Hoofdstuk 1
Traag open ik mijn ogen terwijl ik me uitrek. Ik krab mijn rug en zet dan mijn wekker uit. Terwijl ik door mijn ogen wrijf, check ik of dat mijn SavePod gisteravond de gegevens van mijn chip goed heeft opgeslagen. Zodra ik zie dat alles in orde is, sta ik op uit bed en rek me nog een keer uit. Vandaag is mijn laatste werksessie met de heer Driessen; hij heeft besloten zijn plannen niet door te zetten en met me te breken.
Meneer Driessen was niet bepaald de fijnste persoon om mee te moeten werken, omdat hij altijd over alles klaagde en vond dat ik mijn werk niet goed genoeg deed. Ergens ben ik daarom dus blij dat ik afscheid ga nemen van hem. Ik heb al die weken zo hard mijn best gedaan voor hem en zo hard aan alles gewerkt, ik verwachtte op zijn minst wel een klein beetje respect van hem.
Na me aangekleed te hebben, loop ik met lood in mijn schoenen naar beneden. Ook al was mijn band met meneer Driessen niet al te best, ik denk dat ik hem toch onbewust zal gaan missen. Maar aan de andere kant zorgt het wel voor rust in mijn hoofd, omdat ik dan eindelijk weer wat minder patiënten zal hebben en het rustiger aan kan doen. Sinds ik zeven jaar geleden mijn studie begon en al meer dan een jaar lang werk achter de rug heb, heb ik niet meer stil kunnen zitten, dus ben ik eindelijk wel toe aan dat kleine beetje rust. Al is het maar twee weken, het is gewoon dat korte tijdje voor mezelf dat ik nodig heb. Maar aan de andere kant moet ik natuurlijk hard mijn best blijven doen en hard blijven werken; ik heb niet voor niets deze baan.
Ik schenk wat sinaasappelsap in een glas en smeer dan een dunne laag boter op een broodje, om er vervolgens een plak kaas op te doen. Terwijl ik met het broodje in mijn mond naar de woonkamer loop, kijk ik op de klok: nog iets meer dan drie kwartier voordat ik in de kliniek moet zijn. Even snel eten en me dan opfrissen, dan kan ik daarna met de metro naar werk. Ik eet mijn broodje op en ik spoel de laatste hap weg door mijn sinaasappelsap op te drinken. In de keuken spoel ik het glas om, droog het af en zet het dan terug in het keukenkastje.
Ik loop het kleine badkamertje in en bekijk mezelf in de spiegel, zorg ervoor dat de zwarte pantalon goed zit, dat de gesp in mijn pantalon precies in het midden zit en dat mijn lichtblauwe overhemd netjes in mijn broek gestopt zit. Als laatste trek ik mijn donkerblauwe stropdas recht. Met een beetje wax doe ik mijn haren netjes naar achteren en zorg dat mijn donkerblonde haren precies zitten zoals ik wil. Dan poets ik vlug mijn tanden en daarna ga ik weer de badkamer uit.
In de gang hang ik mijn aktetas over mijn schouder en knoop de veter van mijn ene schoen vast aan de veter van mijn andere schoen, om ze zo vervolgens over het hengsel van mijn bruine aktetas te gooien. Dan trek ik mijn skeelers goed aan, stap de voordeur uit en trek hem achter me dicht, om vervolgens de deur op slot te doen en richting het station te skeeleren. Het metrostation is te ver weg om op tijd te kunnen halen te voet, en vanwege mijn kleine appartement, heb ik geen ruimte voor een fiets.
Daardoor waren skeelers de beste oplossing, aangezien ik mezelf nooit heb leren skateboarden en geld uitgeven aan een Segway, Hoverboard of een Floatmovement vond ik nogal overdreven, dus is het bij de ouderwetse skeelers gebleven, die al meer dan 1200 jaar geleden door een Nederlander bedacht zijn zodat de mensen in de zomer door konden schaatsen. Skeelers zijn niet alleen een heel stuk goedkoper, ze zijn ook een stuk gezonder; een beetje lichaamsbeweging kan namelijk geen kwaad.
