Hoofdstuk 13
Atlas
Ik kan die stomme rotdeuren nog steeds niet zien! Elke keer als ik weer hoop krijg, wordt het meteen weer van me afgenomen. Voordat Carter hier opdoemde was ik misschien wel eenzaam en had ik geen enkele kans op redding, maar mijn gevoelstoestand bleef tenminste gelijk. Nu voel ik me als een wagentje in een achtbaan. De emoties verschijnen en verdwijnen steeds weer. Verdriet. Hoop. Wanhoop. Blijheid? Het kan ook zijn dat ik gewoon vergeten ben hoe het voelt om mens te zijn. Hoe het voelt om te leven. Carter is mijn lichtpuntje in deze duisternis. Letterlijk. Zijn verschijning vult de ruimte met licht. Hij straalt. Zijn haar is ook best cool.
'De enige verklaring: je moet de spreuk van buitenaf uitspreken', bedacht Carter.
'Nou, spreuk: 1, wij: 0. Of eerder spreuk: 1000, wij: -10000, want dat gaat niet echt, mocht je het vergeten zijn.'
Een tijdje was het stil.
'Wat als... er een derde boek is?' zei hij uiteindelijk.
'Ja, een trilogie. Dat moet wel, aangezien de spreuk om hier uit te geraken wel ergens staat.'
'Weet jij nog waar je jouw deel vandaan gehaald hebt?'
'Michael kocht het boek af van de toenmalige bibliothecaris. Toevallig zag hij het achteraan in een kast liggen op de bovenste verdieping. Het was niet uitleenbaar, maar hij mocht het kopen.'
'Wel toevallig dat het daar 'zomaar' lag', zei Carter bedenkelijk. 'De bibliotheek van Parham?' vroeg hij dan.
'Ja. Ik weet niet of hij daar nog werkt want hij was al best oud.'
'Weet je nog hoe hij heet?'
'Meneer Stencil, als ik me niet vergis.'
'Oké, Phoebe en ik zullen polshoogte gaan nemen.'
'Goed plan. Laat me weten als je iets vindt.' Hij glimlachte.
Phoebe
Blijkbaar was het onze volgende missie om de bibliothecaris te gaan ondervragen.
Nadat we onze fietsen tegen de wand hadden achtergelaten, stapten we het gebouw binnen. Parham is sowieso al een oud stadje, maar de bibliotheek is al eeuwenoud. Tenminste, zo lijkt het wel. Het ruikt er muf binnen en het meubilair ziet er niet al te fraai meer uit. Om maar niet te spreken van de computers, die zijn nog slomer dan een oud koppeltje dat voor je wandelt wanneer je dringend de bus moet halen.
De bibliothecaris, een verrassend jonge vrouw met een hippe roze bril, zat achter haar bureau, recht tegenover de ingang.
'Hallo, mevrouw, werkt meneer Stencil hier nog?' begon Carter. Iets aan die parelwitte glimlach van haar beviel me niet. 'Nee, hij is al enkele jaren op pensioen. Ik heb de bibliotheek van hem overgenomen aangezien ik zijn dochter ben. Je kunt aan mij ook alles vragen, hoor.'
Ik legde het boek op haar bureau. 'Herkent u dit?' vroeg ik. Ze nam het in haar gemanicuurde handen. Haar nagels waren karamelachtig glitterend gelakt. 'Dit soort boeken vind je normaal niet in onze bibliotheek. Er hangt ook geen kenteken aan. Weten jullie zeker dat het hier vandaan komt?'
'Dat hebben we toch niet gevraagd', zei ik geïrriteerd. Ik weet niet waarom ik zo kort van stof was. Carter nam het gesprek snel van me over.
'We weten dat uw vader dit boek aan een bepaalde Michael heeft verkocht. Daarom zou het handig zijn als we hem konden spreken.' Het was niet dit boek, maar we zouden voor gek staan als we het deels onzichtbare zouden presenteren.
'Waarom moeten jullie mijn vader dan spreken? Zo te horen is Michael degene die het gekocht heeft.' Haar zoete glimlach verdween, maar ze deed haar best om professioneel te blijven.
'Omdat wij het nu nodig hebben. Michael is nu niet beschikbaar.'
Ze keek ons onderzoekend aan en haalde haar gsm uit haar designer-handtas. Ik zou nooit begrijpen waarom iemand zoveel geld zou uitgeven aan een hándtas. Het enige verschil met een gewone is dat je onnodig duizenden euro's meer uitgeeft.
'Dag, pa. Ja, er zijn twee kinderen die naar je vragen in de bibliotheek. Iets over een boek. Ja, specifiek naar jou. Geen idee. Oké, dag.' Ze schreef iets op een roze post-it. 'Hij vraagt of jullie bij hem thuis kunnen komen. Hier is het adres.' Ze overhandigde het boek en het briefje aan Carter.
'Heel erg bedankt. Dag mevrouw.'
'Niet te lang blijven, hé. Denk om zijn hart.'
Buiten gaf ik het adres in op Google Maps. Het was niet te ver weg. Niets is te ver weg in Parham.
'Vreemd dat hij ons speciaal bij hem thuis wilt zien', zei Carter.
'Wel nee, hij is gewoon oud en kan niet op 1,2,3 hiernaartoe komen. Ik vond zijn dochter eerder vreemd.'
'Omdat ze te modern leek in die oude stofboel?'
'Dat, en omdat ze maar alsof deed. Onder die roze bril zat een geheim.'
'Kom nou, Phoebe. Ze gaf ons toch zijn adres, of niet?'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top