Hoofdstuk 7
We liggen in de tuin te staren naar de sterrenhemel. Een zacht zomerbriesje waait mijn haar in de war. Ik speur de sterrenhemel af en dan zie ik een sterrenbeeld. 'Grote Beer!' roep ik. Ik wijs naar boven en kijk naar het steelpannetje. De sterren fonkelen en flakkeren, alsof ze blij zijn dat ik hen heb gezien.
'Orion!' roept Darlene. Ook zij wijst naar het sterrenbeeld dat boven onze hoofden flakkert.
'Wie het eerst zijn sterrenbeeld heeft gevonden, hoeft niet op de grond te slapen!' roept Darlene.
'Dat is niet eerlijk!' breng ik ertegenin. 'Ik slaap toch al op de grond!'
'Maakt niet uit,' zegt Darlene. 'En... go!'
Ik wil nog protesteren, maar ik zie Darlene al de hemel afspeuren. Ik kijk ook omhoog, op zoek naar mijn sterrenbeeld. Ik ben in maart geboren, dus mijn sterrenbeeld is Vissen. Waarschijnlijk is hij nog net te zien voor de tijd van het jaar. Leeuw daarentegen is juist goed te zien nu. Het verbaast me dan ook niets dat Darlene hem eerder heeft gevonden dan ik.
'Hebbes!' roept Darlene kort nadat ze het startsein heeft gegeven.
'Waar dan?' vraag ik uitdagend.
'Daar! Precies boven ons hoofd,' zegt ze wijzend.
'Dat is flauw, de mijne is nauwelijks te zien!' zeg ik.
'Had je maar niet in maart geboren moeten worden!' zegt ze, waarna ze haar tong uitsteekt. Ik draai mijn hoofd om en kijk nog eens naar de sterren. Sommige fonkelen rood, sommigen zelfs blauw.
Ook al hebben Darlene en ik bijna alle sterrenbeelden al eens gezien, het blijft leuk om 's avonds in de tuin te gaan liggen staren naar de nachthemel. Sterren hebben iets mysterieus en prachtigs. Iets wat eigenlijk niet goed te omschrijven valt. Net als het geluid van een bulderende waterval onder je voeten, of glooiende tarwevelden in de ochtendzon. Het is de magie van de natuur die je betovert en nooit meer loslaat. Ik houd van natuur en dan vooral 's nachts. De nacht heeft een serene sfeer en een betoverende geur. Het ruikt naar ochtenddauw op het gras. Het ruikt naar een kabbelend beekje in een bloeiend bos. Het is een geur die er alleen 's nachts hangt.
Darlene en ik blijven in de tuin liggen tot het koud begint te worden. Ik ril als de wind weer eens waait. 'Darlene?' vraag ik zacht.
'Ja?' vraagt ze slaperig.
'Ik heb het koud, zullen we naar binnen gaan?' vraag ik.
'Ik dacht dat je het nooit zou vragen.' Ze staat zuchtend op en haalt het kussen van de bank af. Dan zetten we de stoelen weer in de schuur en leggen we de kussens binnen neer, waar het behaaglijk warm is. We gaan naar boven en maken ons in een recordtempo klaar voor bed. Ik sta in de badkamer mijn tanden te poetsen, als Darlene binnenkomt en ook begint met poetsen. Ik kijk vanuit mijn ooghoek naar haar via de spiegel. Ze ziet het en kijkt scheel. Ik moet lachen en bijna verslik ik me in de tandpasta. Daarna maak ik een varkensneus, waardoor zij proest van het lachen. Dan spoel ik mijn tandenborstel schoon, borstel mijn haar en was mijn handen voordat ik naar bed ga.
Ik plof neer op het matras dat op de grond ligt. Ik ruzie kort met de dekens, die op de een of andere manier weer in de knoop liggen. Eindelijk lig ik goed in bed en ga ril nog eens onder de nog-niet-warme dekens. Darlene komt de kamer binnen en gaat in haar bed liggen.
'Welterusten,' zegt ze.
'Trusten,' zeg ik terug. Darlene knipt het lichtje dat op haar nachtkastje uit. Meteen is het stikdonker in de kamer. Alleen wat maanlicht piept onder de gordijnen door. Ik laat mijn ogen wennen aan het duister en staar naar de glow in the dark sterren die Darlene al sinds haar geboorte op haar plafond heeft hangen. Ze hebben allang hun glow verloren, maar Darlene heeft nooit de moeite genomen om ze te vervangen of weg te gooien.