Na een paar straten door geskeelerd te zijn, kom ik eindelijk aan op het metrostation, waar ik verschillende mensen zonder moeite op hun Floatmovement de trappen afdalen, boven de treden vliegen alsof ze een of andere Aladdin op het magische tapijt zijn. Ik ga traag richting de trappen en loop ze af met een apart loopje dat ervoor zorgt dat mijn skeelers niet de tredes af kunnen schieten, waardoor ik binnen de kortste keren onderaan de trap zou liggen. Als ik in de tunnel ben, skate ik door naar de poortjes, scan mijn kaartje en ga naar het perron waar de metro naar werk aan zal komen binnen de kortste keren. Ik trek voor de zekerheid nog een keer de knoop in de veters aan, zodat ik straks niet mijn schoenen kwijt ben.
De mensen die ik nog nooit eerder heb gezien, kijken me raar aan. Een jonge jongen strak in pak, met skeelers eronder aan. Als hij zo netjes is, waarom bezit hij dan geen Hoverboard of Floatmovement? Waarom neemt hij het risico zijn pak vies te maken door van die rare rollers onder zijn voeten te hangen en zich zo voort te bewegen? Het verpest het imago van de rest van zijn look. Ik kan ze het haast horen denken, maar ik trek me er niets van aan. Ik ben het al wel gewend na meer dan een jaar zulke blikken toegeworpen te krijgen.
Een harde wind begint aan mijn kleding te trekken en een ietwat hoge piep is te horen; binnen tien seconden staat de metro stil voor onze neus. Hij is nog vrij leeg voor de ochtendspits, dus ben ik blij dat ik kan zitten na gekeken te hebben of er niet een bejaard iemand was die toevallig geen plekje had. Ik kijk suf voor me uit terwijl ik toekijk hoe iemand van veraf nog aan komt rennen in de hoop de metro te halen, maar de deuren gaan al dicht en het voertuig rijdt al weg wanneer hij net bij de deuren aankomt. Gefrustreerd slaat de man op het raam en stapt dan weg. Het zit helaas niet altijd mee.
Stil kijk ik naar de blauwe zijlen vloer van de metro en rol een beetje heen en weer met mijn voeten. Ik vraag me af of dat meneer Driessen echt vond dat ik mijn werk slecht deed. Ergens hoop ik dat hij het alleen maar zei omdat hij spijt van zijn besluit had en zich schaamde voor zijn keuze om überhaupt bij de Medarssen Chip Kliniek te komen. Ik hoop dat dat echt de reden is waarom hij met me breekt, niet omdat ik niet goed ben in mijn werk. Nog nooit heb ik mijn andere patiënten erover gehoord, maar wat als ze er niets van zeggen omdat ze gewoon zo snel mogelijk van het hele proces af willen zijn? Wat als ik niet zo goed ben ik mijn baan als dat ik had gedacht, had gehoopt?
De metro remt af en komt tot een stop. Bij de volgende halte moet ik er af. Er gaan een paar mensen de metro uit, maar ook in. Al snel staat de cabine wat voller en sta ik mijn plekje af aan een bejaarde vrouw, die dankbaar naar me glimlacht. Stevig houd ik mezelf vast aan een van de palen en kijk toe hoe de metro wegrijdt.
In ongeveer tien minuten zal ik aankomen in de stad, dan is het nog vijf kleine minuten skeeleren naar de kliniek. Ik zal nog dik tien minuten te vroeg zijn, maar in die tijd kan ik me voorbereiden en alle gegevens, documenten en dossiers van mijn patiënten van vandaag verzamelen en per persoon bij elkaar leggen. Het is wat ik altijd doe voordat ik begin, zodat alles geordend is.
