Hoofdstuk 2

'Goedemiddag, mejuffrouw,' zegt de man met een licht Spaans accent. 'Ik ben Fernando en ik ben je chauffeur voor vanmiddag. Waar wil je heen?'

Ik kijk hem aan vanuit de achteruitkijkspiegel. Hij draagt een oude pet en oudere kleding. Ook heeft hij een vriendelijke lach, een stoppelbaardje en vriendelijke ogen. Ik glimlach, in ieder geval is er iemand die vandaag nog normaal tegen me doet.

Ik sta op het punt mijn adres te geven, maar Echo grijpt in. 'Ga twee straten verder,' zegt ze dringend. Ik vraag me af waarom, maar ik vertrouw Echo. Vooral omdat we nog geen twee minuten geleden een wapenstilstand hadden. Ze zou nooit zomaar haar belofte breken zonder goede reden. Snel noem ik het verkeerde adres op. 'Komt voor elkaar!' zegt Fernando met een hoofdknik. Hij draait de sleutel om in het slot en trekt rustig op. Ik doe mijn riem vast en ga comfortabel in de auto zitten. Mijn hoofd steunt op mijn hand, terwijl ik uit het raam kijk. Regen tikt in een rustgevend ritme tegen de ramen, terwijl we de stad uit rijden.

Het is helemaal stil in de auto. Zelfs de radio staat niet aan. 'Praat met hem,' commandeert Echo na een paar minuten.

'Wat? Waarom? Waar moet ik het over hebben?' vraag ik zo zacht als ik maar kan. Zo zacht dat Fernando het hopelijk niet hoort. Vanuit mijn ooghoek gluur ik naar de chauffeur, maar hij lijkt niets door te hebben.

'Vraag iets over zijn dienst.' Echo's toon begint met de minuut dringender te worden. Ik word er nerveus van. Er is iets mis. 'Zeg iets! Toe! Het is een zaak van leven of dood!'

Ik voel de spanning in mijn lichaam stijgen. Ik ga wat verder naar voren hangen, zodat ik dichterbij hem zit. Normaal gesproken praat ik niet met de chauffeur. Ik ben niet een erg kletserig type. Ik houd meer van de stilte.

Allemaal openingszinnen vliegen door mijn hoofd, maar ik kan niets bedenken wat echt goed past. 'Vraag naar zijn dienst,' zegt Echo nog eens.

'Eh... Is dit je laatste ronde?' vraag ik ongemakkelijk. Ik kan mezelf wel voor de kop slaan. Het kwam er zo zielig uit. Hij moet toch weten dat ik een bedoeling heb, maar Fernando reageert heel normaal. 'Bijna, ik moet nog een uur. Dan ben ik klaar,' antwoordt hij, terwijl hij rechtsaf slaat de snelweg op.

'Vraag of hij zijn werk leuk vindt,' suggereert Echo.

Ik zucht in stilte en praat dan Echo na. 'Vind je dit een leuke baan?'

Fernando kijkt me aan vanuit de achteruitkijkspiegel. 'Ja...' Het komt er niet al te overtuigend uit. 'Nou ja... soms vind ik het niets,' vertelt Fernando. 'Het is erg eentonig werk en niet heel bijzonder. Sommige dagen zijn beter dan andere. Soms heb ik klanten met geweldige verhalen of mensen met wie je goede gesprekken kan voeren. Dat soort dagen zijn de betere dagen. Maar sommige klanten kunnen alleen maar zeuren. Of ze voeren alleen maar een heel lang telefoongesprek, over dingen waar ik niets van begrijp. Vaak schreeuwen ze de hele weg lang of spreken ze in een andere taal. Dat soort dagen zijn het ergst.'

Het komt er zo triest uit. Nu snap ik ook waarom Echo zei dat het een zaak was om leven en dood. Dit zou zijn laatste uur zijn.

'Zeg iets terug. Houd het gesprek op gang,' zegt Echo.

Ik ben zo onhandig in dit soort dingen, maar ik doe m'n best. 'Dat kan ik begrijpen,' zeg ik voorzichtig. 'Dat vind ik ook van school. Het is zo saai en de leraren praten maar door over helemaal niets!' Ik probeer het grappig te zeggen, maar het mislukt totaal. Fernando glimlacht, maar het is een gemaakte lach. Ik zie nog steeds die trieste blik achter zijn lachende ogen.

Fernando doet de ruitenwissers aan, maar de ruit wordt er niet bepaald schoner van. Zandvegen bedekken nu de ruiten, maar Fernando lijkt er niet door gehinderd te worden. Hij tikt de richtingsaanwijzer aan en we slaan rechtsaf, een afrit op.

'Zeg dat je vader overleed in de oorlog. Vertel over je depressies.' Ik moet moeite doen om mijn gezicht in de plooi te houden. Als ik niet met iemand anders in de auto had gezeten, had ik haar voor gek uitgemaakt.