'Hé,' fluistert Darlene, na een stilte. 'Slaap je al?'
'Nee,' antwoord ik, terwijl ik me op mijn rechterzij draai, zodat ik haar kan zien voor zover dat gaat in het donker.
'Zullen we morgen naar het strand gaan?' vraagt ze. 'Het wordt warm!'
'Ja leuk! Maar dan moeten we eerst langs mijn huis om mijn bikini op te halen.'
'Doen we,' zegt ze. Het blijft stil. Af en toe hoor ik Darlene omdraaien in haar bed. Zelfs de krekels en de vogels zijn stil. Na een paar minuten hoor ik Darlenes regelmatige geadem, maar ik ben nog steeds klaarwakker. Ik heb dat bijna altijd. Slapen in vreemde omgevingen is niet mijn sterkste punt.
'Moet ik gaan zingen?' vraagt Echo.
'Nee,' sis ik. 'Tenzij je Light in the Hallway kunt afspelen vind ik het best.'
'Afspelen? Ik ben geen radio! Ik kan het wel zingen.'
'Echo,' zeg ik boos en moe. 'Speel het lied nou maar af.'
Echo heeft het rare vermogen om nummers die we grijsgedraaid hebben, af te spelen. Waarschijnlijk omdat zij ook een geheugen heeft en we zo samen een paar liedjes kunnen "horen" alsof het een radio is. Dan hoor ik de diepe stem van mijn favoriete zanger in mijn hoofd.
'Blij?' vraagt Echo.
'Ja, dank je,' zeg ik terwijl ik me nog eens omdraai en eindelijk in slaap val.
De volgende ochtend staan we relatief vroeg op. Het is halftien als Darlene me springend op mijn bed, wakker maakt. 'Kom op! Wakker worden. Het is Stranddag!' jubelt ze. 'Zon, zee, zand en hete jongens!'
'Darlene,' kreun ik. 'Stop. Ik ben al wakker.'
'Eindelijk. Ik dacht dat je in een coma lag.' Ze gaat van mijn matras af en begint zich aan te kleden. Ik wrijf de slaap uit mijn ogen en ga rechtop zitten.
'Schiet op, Skye!' roept Darlene, terwijl ze zich hupsend in een broek hijst.
'Ja, ja. Ik kom al.' Ik sta op en begin me om te kleden, maar voor Darlene gaat het allemaal niet snel genoeg.
'Ik ga alvast tafeldekken. Kom maar beneden als je klaar bent.' Ik knik en Darlene rent de kamer uit. Als het aan Darlene lag, zou het elke dag Stranddag zijn. Gelukkig is dat het niet. Ik kleed me om en maak me fatsoenlijk. Dan prop ik de kleding van gisteren in mijn schooltas en loop naar beneden.
Darlene blijft pushen dat we moeten opschieten, dus een echt ontbijt heb ik niet. Ik kan nog net een broodje en een beschuitje eten, voordat Darlene me van mijn stoel afsleurt en in de auto duwt.
'Oké, lang genoeg getreuzeld. Alleen nog jouw spullen ophalen en dan op naar het strand!'
Ik heb het geluk dat Darlene een rijbewijs heeft en al achttien is. Ikzelf heb nog niet echt de behoefte om te rijden, ook al lijkt het me soms prettig om gewoon eens in de auto te stappen, muziek keihard aan en gewoon te rijden.
Darlene stapt in de rode Volkswagen Beetle en start de auto op. Ze draait alle ramen naar beneden met het knopje in de deur en scheurt iets te hard naar mijn huis. Binnen no-time staan we op de oprit van mijn huis. Nog voordat ik uit kan stappen rent Max naar de auto toe en springt vrolijk om de auto. Ik stap uit de Beetle en begroet Max met een aai over zijn pluizige kop. 'Hé jongen!' roept Darlene, als ze ook uitstapt en de deur dichtgooit. 'Ouwe reus. Hoe gaat het? Wil je mee?' Ze klopt hem op zijn flank en daagt hem uit.
Terwijl Darlene met Max speelt, ren ik snel het huis in. 'Hé Skye,' zegt mijn moeder als ze me door het huis ziet stormen. 'Hoe was het bij Darlene?' Ze legt haar boek aan de kant en volgt me met haar blik.