Ik kijk kort naar de oude vrouw voor wie ik net ben opgestaan en zie hoe ze haar mobiele telefoon behendig gebruikt. Ik vraag me af hoeveel generaties ze al heeft meegemaakt heeft, hoe ze eruit zag in haar originele lichaam en hoe dat ze al haar jaren heeft beleefd. Ik vraag me af hoeveel mensen ze om zich heen heeft zien veranderen naar een compleet ander lichaam. Ik vraag me af of dat ze, toen ze nog klein en jong was, de chips en de chip-overdracht net zo interessant vond als ik dat al deed en nog steeds doe. Ik vraag me af of dat ze uitkeek naar haar eerste overdracht, als ze die al gehad heeft.
Wanneer ik me realiseer dat ik aan het staren ben, kijk ik weg en zie hoe de lampen in de tunnel waar de metro door rijdt aan de buitenkant van de metro voorbij schieten. Het houdt me vast in een versuffing. Gedachteloos staar ik naar buiten en laat me hypnotiseren door de voorbij flitsende lampen. En dan springen mijn hersens opeens weer aan, beginnen te malen over meneer Driessen. Na vandaag zijn mijn sessies met hem dan echt voorbij. Wat als hij gaat klagen bij mijn baas? Wat als ik mijn baan kwijtraak door hem?
Ik schrik op uit mijn gedachten zodra de metro weer halthoudt en de deuren openschuiven. Ik zet me af tegen de paal en rol voorzichtig de metro uit, het perron op. Mensen kijken me beledigd aan zodra ik ze een beetje aan de kant duw en me dwars door de mensenmassa werk terwijl ik steeds harder begin te rijden. Ik trek me er echter niets van aan: ik moet op tijd op mijn werk komen, het doet me er op dit moment niet echt toe wat er met deze mensen gebeurt. Het klinkt egoïstisch, maar het is helaas een beetje zoals de wereld is geworden, zoals de wereld eigenlijk altijd al is geweest.
Over de hobbelige stoep skate ik richting werk. Het is nog zo'n vijf minuten vanaf hier. De kliniek is ver weg van waar ik woon. Toen ik ging studeren, ben ik gaan wonen in een kleine studentenkamer die redelijk dichtbij de campus van de universiteit was. Daar woon ik nu nog steeds, omdat de huur goedkoop is en ik niet genoeg geld heb voor een appartement in de buurt van de kliniek. En vanwege de situatie thuis, kunnen mijn ouders mij hierin niet helpen, wat als gevolg heeft dat ik dus nog steeds in het kleine kamertje woon en elke dag op z'n minst een halfuur bezig ben met reizen naar werk.
Ik snijd een stuk af tussen een smalle steeg van twee wolkenkrabbers door en ben al in de buurt van de kliniek. Ik kijk op mijn horloge terwijl ik de hoek om ga en steek dan de straat over. En ook al weet ik dat ik tien minuten te vroeg ga zijn, toch ben ik bang te laat te komen. Ik skate nog iets harder door en doe mijn best de mensen op de stoep te ontwijken. Zij kijken me raar aan, maar veel mensen ken ik ondertussen van gezicht; ze lopen hier elke dag, gaan waarschijnlijk ook richting hun werk. Zij herkennen mij ook, hebben geen vragende blik meer in hun ogen. Het is allemaal vanwege de skeelers, omdat niemand ze tegenwoordig nog echt gebruikt en omdat ik een man in pak ben die ze gebruikt.
Ik sla linksaf en kom al op de straat die naar het plein rondom de kliniek leidt en ik zie de kliniek al omhoog torenen op het plein, enkel een paar bomen ernaast, verder geen andere gebouwen of dingen. Kom op, Alexandri, nog iets harder, je bent er bijna. Je mag niet te laat komen, straks krijg je het nog te horen. Ik zet wat harder en sneller af en al snel ben ik op het plein en kan ik de voorgevel lezen:
L.D., mijn specialisatie hier, mijn gebied en vak, mijn taak en mijn alles. Ik ga op de schuifdeuren af en zie hoe ze voor me openen, waardoor ik in één keer door kan. Ik groet een paar collega's, maar ga eigenlijk vrijwel rechtstreeks naar mijn kantoor zonder een gesprek aan te gaan. Ik haal de deur van het slot af en ga naar binnen. Na mijn aktetas van mijn schouder af gehaald te hebben en op de grond neergezet te hebben, doe ik de deur weer achter me dicht.
