Hoofdstuk 7


Carter
In de middagpauze probeerden we te bedenken wat we zouden kunnen doen, maar eigenlijk wachtten we gewoon tot de volgende sprong. Zo begonnen we het te noemen, om het kort te houden. Ik wist nog steeds niet of het te maken had met hoe ik me voelde of waaraan ik dacht. Phoebe wist zeker dat ik in contact moest blijven met het boek. Ze had het dan ook mee.

'Jammer dat kaarsen verboden zijn op school, want die zouden zeker helpen', zei Phoebe. We zaten in het opberghok dat onze conciërge altijd open liet. De arme man heeft vast last van dementie, want we zagen hem meerdere keren de school afzoeken naar zijn schoonmaakspullen, terwijl hij steeds recht langs het opberghok liep.
'Phoebe, we hebben dit boek al van achter naar voren en in spiegelschrift gelezen, maar er staat verder niks in. We moeten gewoon wachten tot ik weer spring.' Echt waar, ze hield het voor de spiegel en zelfs ondersteboven.
'Ik weeeeet het, Carter. Als jouw aura nou wat paranormaler was, zou het zo gebeuren.'
We stapten de kleine ruimte uit en daar was het eindelijk, ik sprong.

Mysterieuze stem

Ja! Daar is hij weer. Oké, snel handelen... Ik ging naar hem toe en raakte zijn arm aan. Hij was altijd in een paar seconden weg, dus misschien kon ik er voor zorgen dat hij hier bleef. Het werkte, want hij is er nog steeds.
'Ik hoop dat je het niet erg vindt, maar ik heb je hulp nodig', zei ik. De jongen keek me een beetje verschrikt aan en zei: 'Ja, natuurlijk. Zeg me maar wat ik moet doen, want ik weet het zelf niet.'
'Maar ik ook niet.' We staarden elkaar maar een beetje aan.
'Misschien moet ik me voorstellen', begon ik. 'Mijn naam is Atlas.'
'Ik ben Carter.' Dan vroeg hij me: 'Hoelang zit je hier al?'
'Als ik dat eens zou weten. Ik heb amper besef van tijd. Ik weet wel dat ik hier al lang zit.'
'Hoe ben je hier geraakt?' Dat weet ik nog heel goed. Het was dan ook mijn laatste herinnering aan de echte wereld.
'Via een boek.'
'De Kronkelgangen der Tijd?'
'Precies.'
'Dan moet jij deel twee hebben. Wij hebben namelijk deel één.'
'Wij?'
'Phoebe en ik. Degene die me hiernaartoe heeft geleid.' Ben ik even blij dat die Phoebe bestaat. Ik hield zijn arm nog steeds vast en ik vroeg me af hoelang ik dit in stand zou kunnen houden.
'Hoe doe je dat eigenlijk?' vroeg Carter. 'Normaal blijf ik hier niet langer dan een vingerknip.'
'Geen idee. Spontaan bedacht. Dit werkt natuurlijk alleen als je hier al bent. Zou er ook een manier zijn om jou hier naartoe te brengen?'
'Voor zo ver ik weet niet. Ik heb dat hele boek doorzocht en ik vond helemaal niets over sprongen en vastzittende jongens die Atlas heten.' Hij glimlachte. Bijna was ik vergeten dat emoties bestonden.
'Heb je geprobeerd de spreuk opnieuw uit te spreken?'
'Nee, want dat leek me te gevaarlijk.' Ik voelde hem wegglippen. Ik begon mijn kracht op hem te verliezen.
'Probeer het toch. Als dat het enige is wat we kunnen doen.'
'Misschien staat er iets in jouw boek?'
'Hoe kunnen jullie dat ooit terugvinden?
'Waar-' Zijn grijze ogen verdwenen vlak voor mijn neus.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top