1

We liepen samen naar ons plekje, jij liep voor me over het smalle paatje, takjes kraakten onder onze voeten.
Ik volgde je, je wouw met me praten.
We waren aangekomen en je leunde tegen een boom.
Je keek me aan, je blik was verdrietig.
"Het kan niet meer" zij je, "wat niet meer" zij ik met een brok in mijn keel.
"Ons, jij en ik" zij je en je keek naar de grond, "het spijt me", je liep weg en ik staarde je na.
Je silhouet verdween tussen de bomen.
Na een tijdje besloot ik naar huis te gaan en liep ik weg van ons plekje, maar ik zou terug komen, dat wist ik zeker, ik gaf ons niet op.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top