Ik buk en haal mijn schoenen van de aktetas af, rol naar de kleine bank in mijn kantoor en ga er op zitten, om vervolgens mijn skeelers uit te trekken. Ik zet ze aan de kant en maak dan de veters van mijn schoenen van elkaar los. Snel trek ik mijn schoenen aan en zet mijn skeelers weg in een glazen kast met een luchtcirculatie erin, zodat ze niet in mijn kantoor staan te stinken en straks ook fris ruiken.
Ik trek een van de lades in de grote metalen kast open en pak de mappen van de patiënten eruit die ik vandaag heb. Zoekend naar die van meneer Driessen, speur ik de lade af. Ik kan hem niet vinden bij de "D", dus zoek ik verward de lade af bij de "K", de eerste letter van zijn voornaam. Verdomme, ik ben het dossier toch niet kwijt? Mijn hart klopt in mijn keel en het zweet breekt me uit. Als dat zo is, dan ben ik al helemaal de klos.
Na alles nog een derde keer gecontroleerd te hebben, doe ik gefrustreerd de lade dicht en leg de al wel gevonden dossiers op mijn bureau. Ik nestel mijn handen in mijn haar en kijk verdwaald mijn kantoorkamertje rond. Dan loop ik naar de deur, hurk voor mijn aktetas en maak hem open. Een golf van opluchting stroomt door mijn lichaam zodra ik zie dat het dossier in mijn aktetas zit. Ik herinner me ook weer dat ik hem gisteren mee naar huis had genomen, om nog eens goed alles van meneer Driessen te bekijken. Alles goed doornemen voordat ik hem mag vergeten.
Ik kom omhoog en leg het laatste dossier neer op mijn bureau. Ik leg de mapjes op volgorde op een stapel, degene die ik als laatste heb vandaag onderop en degene die als eerste aan de beurt is bovenop, wat toevallig meneer Driessen is. En ik weet nou niet of ik er blij mee moet zijn of niet. Ik plof neer op mijn bureaustoel en maak de stapel recht. Nu ik hem als eerste heb, ben ik er wel meteen vanaf, maar als er iets akeligs gebeurt, dan zit ik daar meteen heel de dag mee. Ik duw het hoekje van het dossier onder dat van meneer Driessen naar binnen, zodat het op één lijn ligt met de rest van de gele mapjes.
Plotseling klinkt er een zacht klopje op mijn deur en ik schrik op. Verward kijk ik op mijn horloge; het is nog geen tijd voor mijn sessie met meneer Driessen en meestal roep ik hem zelf uit de wachtkamer. Ik ga recht in mijn stoel zitten en kijk naar de deur.
'Ja?' Roep ik als teken dat de persoon binnen mag komen. De deur gaat open en meneer Medarssen, mijn baas en de stichter en eigenaar van de kliniek, verschijnt in de smalle opening.
'Mag ik binnen komen, heer Goedewil?' Zegt hij en ik steek mijn hand uit naar de stoel aan de andere kant van mijn bureau, waar normaal mijn patiënten zitten, en geef zo aan dat hij welkom is binnen te komen en plaats te nemen. Hij ziet er serieus uit.
'Natuurlijk, meneer Medarssen,' zeg ik en kijk toe hoe hij de kamer binnenstapt, de deur achter zich sluit en dan naar de stoel loopt, om vervolgens te gaan zitten, zijn benen over elkaar slaat en een relaxte houding aanneemt. 'Is er iets?' Vraag ik bezorgd.
