7. Toekomst

*Adinda*

Adinda had geen moeite om in het donker de weg naar haar hut vinden. Ook al liep ze snel, ze kende elk putje, elke bobbel in het pad. Struikelen deed ze niet.

Hijgend sloot ze de deur achter zich. Dat was niet omdat ze gerend had. Ze had zich nog nooit zo opgewonden gevoeld. Zo vol adrenaline. Het kloppen van haar hart had alle omgevingsgeluiden overstemd. Ze had haar ogen niet open durven houden toen hij dichterbij was gekomen. En oh, wat was het spannend geweest! Ze hoopte maar dat hij haar diepe zucht niet had gehoord toen ze zijn lippen op de hare had gevoeld.

En hij vond haar leuk, had hij gezegd.

In stilte, om haar vader en broertje niet wakker te maken, liep ze naar haar bed en schoof ze zachtjes de bedgordijnen dicht. Slapen ging voor geen meter. Ze probeerde nog wat te lezen, maar ook daar kon ze haar aandacht niet bij houden. Elke keer ze haar ogen sloot, kon ze haast weer zijn lippen proeven.

Het duurde nog lang, maar uiteindelijk werd ze dan toch overmand door vermoeidheid.

"Adinda, moest jij niet al wat vroeger in de eetzaal zijn?" vroeg haar vader aan de andere kant van het gordijn.

Geschrokken kwam ze recht en na een blik op haar horloge werd ze overvallen door pure paniek. Ze had er al een kwartier geleden moeten zijn!

Ze kleedde zich snel om, nam haar rugzak en gaf Ôle een kus op zijn voorhoofd, die hij met een luide uitroep "Bah" snel terug afveegde. Nog geen vijf minuten nadat haar vader haar gewekt had, was ze de deur al uit.

"Waarom ben je niet komen kloppen?" siste ze naar Friederich toen ze hem bij het buffet aantrof. Alle gasten zaten al aan tafel en keken haar nu aan. Het viel natuurlijk op dat zij te laat was.

"Ik twijfelde of je wel in je eigen bed geslapen had vannacht," grijnsde hij terug.

Adinda voelde hoe haar wangen begonnen te gloeien. Ze kneep haar vriend in de arm. "Doe niet zo stom. Dat zou ik nooit zo snel doen. Je kent mij toch beter dan dat!"

Friederich schudde zijn hoofd. "Hij heeft al naar je gevraagd," en vervolgde al knipogend, "het leven is aan de rappen."

Friederich liep naar de tafel en Adinda vulde snel haar bord met het eerste wat binnen handbereik lag, en sloot ook aan.

Ze vroeg zich af of het gezelschap het ervoor gedaan had, want de plek die voor haar vrij was gelaten, was recht tegenover Vincent.

Haar hart draaide wel drie keer een rondje toen ze in zijn ogen staarde. Met veel moeite wist ze een "Goedemorgen" te formuleren.

"Goed geslapen?" vroeg Vincent haar. Hij glimlachte.

Ze bleef naar zijn lippen staren. Hij beet op zijn lip. Dat had ze hem gisteren ook zien doen. Het gaf hem een onschuldige uitdrukking op zijn gezicht en ze hield er stiekem wel van.

Het gesprek ging over alles en ook weer over niets concreet. Hij vertelde haar over zijn vader en moeder in Nederland, en over zijn jaar in Denemarken. Adinda wees op haar beurt haar vader en broertje aan.

Omdat ze in het Nederlands met elkaar spraken, kon niemand hen verstaan en werden ze daarom ook niet gestoord. Adinda had zelfs nog geen blik op de andere gasten aan tafel geworpen. Ze had maar oog voor één man, en hij had enkel oog voor haar.

Het had daarom ook even geduurd eer ze door had dat de persoon naast haar aan haar mouw trok. Dat was de eerste keer dat ze wegkeek van Vincent. De kleine Torsten boog zich naar haar toe en staarde diep in haar ogen. Met zijn hand zijn mond afschermend, alsof hij haar een groot geheim ging verklappen, fluisterde hij "Ik weet wat je moet doen."

"Wat bedoel je?" zei ze een beetje verward. Vincent had haar net verteld over zijn verdere studieopties. En nu vroeg ze zich natuurlijk af of Torsten hun hele gesprek had verstaan. Dat kon toch haast niet, dacht ze. Hij kon toch geen Nederlands?

Torsten wees naar haar bord, "Als je het niet lust. Ik weet wat je dan moet doen. Dan moet je het in kleine stukjes doen en goed verspreiden. Dan lijkt het alsof je de helft hebt opgegeten. Lukt altijd."

Adinda fronste haar wenkbrauwen en zei uiteindelijk beleefd tegen Torsten "Ja dank je, dat is een goede tip."

Torsten knikte en keerde zich, duidelijk vol trots, terug om.

Ze had inderdaad nog amper iets aangeraakt. En eigenlijk had ze ook niet veel honger. Dus paste ze maar snel de tactiek van Torsten toe. Ze zag dat iedereen zo goed als klaar was met eten, en ze wilde het liefst zo snel mogelijk naar buiten om aan hun wandeltocht te beginnen.

Adinda en Friederich hoefden niet voorop te lopen. Er waren hier en daar wel wat zijsprongen, maar die werden veel minder gebruikt dan het pad waarlangs de toeristen geleid werden. De route was dus duidelijk genoeg. Al snel merkte Adinda dat ze samen met Vincent de rij afsloot.

