~Hoofdstuk 11~
Pearl
Traag glijden mijn vingers over het glimmende oppervlak van mijn nieuwe zwaard. Het handvat bestond uit dik, zwart leer en heeft inkepingen voor de grip. Ik draai het zwaard een kwartslag en vang het zonlicht op op het lemmet. Evan duwt het wapen naar beneden. Flams geeft me ook de boog en helpt om de pijlenkoker aan mijn rug te hangen.
'Goed, het zwaard is gemaakt van Buigijzer. Zoals je had gevraagt is het licht en klein genoeg om te verstoppen. Pas alleen op dat het niet tegen je wordt gebruikt.' Hij tikt tegen de punt. 'Het is betovert, de kling gaat door lichamen als een mes door boter. Tijdens zijn weg naar binnen brand hij de huid en al weg.' Flams laat zijn tanden zien. Met een laatste blik op het wapen stapt hij achteruit en laat mij met Evan alleen. Evan strekt zijn handen voor zich uit en kraakt zijn vingers waarna hij met een zwier zijn dolk tevoorschijn haalt.
'Kom poppetje, we moeten een spel uitspelen.'
Mijn voeten blijven ergens aan vasthaken en ik voel iets nats over mijn kuit strijken. Als ik mijn vingers erdoorheen haal blijft er een kleverig goedje aan hangen. Vol walging kijk ik op. Evan trekt luidruchtig zijn neus op.
'Virussenbloed.' Met de stompe kant van zijn zwaard houdt hij de bosjes aan de kant waaronder een enorme kever ligt. In zijn buik was een diepe snede te zien waar zilverbloed uitstroomt. Evan knielt neer en haalt zijn vinger erdoorheen. Met een klodder op zijn twee vingers houdt hij het vlak voor zijn gezicht en ruikt er aan.
Ik zet een stap achteruit. God, ik dacht dat ik raar was. Niet te geloven dat ik hier nu vastzit met een bloeddoper. Ik gniffel. Evan kijkt gerïrriteerd mijn kant op. Hij staat recht, veegt zijn vingers aan zijn broek af en buigt om zijn zwaard op te rapen.
'Het bloed is nog warm. We zijn niet alleen. Hou je omgeving goed in de gaten.'
Op mijn tenen volg ik hem en krimp in elkaar bij het minste geluid. Ergens tussen het moment dat we verder zijn gegaan en het nu, waren de vogels opgehouden met tjirpen. Evan moet het ook doorhebben want hij verstijft en scant heel het bos. Achter me klinkt geritsel en snel draai ik me om met mijn wapen voor me uitgestoken. Nu staan we rug aan rug en draaien we cirkels. Mijn ogen schieten naar een steentje op een rots. Het verschoof en sprong een beetje op en neer. Verschrikt grijp ik Evans arm en wijs ernaar. Zijn knokkels worden wit om het handvat.
Eerst klinkt de brul, oorverdovend luid en hoog. Als een schreeuw. Mijn maag zakt naar mijn voeten. Ik hap naar adem. Voor me verschijnt een monster. Hij was gigantisch. Zijn vingers waren gespreid en gaan over in lange, scherpe zware klauwen. Zijn huid was asgrauw en strak om zijn botten gespannen. Zijn gezicht was lang en spits met een scherpe neus en zwarte kraalogen. Wanneer hij nog eens brult zijn zijn tanden te zien. Even lang als mijn onderarm en gekarteld.
Ik wist wat ik moest doen. Ik had het al zo vaak gedaan dat ik het eigenlijk geblindoekt moest kunnen. Ik kende het boekje. Rennen, uithalen en steken. Ik zag voor me hoe ik het deed, elke slag van mijn zwaard dat als een lint door water gaat en zijn kop van zijn romp splitste. Toch blijf ik staan. Tot mijn eigen afschuw was ik verstijft en luisterde mijn lichaam niet meer naar mijn hoofd.
Toe dan! Beweeg! Ren, vecht, schreeuw om hulp! Alles behalve dit!
Evan moet door hebben dat er iets aan de hand is. Hard duwt hij me met zijn schouder opzij. Net optijd om de klauw van het monster te ontwijken. Met een harde knal val ik op de grond en schuif ik verder door tot mijn rug tegen een boom botst. Verdwaasd en duizelig blijf ik liggen. De beelden voor me zijn wazig en ik voel de tranen over mijn wangen sijpelen.
