Hoofdstuk 11
Ik open mijn ogen en voel aan mijn arm. Mijn arm is geschaafd en mijn voet doet zeer. Als ik opsta raap ik mijn boek van de grond en ga er met mijn shirt overheen om de vuiligheid weg te vegen.
Mijn ogen rusten op de kaft van het boek. Er mag wel geen afbeelding op staan, maar toch denk ik aan de Pokémon van net. Hij zei dat ik Mew of Latias heb. Hij heeft Latios, dus ik moet één van die twee hebben. Ik probeer te bedenken wie ik zal hebben. Ik hoop Latias, want die is, denk ik, best mooi.
Ik kijk achter me als er een gekras over me heen glijdt. Een kraai vliegt weg. Dan besef ik me dat ik nog in het bos ben. Hopelijk hebben zij het niet gezien, denk ik.
Ik draai me om als ik me bedenk dat ik hem heb gezien. Rustig loop ik naar het meertje. Mijn voeten stappen op een paar takjes die dan weer breken.
Niemand. Er zit niemand meer bij het meertje. Ik kijk om me heen en haal dan mijn schouders op.
Ik kijk nog even uit over het meer. Dan hoor ik wat gekwaak en zie ik een eend zwemmen. Hij doet me denken aan Ducklett. De Pokémon die ik me was gevolgd in de Pokémonwereld. Ducklett was de Pokémon die me zo hard had laten schrikken en een glimlach verschijnt op mijn gezicht.
Als de eend dichterbij komt, zie ik de blauwe veren. Ik kijk naar de snavel en besef dat het ook écht Ducklett is!
Ik zoek naar iets om hem te kunnen vangen en dan heb ik een Poké Ball in mijn hand. Ik pak de Ball en gooi het naar Ducklett. Hij wordt erin opgezogen. Een geklik laat me weten dat Ducklett is gevangen. Een brede lach verschijnt op mijn gezicht en ik pak snel de Poké Ball met Ducklett erin. Snel stop ik hem diep onder in mijn tas en draai ik me om.
Ik baan me een weg door de bomen naar mijn fiets. Mijn fiets staat er nog en ik zoek mijn sleutels in mijn tas. Als ik ze gevonden heb, haal ik mijn fiets van slot af en spring ik erop. Op weg naar huis.
Als ik thuis ben aangekomen staat mijn moeder voor de voordeur. Ze kijkt me met grote ogen aan.
'Julia! Wat zie jij er vies uit!' gooit ze eruit. 'Waar hebben jullie uitgehangen?'
'We gingen naar het bos om een kampvuur te maken,' mompel ik.
'Waarom?'
'Dat is leuk?' zeg ik vertwijfeld. Ik kijk een beetje onzeker om mijn moeder heen. 'Is het eten al klaar?'
'Bijna, maar zo ga jij niet aan tafel zitten, jongedame,' zegt mijn moeder verontwaardigd.
Ik kijk haar schuin aan.
'Ga jezelf eerst even opfrissen.'
Ik knik en loop langs haar heen naar de trap. Slenterend loop ik de trap op. Mijn voeten werken zich naar de badkamer en ik open de deur. Ik pak een handdoek uit de kast en kleed me uit om vervolgens te gaan douchen.
Tien minuten later sta ik kant-en-klaar naast de douchecabine. Ik bekijk mezelf in de spiegel en doe mijn haar nog even goed voor ik de badkamer uitstap.
'Julia! Kom je nog?' roept mijn vader.
'Ik kom al!' roep ik terug. Ik zucht en sluit de deur achter me.
'Wat doe jij hier?' vraag ik als ik de keuken binnenloop.
Daniel zit aan de eettafel. Hij kijkt me aan vanuit zijn ooghoeken. Omdat ik achter hem sta kan hij mij niet honderd procent zien.
'Ook leuk om jou weer te zien, Julia,' lacht hij.
'Maar...?'
'Daniel kwam even langs en zei dat je hem hebt uitgenodigd om te komen eten,' zegt mijn vader.
Ik frons mijn wenkbrauwen. 'Ik heb helemaal niet...?'
Daniel haalt zijn mobiel tevoorschijn en het schermpje licht op.
"Hoi Daniel, heb je vanavond zin om bij ons te eten? Mijn ouders zullen dat vast gezellig vinden! Groetjes, Julia" lees ik.
Ik schraap mijn keel.
'Leuk dat je toch gekomen bent,' zeg ik. Ik probeer naar de tijd te kijken, maar Daniel haalt al snel zijn mobiel uit mijn zicht.
Ik pak mijn mobiel uit mijn broekzak en zet hem aan.
'Geen mobieltjes aan tafel, Julia,' zegt mijn moeder als ze de laatste pan neerzet.
Ik zucht. Dan zoek ik het vanavond wel uit.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top