Als je dicht tegen elkaar liep, was het weggetje breed genoeg voor twee. Dicht tegen elkaar lopen vond Adinda helemaal niet erg. Toen ze op een stukje modder even uit balans was, had Vincent haar hand gegrepen. En sindsdien hadden ze niet meer losgelaten.

Ze vertelde hem over het bosbeheer. Over het inperken van uitheemse soorten en het aanplanten van inheemse. Over het niet opruimen van dood hout zodat het bos vol leven bleef. En waarom het zo belangrijk was dat ook een klokhuis en ander organisch afval niet zomaar in het bos gegooid mocht worden.

Ze vroeg zich af of het allemaal niet heel saai was, maar aangezien hij de hele tijd knikte en bijvragen stelde bleef ze maar praten. Ze zaten met hun tweetjes in een eigen wereldje. Ze volgden dan wel de groep, namen pauze wanneer iedereen pauze nam, maar hadden enkel oog voor elkaar.

Voor het laatste stuk van de dag, de steile klim naar de hut, werd hun bubbel echter doorprikt. De trappen die in de rotsen waren gehouwen waren allesbehalve gelijkmatig. Hier en daar was er een touw gespannen om het klimmen te vergemakkelijken, maar dat was niet voor iedereen even evident. Uiteindelijk liep Adinda zelfs een tweede keer naar beneden om de rugzak van Nilsa, de moeder van Torsten, over te nemen en haar stap per stap te begeleidden tijdens de klimpartij.

Toen ze samen met Nilsa als laatsten in de hut boven aankwamen, had Vincent Adinda's rugzak al naar binnen gebracht. Hij had voor hen beiden twee bedden naast elkaar uitgekozen. En terwijl de rest van het gezelschap buiten op een bankje uit de wind genoten van de lentezon, zaten zij met hun tweetjes naast elkaar op het bed.

"Jij gaat hier nooit weg gaan he," vroeg Vincent haar zacht.

Zelfs al had ze nog niet geantwoord, toch zag Adinda al de teleurstelling op zijn gezicht. Er zou nooit een reden belangrijk genoeg zijn om haar van het eiland af te krijgen.

"Ik heb de natuur nodig. Ik wil door het bos kunnen rennen, ik wil de kleuren van de herfst zien, de gezelligheid van de winter rond de open haard ervaren, ik wil in de lente het leven zien dat zich hervat, en in de zomer elke dag in het water kunnen springen. Ik wil niet jachten en jagen om de trein te halen, ik wil niet elke dag moeten werken om de rekeningen te kunnen betalen, ik wil niet 's avonds alleen op een appartementje zitten." Adinda slikte en keek Vincent bang aan. "Ik hoor hier, bij dit eiland."

Er volgde een lange stilte. Ze waren beiden verzonken in hun gedachten. Vincent was de eerste die terug sprak: "Zijn er huizen te koop hier?"

Adinda schudde haar hoofd. "Het eiland is een groot Nationaal Park en wordt beheerd door een vzw. Alles is gemeenschappelijk. En we krijgen subsidies en zo." Na een korte pauze vervolgde ze: "Zou je ...," begon ze hoopvol, "... hier willen komen wonen?" Ze durfde het haast niet te hopen. Ook al kende ze Vincent nog maar twee dagen, op de één of andere manier voelde het gewoon juist.

"Misschien. Ik weet het niet goed. Zou jij dat willen?"

"Misschien."

Vincent trok Adinda op een zodanige manier naar zich toe, dat ze met gespreide benen op zijn schoot belandde. Automatisch greep ze zijn armen vast om balans te vinden. Ze liet hem niet los en staarde hem aan.

"Dit is de eerste keer in mijn leven dat ik me een beeld kan vormen over hoe ik misschien zou willen dat mijn toekomst er zou uitzien." Vincent keek haar strak aan en vervolgde met een ernstig gezicht: "Het klinkt misschien raar, maar ik heb het gevoel dat het allemaal was voorbestemd. Dat het lot mij naar het eiland gebracht heeft. Naar jou." Die laatste twee woorden sprak hij heel stil.

Adinda kon niet wegkijken van zijn lippen. Het eiland beschermde iedereen die er woonde, en misschien had het eiland Vincent wel naar haar gebracht.

"Naar mij," herhaalde ze. Ze voelde twee handen over haar rug bewegen, van de onderkant naar boven, en terug naar beneden. De handen gingen verder naar haar lende en haar bovenbenen. En ze kon de adrenaline die door haar lijf joeg niet langer in bedwang houden. Ze verplaatste haar handen van Vincents armen naar zijn nek, waarna hun lippen elkaar vonden en de warmte in haar lichaam zich nog meer de hoogte injoeg.

Een luid gekuch onderbrak hun samenzijn. Adinda schrok op en keek meteen om. In de deuropening stond Friederich die hen met opgetrokken wenkbrauwen aanstaarde. "We moeten aan het avond eten beginnen," was alles wat hij zei, waarna hij zich terug omdraaide en de kamer weer verliet.

Met veel spijt trok Adinda haar hand weg vanonder Vincents trui, waar ze zonet nog vol bewondering zijn buikspieren had gevoeld, en stond ze op.

"Zal ik helpen?" vroeg Vincent toen hij haar op de voet volgde.

Adinda glimlachte, en samen verlieten ze het slaapvertrek.

Prompt 6. Een vreemde benadert je tijdens het wandelen. Voor een moment staart de vreemde diep in je ogen en zegt dan, "Ik weet wat je moet doen."

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top