Met trillende benen sta ik recht en ga op de tast op zoek naar mijn zwaard. Bibberend neem ik het op. Ik moest kalmeren. Ik moest nadenken, verdomme.
Evan ging te keer als een slang. Uithalend en terugtrekkend. Uithalen en steken. Steeds verdwenen wanneer het wezen zijn vuist om hem heen wilde draaien en hem telkens weer verbaasd achterliet. Ik had geen tijd meer om hem te helpen. Evan wist wat hij deed, jaren aan ervaringen hadden hem geleerd om een tegenstander te doden in zijn eentje. Hij klom in een boom, liet zich op de rug van het monster vallen en gleed naar de voorkant waar hij zijn zwaard tot aan het handvat in de huid dreef.
Het monster loeide, wankelde en viel op zijn zij. Hij deed nog een laatste poging om Evan te vangen maar lag toen stil. Buiten adem blijft Evan staan neerkijken naar het lijk. Traag schuffel ik naar hem toe.
'Het... spijt me Evan.' Ik krimp in elkaar van mijn schorre stem.
Evans ogen vinden de mijne. Zijn zwaard kletterd op de grond en voor ik nog met mijn ogen kan knipperen lig ik in zijn armen. Hij drukt me tegen zich aan en fluisterd telkens mijn naam in mijn haren.
Ik sla mijn armen om zijn middel en ontspan me. Voor de eerste keer in heel mijn leven heb ik een plaats gevonden waar ik thuis hoorde. Opnieuw stroomde tranen uit mijn ooghoeken. Deze keer van geluk.
Na een tijdje leunt Evan achteruit. Een scheve grijns is op zijn gezicht te zien en teder veegt hij met zijn duim een verdwaalde traan van mijn wang.
'Kom. We zijn er bijna.' Zijn ogen schieten naar mijn lippen en hij zet een stap achteruit. Even laat ik mijn schouders hangen voor ik mezelf mentaal door elkaar schud. We hebben helemaal geen tijd hiervoor. Denk aan mama.
Naast elkaar wandelen we verder.
Deze keer zonder complicaties komen we aan onze bestemming. Het lag in een gigantische krater. Groen gras strekt zich voor ons uit en een rivier liep ertussen. Op een paar plaatsen waren er scheuren in de grond waar rood met gele vloeistof uitloopt. Knipperend verstijf ik. Brandende lucht dringt mijn neusgaten binnen en laten mijn ogen tranen.
'Een vulkaan. Het Drakendal is een vulkaan.' Hij kijkt me snel aan en grijpt mijn hand. Met een knikje toont hij aan dat ik moest beginnen afdalen. Voetje voor voetje ging ik naar beneden. Soms gleden mijn voeten uit over een gladde steen en werden mijn vingers opengehaald door de scherpe stenen die ik nog net kon vastgrijpen.
'JE BENT ER BIJNA!'
Verschrikt kijk ik omhoog en zie Evan nog boven staan. Ik probeer de brok weg te slikken die in mijn keel komt opzetten. Ik daal verder af.
Eindelijk, eindelijk, vinden mijn voeten het gras. Ik kijk terug naar Evan die zijn duim naar me opsteekt. Hij draait zich om en zet zijn voet op de eerste rots. Een wolk gaat voor de zon zitten en rillend sla ik mijn armen over elkaar. Het word terug licht. Te snel om een wolk te zijn. Ik leg mijn hoofd in mijn nek. Struikel achteruit en val languit op mijn rug.
'EVAN!' Draken cirkelen boven me. Ik krabbel op. Kijk naar mijn vriend en begin dan te rennen.
Een brul weerklinkt en daarna de slagen van vleugels. Zo snel als ik kan schiet ik tussen bomen door. Mijn tactiek aanpassend door soms te zichzagen. Ik span mijn spieren aan om over de rivier te springen maar nog een brul haalt me uit mijn evenwicht en ik val erin. De stroming grijpt mijn kleding en trekt me mee. Happend naar adem zwem ik naar boven en kan nog net zien hoe twee draken in de rivier neerdalen en hun snuit in het water steken. Als eentje opkijkt duik ik naar beneden.
Door de snelheid zie ik niet wat er onderwater gebeurt. Mijn hoofd stoot hard tegen iets en mijn gezichtveld wordt zwart. Het laatste wat ik zie is in de verte een gigantische plons.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top