'Superleuk,' zeg ik, terwijl ik voorbij ren.
Mam vraagt me altijd hoe het bij Darlene was, ook al weet ze het antwoord wel. Het is nooit níét leuk, maar ach... ze vraagt het in ieder geval. 'We gaan naar het strand,' roep ik vanaf de trap. 'Weet niet hoe laat ik terug ben!' schreeuw ik vanuit mijn kamer, terwijl ik mijn bikini bij elkaar zoek en aantrek.
'Leuk,' roept mam terug vanaf de bank. 'Vergeet je je medicijnen niet?'
Oh ja, de medicijnen. Die dingen die ik toch nooit neem. 'Ja, ik heb ze in mijn tas.' Snel kleed ik me om en gooi mijn tas en de kleding erin in mijn kamer. Ik hoef alleen nog naar de droger om een handdoek en een badlaken op te halen.
'Bedankt mam!' Ik ren door de woonkamer, naar buiten, waar Darlene nog steeds met Max aan het spelen is.
'Jemig, dát duurde lang zeg. Kon dat niet sneller? Ik ben al bijna verrimpelt hiero.'
'Mam hield me op,' zeg ik hijgend. 'Gaan we nou?' Ik haal diep adem en stap dan in de auto. Darlene rijdt achteruit de weg op en zet koers naar het strand. Het is maar een paar kilometer rijden, maar het is al genoeg om het ontzettend warm te krijgen. Vooral omdat Darlene haar airco liet ontploffen en geen zin heeft om het te laten repareren.
'Wanneer laat je die airco nou eens fixen? Het is hier wel veertig graden,' puf ik. Met een droog stukje T-shirt veeg ik het zweet van mijn voorhoofd af. Ik draai het raampje nog verder open en ga half uit het raam hangen, maar het helpt niets.
'We zijn er bijna,' zegt Darlene, terwijl ze een bocht naar links maakt. In de verte wordt het strand zichtbaar. Het is al hartstikke druk en dat op een zaterdagochtend. De parkeerplaats is bomvol. Overal staan auto's geparkeerd en nergens is een plekje te vinden.
We rijden een paar minuten rond, tot Darlene een plekje weet te bemachtigen. Zonder te kijken waar we staan, stormen we de gloeiendhete auto uit en pakken de strandspullen uit de achterbak. De stoeptegels voelen warm aan onder mijn dunne slippers. We lopen het warme zand op en dumpen onze spullen op een leeg plekje. 'Wie het laatste in het water is, is een verrot ei!' schreeuw ik. Met een vloeiende beweging laat ik mijn tas van mijn schouders vallen en gooi hem op ons hoopje met eigendommen. Vervolgens gaat mijn shirt uit en schop ik mijn slippers naar mijn badlaken. Als laatste trek ik mijn broek binnenstebuiten uit en gooi hem ook op de hoop. Ik ren in mijn bikini over het kokendhete zand naar het water. Vlak achter me rent Darlene.
'Hé, niet zo snel jij!' roept ze. Ik voel haar hand bijna op mijn schouder.
'Sneller!' schreeuwt Echo in mijn hoofd. 'Je bent al bijna een verrot ei!' In mijn ooghoek zie ik Darlene rennen. Dan voel ik de koude waterdruppels omhoog spatten. Onmiddellijk voel ik me beter. Het verkoelende water glijdt langs mijn lichaam als ik het water in duik.
'Ik was eerder!' schreeuwt Darlene.
'Niet, ik!' roep ik terug.
'Gelijk spel!' roepen we tegelijk en duiken helemaal onderwater.
We zwemmen een tijdje rond in het zoute water. We houden een watergevecht en proberen onze adem zo lang mogelijk in te houden.
'Zullen we een ijsje gaan halen?' vraagt Darlene, terwijl we naar onze handdoeken lopen.
'Niet doen, wacht daar even mee,' zegt Echo snel.
'Eh...' stamel ik. Echo doet dat wel vaker, dan weet ik nooit wat ik moet zeggen.
Gelukkig kent Darlene me al langer dan vandaag en begrijpt het meteen. 'Echo zegt van niet, zeker,' zegt Darlene met een zucht.
Ik knik. 'Ja, ze is weer eens de spelbreker.' Ik verwacht een "hé!" van Echo, maar die komt niet.