'Ik weet dat je vandaag je laatste sessie met meneer Driessen hebt,' zegt hij en ik slik. Verdomme, hij is toch niet bij hem gaan klagen? Hij heeft toch niet verteld dat hij vindt dat ik mijn werk slecht doe en meneer Medarssen eens een kijkje zou moeten nemen en het wellicht moet overwegen mij te ontslaan? Hij komt me toch niet vertellen dat hij me gaat ontslaan? Al mijn jaren werk voor niets. Dan is alles mislukt, dan heb ik gefaald.
'Dat klopt,' stamel ik en voel mijn handen trillen. Ik verberg ze onder mijn bureau en kijk Medarssen wanhopig aan.
'Hij...'
'Sorry, heer Medarssen, dat hij niet gaat voor de L.D., ik weet dat ik daarin gefaald heb. Sorry dat we een patiënt verloren zijn,' ik voel de tranen geniepig omhoog kruipen in mijn ogen, maar ik probeer ze weg te drukken. 'Maar ik zal echt mijn best doen, Medarssen, echt. Ik weet dat meneer Driessen mij...'
'Meneer Goedewil, het is oké, je hebt je werk prima gedaan, er is niets aan de hand,' zegt hij. Verward kijk ik hem aan. Wat wil hij dan bespreken?
'Maar... maar meneer Driessen... Hij zei dat ik slecht was in mijn werk. Hij heeft niet voor L.D. gekozen, ik heb gefaald,' stamel ik.
'Nee, Alexandri, dat heb je niet,' ik schrik bij het horen van mijn naam. Heer Medarssen spreekt zelden mensen aan met hun voornaam. 'Je hebt je werk prima gedaan, heer Driessen is gewoon een zuurpruim. We hebben hem eerder als patiënt in de kliniek gehad, in een ander lijf een aantal jaar geleden, toen zei hij dat ook al van meneer Klaassen, en ik weet dat je hem als een voorbeeld ziet,' zegt Medarssen en ik knik klein. Het lucht iets op.
'En het is niet zo dat je gefaald hebt omdat hij niet voor de L.D. is gegaan, L.D. is namelijk niets iets waar jij een verkoper van moet zijn of zo. Jouw taak is de patiënten alles op een rijtje laten zetten en ze er zeker van maken of dat L.D. wel is wat ze willen of niet, en dat is je gelukt. Je hebt het prima gedaan, zoals altijd. En weet je, Alexandri, jij kijkt dan wel op naar heer Klaassen, maar ik vind persoonlijk dat jij je werk beter doet dan hij,' zegt hij en stomverbaasd kijk ik hem aan.
'Dankuwel, meneer Medarssen,' stotter ik.
Medarssen glimlacht naar me. Medarssen is drie generaties oud, bevindt zich in het lichaam van een vierendertigjarige man op dit moment. Hij is een voorbeeld voor velen, het is een hele eer dat hij dit zo tegen me zegt. 'Mag ik dan zo brutaal zijn om te vragen waar u dan wel over kwam spreken?' Vraag ik onzeker. Als hij hier niet is om me te ontslaan, waarom is hij er dan wel? Waarom begon hij over meneer Driessen?
'Nou, meneer Goedewil, meneer Driessen eindigt zijn sessies met u vandaag, en dat betekent dat je weer ruimte hebt in je agenda,' begint hij en wanhopig kijk ik hem aan. Ik weet al waar hij op uit is. Alsjeblieft nog even niet.
'Dat klopt, meneer,' zeg ik en duw nerveus tegen de stapel dossiers.
'Ik heb een nieuwe patiënt voor je, Goedewil,' zegt hij en ik moet moeite doen niet hard te zuchten bij het horen van deze woorden. 'Meneer Mortaremans, hij komt over vier dagen al om een inschrijfgesprek met je te houden,' zegt hij dan. Ik bijt op de binnenkant van mijn wang.
