt Esmee.
'Maar jij kan dat toch, Esmee?' vraag ik. Dan valt er een stilte. Ik weet dat ik gelijk heb, dus ze moet wel ja zeggen.
'Ja, dat kan ik,' zegt ze op een toon die mij niet bevalt.
'Dan redden jullie je toch?' zeg ik, terwijl ik bedenk dat ik Esmee nu compleet naai.
'Oké, Julia, jij blijft hier, maar niet alleen,' beveelt mijn opa.
'Merel, Hugo en Aaron, blijven jullie hier?' klinkt het door het huis van Adriaan, als je het een huis kunt noemen.
'Ja, is goed,' klinkt het in koor.
'Dan gaan wij maar je ouders zoeken en redden,' zegt mijn opa, terwijl hij ons gedag zwaait.
'Doei,' zeggen Merel, Hugo, Aaron en ik.
Ze lopen door het portaal van Esmee naar de echte wereld.

'Eindelijk een beetje rust,' zucht ik.
'Wat gaan wij hier doen?' vraagt Aaron.
'Uitrusten,' zeg ik bijna schreeuwend.
'Ik ga koffie halen,' zegt Merel.
Zijn we hier eigenlijk wel echt veilig? bedenk ik mij. 'Jongens, weten jullie wel zeker dat wij hier veilig zijn?' vraag ik een beetje bang.
'Natuurlijk,' zegt Hugo, maar ik geloof hem niet.
'Kunnen wij eigenlijk niet meekijken met je opa en de rest?' vraagt Aaron.
Ik open mijn boek en ik concentreer mij op ze. Er vormt een soort wolkje boven het boek en wij kunnen zien wat de rest aan het doen is.
Ik zie mijn opa voorop lopen met de rest achter zich aan. Mijn opa houdt een bedeltje vast dat zo af en toe oplicht.
'Zijn we er bijna?' vraagt Adriaan. Hij gaat naast mijn opa lopen en loert naar het bedeltje. 'Waarom knippert het? Dat hoort niet.'
Mijn opa haalt zijn schouders op. 'Slechte verbinding misschien?' grapt hij.
'Hoezo slechte verbinding?' vraagt Esmee. Nu gaat zij ook naast de twee mannen lopen.
'Slechte verbinding is het niet echt,' legt Adriaan uit. 'Het is eerder zo dat het bedeltje niet helemaal goed in contact staat met Julia haar ouders.'
Ze lopen verder en dan stopt het bedeltje met oplichten. Mijn opa kijkt raar op en Adriaan pakt het bedeltje uit zijn handen. Hij tikt erop met zijn vinger. Dan loopt hij terug in de richting waar ze vandaan kwamen. Het bedeltje licht weer op en begint dan opnieuw te flikkeren.
'Het flikkert weer,' zegt Esmee. 'Betekent dat dat haar ouders...?'
'Onder de grond zijn, ja,' maakt mijn opa Esmee haar zin af.
'Ze zijn toch niet levend begraven?' vraagt Adriaan geschrokken.
'Nee, ze zijn niet levend begraven,' zegt mijn opa. Iedereen slaakt een zucht. 'Ze zitten wel onder de grond in een soort grot, denk ik. We moeten alleen uitzoeken hoe we daar ongezien naar binnen kunnen komen.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top