Ik haal diep adem en begin te vertellen. 'Vorig jaar, twee dagen voor kerst, kwam ik thuis van school,' begin ik langzaam. Ik zie dat Fernando in zijn achteruitkijkspiegel naar me kijkt. Ik negeer zijn blik en ga verder met vertellen. 'Mijn moeder wachtte me op, in de gang. Ik kon zien dat ze had gehuild. Haar mascara was uitgelopen en haar haar zat helemaal in de war. Ik was nog nauwelijks binnen en ze zei dat ze slecht nieuws had.' Ik slik een niet-bestaande brok in mijn keel weg. 'Ergens had ik het aan kunnen zien komen. Ik had het kunnen weten dat ze me dit nieuws zou vertellen.' Fernando's ogen staan geschrokken en toch ook nieuwsgierig. 'Ze vertelde dat pap nooit meer terug zou komen. We zouden de kerst dat jaar met z'n tweeën moeten vieren. Ik wilde haar niet geloven. Ik kón haar niet geloven. Nog geen week geleden had ik hem gesproken via Skype. Hij had me beloofd dat hij terug zou komen. Hij hoefde nog maar twee weken in dat ellendige land.' Ik friemel met de mouw van mijn jas. Er hangt een draadje aan dat ik steeds maar weer om mijn vinger wikkel en weer loshaal. 'Pap was twee maanden daarvoor vertrokken naar Syrië om mee te vechten tegen de terroristen,' leg ik uit. 'Elke keer als hij vertrok, kwam hij ook weer terug. Deze keer niet. De officiers van het leger brachten een vlag terug naar huis. Dat was alles wat er over was van pap: een vlag.' Ik kijk naar mijn schoenen. Mijn oog valt op een klein vlekje op het puntje van mijn schoenneus. 'Ik had zoveel moeite met zijn dood... Ik werd depressief. Elke dag hoopte ik dat hij terug zou komen...' Ik glimlach kort bij de gedachte van mijn niet-bestaande soldaatvader. 'Het leek alsof hij elk moment thuis kon komen, maar dat gebeurde niet. Dagenlang liep ik rond met het verdriet. Ik huilde 's nachts en overdag hield ik me groot. Na een lange tijd zo te hebben geleefd, was ik er helemaal klaar mee. Ik was het zat om te wachten op pap. Ik was het zat om nog langer te doen alsof alles goed met me ging. Ik zag er allemaal het nut niet meer van in. Mam huilde alleen maar en als ik ernaar vroeg deed ze alsof haar neus bloedde. Op een ochtend stond ik op en besloot ik dat het zo wel goed was. Er was toch niemand die me zou missen, dus probeerde ik zelfmoord te plegen.'

Tot nu toe had Fernando naar me geluisterd zonder me te onderbreken. 'Wat veranderde er?' vraagt Fernando zacht.

'Ik had het hele plan uitgedacht. Ik wist precies hoe ik het wilde doen en waar en zelfs wanneer. Ik had een brief geschreven naar mam en mijn vrienden, waarin ik vertelde dat ik het niet meer aankon. Ze zouden me niet hoeven zoeken, ik had mijn pad al teruggevonden. Ik was klaar om te gaan. Ik pakte mijn tas en liep naar het treinstation. Die ochtend had ik uitgezocht welke treinen reden en hoe laat. Ik liep langs de spoorweg, zette mijn tas neer en legde de brief erop. In de verte hoorde ik de trein al aankomen. Ik verbeelde me hoe het zou zijn als het gebeurd was. De trein kwam steeds dichterbij. Vlak voordat ik op de spoorweg ging staan bedacht ik me wat er door mijn moeder heen zou gaan. Het was maar een kleine seconde dat ik aan haar dacht, maar het was genoeg om me van gedachte te veranderen. Ik voelde me zo egocentrisch en schuldig! Ik deed het alleen maar voor mezelf. Ik zou haar helemaal alleen achter laten, zonder man en zonder kind. Ik kon dat haar niet aandoen. De trein was voorbij, dus het was al te laat om het plan door het zetten. Ik pakte de brief op en verscheurde het. Ik ben terug naar huis gegaan en ik heb alles aan mijn moeder verteld. Zij heeft me geholpen professionele hulp te zoeken. Dat was misschien wel het beste wat ik ooit in mijn leven heb gedaan.' Er springen tranen in mijn ogen. Echte tranen.

Dit verhaal was niet mijn verhaal, maar het verhaal van zoveel andere kinderen die hun vader in de oorlog waren verloren.

'Hoe gaat het nu met je?' vraagt Fernando, terwijl hij het dorp inrijdt.

'Gezien de situatie: goed. Ik heb er nog steeds moeite mee, maar mam weet ervan en ze steunt me. We praten erover en ik weet nu dat ik niet de enige ben op de wereld met dit soort problemen.' Ik glimlach. 'Ik ben blij dat ik hier nog steeds ben.'

De auto komt tot stilstand. We zijn bij het adres aangekomen. Fernando kijkt naar beneden. Ik weet dat ik precies de goede snaar heb geraakt en dat hij zich nu schuldig voelt.

Dan kijkt hij op en draait zich om. Ik kijk recht in zijn waterige ogen. 'Ik weet niet wat ik moet zeggen. Het spijt me,' zegt Fernando na een lange stilte. 'Je bent een moedige jongedame,' zegt hij met een glimlach.

Ik voel me absoluut niet moedig. Ik voel me juist ellendig. Ik heb in deze hele reis nauwelijks een waarheid gesproken, maar daar zou hij nooit achter komen. Met moeite pers ik er een "dank je" uit. Ik pak mijn portemonnee en zoek het geld. 'Hoeveel is het?' vraag ik voorzichtig.

'Houd je geld maar,' antwoordt hij. 'Jouw verhaal is meer waard, dan deze hele reis bij elkaar.'

Ik glimlach flauwtjes. 'Goed gedaan,' zegt Echo tegen me. Ik open de deur en stap uit in een druilerige, schemerige straat. 'Tot ziens,' zeg ik.

'Tot ziens,' zegt hij. 'Bedankt voor je verhaal. Veel sterkte.' Ik knik en sla de deur dicht. Fernando trekt op en rijdt weg. Ik wacht tot hij de hoek om rijdt. Dan loop de twee straten terug naar mijn huis. 'Ik zou actrice moeten worden,' zeg ik triest tegen Echo.

'Je hebt wel iemands leven gered,' zegt ze tevreden.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top