Hoofdstuk 10
Phoebe
Het is heel vervelend als je iets zelf niet kunt onderzoeken. Ik moet volledig op Carter vertrouwen, sowieso al omdat hij de enige is van ons twee die de zwarte ruimte en Atlas ziet. Natuurlijk weet ik wel dat hij niet liegt. Hij is praktisch doorweekt van de paranormale energie die rond hem hangt. Ook is hij mijn allerbeste vriend.
Bij mij thuis aangekomen, stond ons een verrassing te wachten. Mijn vader was thuis, zijn auto stond namelijk op de oprit. Ik weet niet of hij al te bezorgd is om mijn educatie, want dan zou hij af en toe wel naar mijn schooldag vragen, maar het leek me toch beter om pas binnen te gaan zodra de school echt uit was. Carter zag dit ook en zei: ' We kunnen ook niet naar mijn huis gaan, want Maddy kan elk moment thuiskomen. Je weet wel, nu haar examens echt begonnen zijn.'
'Ik stel voor dat we naar de speeltuin om de hoek gaan.'
'Oké, dan zijn we wel even een stel spijbelende hangjongeren.'
De speeltuin is niet zo groot en ligt verborgen achter een paar huizen. Je kunt het bereiken via een smal paadje dat je ,als je even niet oplet, zo voorbij loopt. 's Avonds krioelt het hier van de op het slechte pad geraakte jongelingen en kun je het best vermijden.
We gingen op de schommels zitten en Carter haalde iets uit zijn rugzak. Dat moest het boek wel zijn, want ik kon het niet zien.
'Oké, op de voorkant staat dus zoals ik al zei: 'De Kronkelgangen der Tijd, deel twee'. De volgende bladzijde is exact hetzelfde als in ons deel. Weet je nog? Met al die cryptische rijmende zinnen.'
'Wacht, dan haal ik het onze er even bij.' Ik rommelde in mijn rugzak langs mijn schoolspullen, het zwarte schriftje met de kleine gouden sterretjes (ik ben dol op sterren en op de ruimte in het algemeen), een verdwaalde tarotkaart, maar ik vond het boek niet. 'Ik heb het thuis gelaten, wat stom van me.'
'Geeft niet, ik kan gewoon vertellen wat er staat', verzekerde Carter me.
'Maar ik kan beter nadenken als ik het zo voor me kan zien.'
'Ik kan het ook opschrijven, als je wil.'
'Ja, misschien in mijn schriftje hier.' Ik haalde het uit mijn rugzak en gaf het aan hem.
Hij opende het en begon te lachen.
'Zoektocht tussen de dimensies? Wat heb je daar onder getekend?' Twaalfjarige ik had een mannetje, dat mezelf moest voorstellen, in een soort ruimtetuig getekend. Het vloog tussen de sterren, de maan en de aarde en geestachtige verschijningen. Mijn tekentalent was nog niet al te ontwikkeld en toegegeven, het zag er niet al te best uit.
Ik was er toen van overtuigd dat alle geesten naar de ruimte verhuisden, want ik geloofde niet in de hemel. Van de hel was ik niet zo zeker. Eigenlijk is het alleen maar logisch, in de ruimte is er geen zuurstof, wat geesten ook niet nodig hebben. Ze kunnen op de sterren en de planeten rondzweven en vandaar naar de aarde kijken. Ze hebben namelijk een superzicht en hun ogen worden automatisch aangetrokken tot hun nog levende familieleden en vrienden die rondlopen op hun vroegere woonplaats. Natuurlijk kunnen astronauten de geesten niet zien, als ze hen niet kennen. Als een dierbare van de geest, hem gevonden heeft, kan de geest de aarde bezoeken en terug naar huis keren.
Hij sloeg de pagina om en de tekening vervolgde.
'Oh...'
Daar stond ik, naast mijn zus Dewi. Ik had haar weer gevonden met mijn ruimtetuig. En op de bladzijde daarnaast stapte ze mee in om terug te keren naar de aarde. Ik kreeg een brok in mijn keel. Na al die tijd mis ik haar nog evenveel. Ik denk niet elke dag aan haar, maar het verdriet wordt niet minder. Soms ga ik voor haar oude slaapkamer staan, die op slot is. Mijn moeder kon het niet aan om hem leeg te halen en legde de sleutel weg, in een doos in haar kleerkast. Elke keer sta ik met de sleutel in mijn hand, aarzelend voor het sleutelgat. Dan laat ik mijn hand zakken en berg de sleutel weer op. Ik durf er niet binnen te gaan, bang voor de overwelmende herinnering aan mijn zusje.
Carter sloeg een arm om me heen. Ik heb hem nooit veel over Dewi verteld.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top