'Alstublieft, meneer Medarssen, kan het niet één of twee weken wachten? Ik ben al acht jaar continu aan het werken, mag ik het niet een paar daagjes wat rustiger hebben met het aantal patiënten dat ik nu onder me heb? Ik vind het geen enkel probleem dat ik met meneer Mortaremans moet gaan werken, maar kan het niet even wachten alstublieft?' Smeek ik bijna, maar probeer het beleefd te brengen. 'Ik wil absoluut niet ongemotiveerd overkomen, maar ik zou wel wat rust kunnen gebruiken, als u begrijpt wat ik bedoel,' zeg ik.
Nieuwe patiënten zijn altijd vermoeiend in het begin. Niet de patiënten zelf, maar het harde werken om de basis op te bouwen en alle nieuwe informatie te gaan onthouden.
'Ik weet dat je niet ongemotiveerd bent, Alexandri, en ik snap dat je je rust nodig hebt, maar ik kan het helaas niet later plannen dan dit. Ik heb naar je rooster gekeken, en dit was de beste tijd, omdat we straks weer in de periode komen dat er meer mensen geneigd zijn zich aan te melden. Ik wilde je een patiënt geven om jouw lege plekje op te vullen, zodat je niet alle gesprekken met de nieuwe patiënten te houden voor een keuze, zodat je die keuze niet hoeft te maken,' legt hij uit.
Ik slik en knik klein. 'Ik weet zeker dat je dit kan, Goedewil, je bent nog maar een jongeman van bijna éénentwintig die nog maar in zijn eerste generatie zit, je bent een harde werker en denk ik de beste die ik tot nu toe onder me heb gehad. Ik heb nog nooit iemand gehad die zoveel goeds voor elkaar heeft weten te krijgen in maar één jaar, zelf meneer Klaassen niet, die hier nu al zijn tweede generatie werkt.
Meneer Mortaremans is nog redelijk jong, ik heb met hem gesproken. Ik denk dat je hem wel gaat mogen en dat je het werken met hem als prettig zal ervaren. Ik heb hem speciaal voor je uitgekozen, Goedewil, en ik weet zeker dat je met hem op zal kunnen schieten. Sorry dat het zo onverwachts komt en dat het is gebeurd zonder het met je te bespreken, maar ik weet zeker dat je dit aankan. Geniet van je vier dagen rust, Alexandri, dan komt het allemaal goed,' zegt hij. Ik knik klein.
'Is goed, meneer Medarssen, ik spreek u later nog wel over de details,' zeg ik. Hij knikt en staat op. Hij verbreekt zijn oogcontact met me niet.
'Succes met je laatste sessie met meneer Driessen, Alexandri, het komt vast wel goed. Ik geloof in je,' zegt hij en knipoogt naar me. Ik sta op van mijn bureaustoel en schud zijn hand.
'Bedankt, meneer Medarssen,' zeg ik.
Medarssen loopt naar de deur en ik loop voorzichtig achter hem aan, om te kijken of meneer Driessen al aanwezig is. Ik probeer door het raampje in mijn deur te spieken, maar de horizontale lamellen belemmeren mijn zicht. Medarssen opent de deur en ik zie meneer Driessen ongeduldig op ons afkomen.
'Dat werd verdomme tijd, imbeciel die je bent,' zegt hij en kijkt me strak aan zonder zich maar iets van Medarssen aan te trekken. Hij loopt langs me mijn kantoor in en beukt met zijn schouder tegen die van mij. 'Je eerste afspraak van de dag, en je loopt nu al bijna tien minuten uit, amateur,' zegt hij en ik zie hoe hij onverschillig in de stoel gaat zitten.
Medarssen kijkt even naar mij en dan naar meneer Driessen in de stoel.