'Ik vraag me af waarom niet...' zegt Darlene tegen niemand in het bijzonder. Ze gaat op haar handdoek liggen en zet haar zonnebril op. Ik blijf zitten en kijk een beetje rond naar de mensen op het strand. Het strand ligt vol met mensen. De meeste zonnen een beetje of frisbeen met hun partner. Ook zijn er een heleboel kinderen die zandkastelen maken en huilen als hun broertje alles kapot maakt. Er rennen een aantal jongeren over het strand, naar ons toe. Zand wordt bijna in mijn ogen gestrooid. Gelukkig kan ik nog net wegkijken.
'Hé!' roept Darlene boos. Ze komt overeind en veegt geïrriteerd het zand van haar buik af. 'Ik wil geen zand op mijn buik!' zeurt ze.
'Als je geen zand wilt, moet je ook niet naar het strand gaan,' zeg ik met een droog toontje. Ze kijkt me aan met een joh-dat-wist-ik-nog-niet-blik. Ik glimlach onschuldig terug.
In mijn ooghoek zie ik iets in het zand vallen. Mijn ogen worden er naartoe getrokken en zie dat het een hoed is. Een bruine cowboyhoed. Ik kijk om me heen om te zien van wie die hoed is, maar de eigenaar lijkt niet in de buurt te zijn.
'Pak de hoed op,' zegt Echo.
'Waarom?' fluister ik lichtelijk gestrest.
'Doe nou maar! Echt, vertrouw me. Je zult me later bedanken.' Ik haal mijn schouders op en ga staan.
'Wat ga je doen?' vraagt Darlene, die me met een opgetrokken wenkbrauw aankijkt.
Ik wijs in de richting van de hoed. 'Die hoed oppakken,' antwoord ik droog.
'Eh, ben je wel helemaal lekker? Je pakt toch niet zomaar een hoed op? Zeker niet een die niet van jou is!'
'Ik wel. Vertrouw me, komt helemaal goed.' Ik loop naar de hoed en kijk nog een keer rond, om zeker te zijn dat niemand hem ophaalt. Ik raap hem op en veeg het zand ervan af. Het valt me op dat hij niet nieuw meer is. Ik lach en zet hem op mijn hoofd. Met de cowboyhoed op mijn hoofd ga ik terug naar mijn handdoek en plof neer.
'Ben je wel helemaal lekker?' vraagt Darlene als ik naast haar neerplof.
'Ja...' zeg ik twijfelend. Ik begin steeds meer te twijfelen aan Echo's goede plan.
'Heb geduld,' zegt Echo rustig. Ik kijk om me heen om te zien of er iets gaat gebeuren. Allerlei mensen lopen over het strand. Sommigen op zoek naar een plekje, anderen rennen naar het water. In de verte loopt een groepje meiden. Ze dragen allemaal blauwe bikini's en hebben een volleybal in hun handen. Tussen hen in, lopen vier surfersjongens. De meiden lachen overdreven en gooien hun haar naar achter.
Aan de andere kant komen twee jongens aanlopen. De ene heeft halflang zwart haar en bruine ogen. Hij is lang en een beetje gespierd, bijna perfect. De andere jongen is blond en breedgeschouderd. Zijn gezicht is hoekig en hij heeft een gleufje in zijn kin. Zijn blauwe ogen passen goed bij zijn blonde, warrige haar. 'Hé,' zegt de jongen met het zwarte haar. 'Ik geloof dat ik mijn hoed heb gevonden.' Hij port zijn vriend en lacht naar hem met zijn jongenslach. Darlene kijkt de twee jongens aan, daarna kijkt ze mij aan. Ze lacht breed. 'Sorry,' zegt ze geluidloos.
Ik doe de hoed af en geef hem aan de jongen met de bruine ogen. 'Ik vond hem in het zand. Het leek me wel een goed idee om het te bewaren.'
De jongen lacht. 'Dank je,' zegt hij, als hij de hoed beetpakt. 'Ik ben Linkon,' zegt hij. Hij steekt zijn hand uit. Ik sta snel op en beantwoord zijn gebaar. Mijn hand verdrinkt zo'n beetje in de zijne. Gelukkig knijpt hij hem niet fijn, zoals vele andere mannen wel doen. 'Hoi, ik ben Skyler. Iedereen noemt me Skye,' voeg ik eraan toe. 'En dit is Darlene,' zeg ik met een gebaar naar Darlene. Linkon en Darlene geven elkaar een hand.
