1.

Ik zit angstig op de grond, tegen de muur aan. Het zweet staat op mijn voorhoofd, het is zomer en bijna 35 graden. Ik hijg. Ik wil op de koele grond liggen, maar dat lukt niet. Ik herinner me de boeien om mijn polsen, en de kettingen aan de muur. Het is hopeloos. Ik huil zacht. Dan gaat de deur open. Er staat een lange man in de deuropening. Hij grijnst en zegt: "Hallo schatje, kom maar mee." Hij loopt naar me toe en ik deins angstig achteruit. "Rustig maar, liefje, alles komt goed." zegt de man. Hij is nu zo dichtbij dat ik zijn stinkende adem ruik. Hij maakt een ketting los van de muur en trekt en expres heel hard aan. Ik gil. Dan maakt hij ook de andere los en trekt me met een harde ruk omhoog. Ik wankel, ik had te lang niet gestaan en te weinig gegeten. Het leven was een hel. Ik huil. De man negeert me en trekt me mee, de cel uit. "Waar breng je me heen?" vraag ik wanhopig. Hij lacht kil en zegt: "Je gaat naar een andere, gezellige cel." Hij loopt met grote passen verder. Ik hou hem haast niet bij, maar het moet wel, wie weet wat er anders met me gebeurt! We lopen door donkere, vieze gangen. Het is haast ondenkbaar dat hierboven een prachtig, schoon kasteel zit. De gedachte aan het kasteel doet me pijn. Mijn beste vriendin heeft me verraden! Ik ben woedend. Hoe durft ze! De lange man staat plots stil. Ik bots tegen hem op. Hij trekt keihard aan de kettingen en ik gil het weer uit. Zijn kille lach galmt door de gang. "Liefje, herken je me niet?" vraagt hij. Hij brengt zijn gezicht heel dicht bij die van mij en ik stamel: "Eh...nee?" Hij lacht weer. "Echt niet? Kijk maar eens goed." Ik kijk naar het smalle gezicht van de man, en naar zijn donkere ogen. Die ogen! Die lijken precies op die van mijn broer, Thijmen! "Ik ben je vader, liefje." grijnst de man. Ik kan het niet geloven, dus ik zeg kil: "Ik heb geen vader. Al helemaal niet jou." De glimlach verdwijnt van zijn gezicht en hij trekt nog een keer aan mijn boeien. Ik krijs. Hij opent de deur en duwt me naar binnen. De kettingen houdt hij strak vast en mijn armen doen heel veel pijn. "Hier ben je gelukkig niet alleen." grijnst de man, die mijn vader beweert te zijn. Hij duwt me verder de kamer in. "Aan het eind in nog een lege plek, speciaal voor jou." zegt hij. Hij loopt met me naar achteren en maakt me strak vast, zodat ik net niet op de grond kan zitten. Ik begin te huilen als hij wegloopt. Hij staat stil en draait zich om. "Ach, liefie! Wat erg nou! Nou, ik moet gaan, veel plezier!" Hij grijnst gemeen naar me en loopt weg. De ijzeren deur valt hard in het slot en ik hoor hoe hij de sleutel nog een keer omdraait.

"Trek het je niet aan. Voor mij is het nog erger." Ik hoor opeens een stem, en daarna een zucht. Ik draai me geschrokken om en vraag trillend: "Wie...wie ben jij?" Een schorre lach klinkt en daarna is het even stil. "Ik ben Jesse. Ik zit hier al heel lang. Te lang!" Opeens wordt zijn stem boos. En daarna treurig: "Ik wil hier weg." Ik haal diep adem en vraag: "Hoezo is het voor jou erger?" Ik kijk in de richting van de stem. "Die man...Hij is mijn vader." Ik hap geschokken naar adem. De jongen begrijpt me verkeerd en zegt: "Ja, dat is dus het erge." Hij zucht. Ik stamel: "Ehm...Die man, hij is ook mijn vader." Dan is er een lange stilte. "Is dat, ehh, is dat echt waar?" vraagt Jesse zacht. Ik knik. Dan bedenk ik dat hij dat niet kan zijn en mompel: "Ja, dat klopt." We zijn weer stil. Ik kan het haast niet geloven. Mijn vader én een onbekende broer teruggevonden? Ik zeg zacht: "Ik heet Jade." "Hé! Kan het stiller daar achterin?" schreeuwt een stem opeens. Ik zwijg. Dan zegt Jesse: "Kom mee. Ik heb een uitweg gevonden." Ik kijk verbaasd op en vraag zacht: "Waar dan?" Jesse staat op en loopt verder de cel in. Ik zeg: "Jesse! Help me!"Hij komt terug en loopt naar me toe. "Wat is er?" fluistert hij. Als antwoord schud in voorzichtig met mijn polsen. Hij snapt het en pakt een lang voorwerp. Als hij dichtbij komt, zie ik dat het een schroevendraaier is. Ik kijk verbaasd hoe hij mijn polsen een voor een los maakt. Ik kom verbluft overeind. Jesse loopt terug naar zijn plekje en ik loop achter hem aan. Ik zie hoe hij op de grond knielt en een put open maakt. Ik kijk met grote ogen toe. "Hoe..?" stamel ik. De jongen geeft geen antwoord. Als de deksel van de put eraf is, springt hij erin en wenkt me om ook te komen. "Doe de putdeksel weer dicht." sist hij in mijn oor. Ik geef een ruk aan het deksel en het is helemaal donker.


Dit was het eerste verhaal! Wat vonden jullie ervan? Moet ik verder gaan of het hierbij laten?

Groetjesss!
~Kristalschemer

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top