6 september 1943
Als je maar weet dat ik enorm slecht geslapen heb. Komt het door dat die boer me angst aanjaagt of omdat deze grond hard is, of die stomme muis die rondloopt met de kerktoren achter hem. Ik was enorm moe, de hele nacht heb ik geen oog dicht gedaan. Zijn hanen begonnen al te kraaien en ik vermoede dat hij bijna ging komen om me uit de stal te jagen. Ik haat hem nu al. Wat had ik eigenlik voorgesteld? Nu begrijp je waarom die vrouw me zo medelijdend nakeek. Jip, daar is hij. Met zijn klompen kon je hem van ver af komen horen. Hij ramde zo hard op de deur dat ik dacht dat de deur het ging begeven.'Opstaan! Het werk doet zichzelf niet!' ik sprong recht deed mijn kleren aan en deed de deur van de stal open. Hij nam mijn pols beet en sleurde me naar buiten. Hij duwde me zo hard het land op dat ik bijna viel. Ik kon me nog net vast houden aan een ploeg, deze ploeg was niet voor een paard, maar voor een mens. Er stond onderaan een wiel zodat je hem vooruit kon trekken.'Je kan beginnen ploegen, als je dat gedaan hebt mag je zaaien,' hij wees naar een zak die wat verder tegen de muur stond,' als je gezaaid hebt mar je de stal van mijn koeien gaan uitmesten, want dat is nodig.' hij klapte luid in zijn handen. 'Kom, begint er aan!'Met haast nam ik de ploeg vast en bogen het land af te lopen. Het was enorm hard om die ploeg vooruit te krijgen. Je moest al hard duwen in de aarde om hem er in de houden. Op zulke momenten schieten beelden voorbij uit goede tijden. Waneer ik nog mocht uitslapen, of als mama koekjes had gebakken. Of waneer we zondag naar de kerk moesten. Het was koud in die kerk. We stonden dan allemaal in een rij voor de biecht. Je zei dan wat je had verkeerd gedaan en de priester vergaf je zonden. Elke week moesten we dat doen. Als je niets verkeerd had gedaan verzonnen we gewoon iets. Ik had gedaan met school, ik moest gaan werken naar de fabriek. Vroeg opstaan, veel werken en weinig eten. Ik miste school, mijn vrienden, en mijn zussen en broer. Wat zouden zij aan het doen zijn? Ik keek rond op het veld. Ik had bijna de helft al gedaan, de zweetdruppels rolden ver mijn gezicht. In de verte zag ik de andere boerderij. Er kwam iemand naar buiten, het was Andrea, ze was wel nog in pyjama maar niemand zag haar, of dat dacht ze. Ze had niet verwacht haar zus te zien werken op het veld van een vreemde boer. Andrea liep de voortuin over en stak de straat over. Daarna verdween ze. Wat zou ze gaan doen? Ze had het daar vast veel beter dan ik hier op het land met die stomme ploeg. Ah, laat ik maar verder doen, hoe eerder ik gedaan had hoe beter. Ik duwde de ploeg terug de aarde in. Hij werd geblokkeerd door iets, iets groot. Ik bukte me om te kijken wat het is. Mijn vingers speurden over de aarde. Hebbes, een steen, ik deed de aarde weg en nam de steen eruit. Het was geen speciale steen. Ik hooide hem weg en probeerde het nog eens. Deze keer lukte het. Weer duwde ik de ploeg vooruit. Kom, we zijn er bijna. Dacht ik. Terwijl Lisa bezig was met de ploeg had ze niet door dat Andrea terug het bosje uit was gekomen met een bosje wortelen. Andrea zag Lisa bezig en had direct medelijden met haar zus. Waarom zat ze nu het land te ploegen? Dit moet ik gaan vertellen aan de andere. Ze liep de weg weer over en ging terug binnen in de boerderij. Lisa was aan het einde van het land. Ze duwde de ploeg terug terug op zijn plaats en nam de zak met zaad. Ook deze woog bijna een ton! Ze nam een hand vol zaad en verspreide het over het land. Dit was minder hard dan het ploegen maar daarom ook niet minder leuk. Het enige positieve was dat hoe verder ze raakte hoe minder de zak woog. Bij de helft van het land was de zak al met een kwart geminderd. Af en toe reed er een leger auto voorbij. Ook dat werkje was bijna gedaan. Ik keek naar de stand van de zon en schatte dat het ongeveer twee uur moest zijn in de middag. Ze zette de zak met zaad terug op zijn plaats. Er naast stond een schop. Die stomme boer zag ook niets over het hoofd. Haar volgende taak was duidelijk. Ze nam de schop en liep langs achter het huis. De koeien zaten al in de wei, dus dat moest ze niet meer doen. Ze trok de deur open en er vloog een golf van stank naar buiten. Direct greep ze naar haar neus. Jezus Christus, wat is er hier aan de hand? Ze keek de stal rond, en zoals de boer had gezegd was het nodig dat de stal werd ververst. Ocharme die dieren. De stal lag vol met poep, je zag niet meer de bodem. Buiten in de wei zag ze een kruiwagen staan. Met dicht geknepen neus ging ze de stal in, ze nam de kruiwagen en ging terug