'Goedemorgen, meneer Driessen,' zegt hij, maar hij krijgt geen reactie. Ik blijf kijken naar meneer Driessen, die boos naar de boekenkast achter mijn bureau kijkt. Ik voel Medarssens ogen in me branden. 'Ik spreek je later, Goedewil, succes,' zegt hij en vertrekt dan. Ik sluit de deur achter hem, loop achter meneer Driessen langs en ga achter mijn bureau zitten, tegenover hem. Hij kijkt me aan alsof ik een stuk vuil ben.
'Goedemorgen, heer Driessen,' zeg ik en probeer kalm te blijven. Blijf rustig, Alexandri, spreek met een stabiele stem en laat niet zien dat je bang voor hem bent.
'Hou maar op met je geslijm en maak het gewoon af,' snauwt hij en ik knik, voel toch de angst in me toenemen. Wat heeft hij tegen me? Ik pak zijn dossier boven van de stapel af en sla het open. Het is gewoon een standaard procedure, Alexandri, niets speciaals. Je hebt hem vaker uitgevoerd, blijf gewoon jezelf en doe je werk, trek je niets van die vent en zijn opmerkingen aan.
'Goed, meneer Driessen, u heeft besloten niet voor de lichaamsdonatie te gaan na er goed over gesproken te hebben tijdens onze sessies. Dit houdt in dat u uw chip gewoon zal behouden. Als u ooit toch nog geïnteresseerd bent, kunt u zich natuurlijk opnieuw aanmelden. Daarbij moet ik u wel vertellen dat er wellicht een wachtrij kan zijn. Als u dit contract ondertekent, betekent dat dat u akkoord gaat onze sessies af te sluiten en u uw lichaam niet meer voor donatie opstelt,' zeg ik.
Meneer Driessen gebaart ongeduldig naar me dat ik het contract en een pen moet ondertekenen. Ik reik hem beide aan en hij zet snel een krabbel onderaan het contract. Hij geeft het weer terug aan me. Verbitterd kijk ik naar de handtekening onderaan het blad, kan de woede zien die erachter zit. Ik zet mijn eigen handtekening op het lijntje ernaast en schuif het blad in zijn dossier.
'Nou, dan zijn bij dezen onze sessies over, meneer Driessen,' zeg ik en probeer een kleine glimlach op mijn gezicht te krijgen, maar het lukt me niet mijn mondhoeken omhoog te werken.
'Geweldig,' spuugt hij uit en staat op van de stoel. Ik sta ook op en steek mijn hand naar hem uit, maar hij loopt al naar de deur. Ik loop vlug om het bureau heen en ga achter hem aan.
Hij opent de deur en ik zie net meneer Medarssen de wachtkamer doorlopen met een beker koffie en hij glimlacht klein naar me, blijft op een afstandje staan om te kijken of alles goed gaat. "Per ongeluk" schopt meneer Driessen mijn aktetas om, waardoor alle bladen die erin zaten verspreid over de houten vloer van mijn kantoor liggen.
'Het was me een genoegen om met u te mogen werken, meneer Driessen,' lieg ik, maar het is een procedure en dus verplicht, en steek opnieuw mijn hand uit.
'Nou, dat genoegen is niet wederzijds. Ik snap niet dat je baas zo'n dom onervaren broekie aanneemt die er niets van kan en niets van zijn vak af weet. Hij had net zo goed iemand van straat kunnen plukken en die hier neer kunnen zetten,' ik voel tranen opwellen in mijn ogen. 'Je bent nog maar net volwassen, wat denk je nou dat je hier te zoeken hebt? Je hebt niet eens een studie af kunnen ronden met jouw leeftijd, wat denk je nou dat jij hier kan betekenen, idioot?
Je bent echt geen zak waard, groentje. Met jou moeten werken en praten over zoiets serieus was echt een van de vreselijkste dingen die ik mee heb moeten maken in al mijn levens. Sterker nog: het is het vreselijkste wat ik heb meegemaakt in al mijn levens. Ik hoop dat die baas van je in zal zien dat hij een flut werknemer onder zich heeft en hij je zal ontslaan. Je bent nog maar net een kleuter, al helemaal met die idiote skeelers van je en dat kinderachtige gepraat dat je uitstoot. Ik ben klaar hier. Vaarwel, succes nog met het verknoeien van de rest van je carrière, malloot en onervaren smurf die je bent,' zegt hij en stampt weg.