'Dit is mijn vriend Stephan,' zegt Linkon.
'Hoi,' zeg ik.
'Hallo dames,' antwoordt Stephan met een brede glimlach.
Even staan we ongemakkelijk tegenover elkaar. 'Hebben jullie zin om een ijsje te gaan halen?' vraagt Linkon na een korte, ongemakkelijke stilte. Darlene en ik kijken elkaar aan.
'Zei het je toch,' zegt Echo tevreden.
Gretig zeggen we "ja". De jongens lachen en we lopen naar het ijskraampje. Darlene wil, zoals altijd, citroenijs met een parasol. Ik neem chocolade, ook al is dat niet het soort ijs voor zo'n warme dag. De jongens nemen elk een ijskoffie en rekenen dan de ijsjes voor ons af. Daarna begeleiden ze ons galant naar een bankje op de boulevard.
'Waar gaan jullie naar school?' vraagt Stephan, terwijl hij een slok neemt van zijn ijskoffie.
'Palmsprings,' zegt Darlene met het ijs nog in haar mond. 'Jullie?'
'Brightwater,' antwoordt Linkon, terwijl hij het zand van zijn slippers afveegt.
'Dat is aan de andere kant van de stad!' roept Darlene uit. 'Wat doen jullie hier helemaal?'
'Och, we wilden gewoon een dagje aan het strand hangen,' zegt Stephan droog.
Weer valt er een stilte. Darlene pakt haar mobiel en kijkt me dan met grote ogen aan. 'Zeg Skye,' zegt ze. 'We moeten maar eens op huis aangaan,' zegt ze. Ik pak ook mijn mobiel uit mijn broekzak en zie dat het al bijna vijf uur is.
'Oh shit,' mompel ik. 'We moeten inderdaad gaan,' zeg ik. 'Sorry jongens,' voeg ik eraan toe.
'Geen probleem,' antwoordt Linkon, terwijl hij opspringt van de leuning van de bank. 'Moeten we jullie thuisbrengen?' vraag hij.
'Nee, we hebben een auto,' zegt Darlene met een lach.
'Oké. Mochten jullie van gedachten veranderen, wij zijn hier nog wel even.' Stephan glimlacht. Darlene glimlacht terug. 'Doei!' roept ze. We lopen het strand op om onze spullen te pakken. Ik veeg wat zandkorrels van mijn benen af en trek mijn korte broekje aan. Ik wacht tot Darlene haar ingewikkelde jurkje aanheeft en daarna lopen we naar de parkeerplaats.
Darlene sleurt me zowat mee naar de straat. Als de jongens buiten gehoorafstand zijn roept ze: 'Oh mijn god! Hij is zo knap!'
'Wie? Stephan of Linkon?' vraag ik, hopend dat ze niet dezelfde jongen leuk vindt als ik.
'Stephan natuurlijk. Zag je hoe hij lachte? Zo schattig! Ik smelt zowat. Misschien komt dat door de warmte, maar: Oh. Mijn. God!' Darlene danst van geluk. 'Zag je Linkon? Hij kon zijn ogen écht niet van je afhouden.'
'Dat had ik ook al gemerkt,' zeg ik verlegen. Hij is best wel knap en aardig, maar ik ken hem nauwelijks. Misschien lijkt hij alleen maar heel leuk. We lopen over de parkeerplaats, op zoek naar de rode Beetle van Darlene.
'Misschien wordt het wel wat tussen jullie twee,' zegt Darlene, terwijl ze nog een rondje danst. Ze komt plots tot stilstand als ze haar auto ziet. 'Oh, nee hè!' roept ze uit. 'Nee, nee, nee!' schreeuwt Darlene van frustratie. Haar geluk is als sneeuw voor de zon verdwenen. Om de voorwielen van Darlenes auto zit een blok. Achter de ruitenwissers wappert een bonnetje. Ze smijt haar tassen op de grond en rent naar haar auto toe. Woedend rukt Darlene het briefje van de voorruit af. 'Hoe moest ik nou weten dat ik hier niet mocht parkeren?! Stelletje...' Ze maakt haar zin niet af. Ik loop naar haar toe met haar tassen in m'n hand.
'Laten we aan Linkon en Stephan vragen of hun offer nog steeds geldt,' zeg ik, terwijl ik Darlene haar spullen geef. Darlene knikt. Samen lopen we terug naar het bankje waar de jongens nog steeds zitten te zonnen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top