'Fijne dag nog, meneer Driessen,' zeg ik nog en voel mijn onderlip trillen.
'Houdoe, meneer Driessen, succes met de rest van uw leven,' zegt Medarssen zodra de agressieve man langs hem loopt en een middelvinger naar hem opsteekt zodra Medarssen deze woorden heeft uitgesproken. De man verdwijnt het hoekje van de gang om.
Ik bal mijn rechterhand tot een vuist en knijp hem stevig dicht om niet in tranen uit te barsten. Medarssen mag me niet zien huilen. 'Alles oké, Alexandri?' Vraagt hij, maar ik kijk niet naar hem op of om, draai me om en stap mijn kamer weer in. Ik sluit de deur achter me en ga op mijn knieën op de grond zitten, om de bladen bij elkaar te rapen en laat dan de tranen hun vrije loop gaan. Hard huil ik terwijl ik de papieren bij elkaar blijf zoeken.
Er wordt weer zacht op de deur geklopt.
'Ja,' stotter ik, maar kijk niet op. Medarssen komt de kamer in en hurkt naast me neer, zet zijn bekertje koffie op de grond en legt zijn hand op mijn schouder.
'Alexandri,' zegt hij zacht.
'Sorry, meneer Medarssen,' snotter ik en kijk naar hem op. Hij is wazig door de tranen, maar ik kan vaag zien dat hij bezorgd is, 'ik weet dat ik het verknald heb. Ik ben een mietje dat ik hierom moet huilen, ik weet dat ik er mee om zou moeten kunnen gaan. Het spijt me, echt heel erg.' Snel veeg ik de tranen weg, die net zo snel weer vervangen worden door nieuwe.
'Alexandri, til het nou eens niet zo zwaar,' zegt hij en schudt mijn schouder een beetje heen en weer. Ik haal mijn neus op. 'Het logisch dat je hier zo op reageert. Meneer Driessen heeft je zonder genade de grond in staan stampen, deze reactie is meer dan normaal. Ik wil gewoon dat je weet dat het niet erg is en dat Driessen gewoon getikt is. Niets van zijn woorden is waar, Alexandri,' zegt hij en ik druk mijn tranen uit mijn ogen terwijl ik hakkelig adem naar binnen haal. Hij kijkt me bemoedigend aan.
'Laat je niet op je kop zitten, Alex, het is allemaal in orde,' zegt hij en pakt dan een blad op. 'Laat me je helpen,' zegt hij dan en ik knik klein. Al snel hebben we alle bladen bij elkaar en ligt alles weer op de volgorde waarop het moet. Ik veeg mijn tranen weg met de rug van mijn hand en stop de stapel papier in mijn tas en sta dan tegelijkertijd op met Medarssen. Hij glimlacht troostend naar me.
'Er is echt niets aan de hand, Goedewil. Die woorden van Driessen hebben geen waarde voor me. Wees maar niet bang, je gaat echt niet je baan verliezen omdat een of andere gek denkt dat je niet goed bent in wat je doet. Ik weet echt wel dat het juist het tegenovergestelde is,' zegt hij, legt zijn hand op mijn schouder en schudt hem nog een keer een beetje heen en weer.
'Bedankt, meneer Medarssen,' zeg ik hees. Hij knipoogt naar me en stapt dan het kamertje uit.
'Ik spreek je later wel weer,' zegt hij en vertrekt met zijn kopje koffie. Ik sluit de deur en wrijf door mijn ogen. De tranen gaan maar niet weg.
Ze hadden gelijk. Ze hadden al die tijd al gelijk. Ik ben niet goed genoeg voor deze baan. Ik zou erin falen. Ze hadden het al die tijd al goed.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top