naar buiten. De kruiwagen was ook niet wat je noemt, proper. Er ging namelijk ook wat poep aan de handvaten. Ah, wat kon het me schelen? Deze dag was toch al een rot dag. Dus begon ik maar aan het uitmesten, schep de poep in de kar tot hij vol was. Bracht deze dan naar de mest hoop en je kon opnieuw beginnen. Ik veegde de druppels zweet van mijn voorhoofd en slaagde een zucht. Nog een halve stal. En dan aan het avond eten beginnen. Ik hoorde dat er mensen kwamen, maar ik keek niet op. Ik had de energie iet meer en het interesseerde me geen zak meer. Maar het was duidelijk dat ze niet alleen waren. De voetstappen stopten en er werd geklopt op de voordeur. Ik deed nog een schep in de kruiwagen maar stopte toen ik een bekende stem hoorde.'Hallo, we komen ons zusje ophalen, Lisa noemt ze.' Maurice! Omg, het is Maurice, ze komen me halen uit deze stomme boerderij. Ik liep de stal uit en piepte over de rand. En daar stonden ze, mijn zussen en broer. Ik had zin om naar ze toe te lopen en ze voor eeuwig te bedanken. (Ja, ik had er genoeg van en was wanhopig.) maar iets hield me tegen. De boer bekeek mijn zussen en broer goed.'Dus, dat is jullie zus?' vroeg hij tamelijk overbodig. 'Ja meneer, we komen haar ophalen want we willen verder trekken.' Het viel me nu pas op dat ze een grote mand mee hadden en mooie verse kleren aan hadden. Ze hadden daar vast is het paradijs gezeten.'Jullie mogen haar mee nemen, geen probleem, maar dan zal k wel tegen de Duitsers gaan zeggen dat jullie hun banden hebben leeg geprikt.' Ok, ja ik had dit zien aankomen, natuurlijk laat hij zijn gratis persoonlijke bediende niet zomaar gaan, tuurlijk ga ons beschuldigen tegen de Duitsers. Ik had zo veel zin om mijn hoofd tegen de planken de smaken en zijn schop naar zijn hoofd te hooien. Renee, Maurice en Andrea stonden als bevroren.'Wat? Dat kunt u niet maken! Ze is onze zus! Ze kan hier niet voor eeuwig blijven werken voor u.' schreeuwde Renee. Ik was blij dat mijn familie het opnam voor me, maar dat haalde het feit niet weg dat we een probleem hadden. 'Jammer meisje, ik ben blij met mijn slaafje, en ik geef ze niet zomaar weg.' Renee moest haar duidelijk inhouden om die man niet aan te vallen en al zijn haar uit te trekken. Ze was eigenlijk niet boos alleen een klein beetje woedend. En mijn ervaring leerde me dat je Renee niet woedend moest maken.'Het maakt ons niet uit dat je het tegen de Duitsers zegt, we nemen haar terug mee!' zei Andrea dreigend.'Mij best, ze is daar in de stal, misschien kan je haar nog even troosten voordat jullie allemaal naar het kamp gaan.' daar na sloot hij ruw de deur en kwamen ze naar me toen. Als een pijl uit een boog rende ik naar ze toe en omarmde hen. Het duurde niet lang, maar het was het beste wat me die dag was overkomen.'We kunnen niet lang blijven, als die gast zijn woord houd kunnen de Duitsers hier elk moment zijn. Samen liepen we zo hard we konden het bos in. Olivier rende achter ons aan. We waren nog maar en paar meter van de straat verwijd of we hoorden al auto's stopen en mensen het bos in rennen.
'Holen sie! Entfliehen sie dürfen nicht!' klonk er achter ons. De Duitsers! Hoe konden ze zo snel naar hier komen? We liepen zo hard als we konden dieper het bos in. Het geblaf van Duitse Herders klonk angstaanjagend dicht bij.'Da sind sie!' schreeuwde iemand. Andrea, die voor me liep struikelde over een tak, ik kon niet meer afrennen dus viel ik op haar. Maurice en Renee liepen door maar stopten toen ook als ze zagen dat we waren gevallen. Een paar Duitse Helders hadden ons bereikt en gromden naar ons. Ze lieten hun scherpe, spierwitte tanden zien. We krabbelden al recht maar de honden blokkeerden onze weg. Ik rolde op mijn rug en keek de honden recht in hun ogen. Ik had me nog nooit zo bang gevoelt als op dat moment. Olivier sprong recht voor me neus. Het leek als in slow motion, maar toen hij recht voor me hing klonk dat akelig geluid van een geweer. Olivier kwam mors dood neer op de grond.'Olivier!' riep ik. Ik wilde al naar mijn hond toe kruipen maar iemand nam mijn polsen beet en trok ze achteruit. 'Olivier! Olivieeeer!' mijn tranen liepen van mijn wangen af. Al de ellende die ik die dag had gehad en al het verdriet die ik tijdens de oorlog had gehad stroomde nu! 'Stille, gör!' klonk de man. Ik verstond hem niet, alleen het eerste woord. Stil? Maar dat kon ik nu niet! Mijn hond ligt daar, dood met een kogel in zijn borst te bloeden en ik mocht hem geen laatste kus geven, geen laatste knuffel, geen goed graf. Hij zal daar weg rotten zoals alle dode dieren. Hoe meer ik trok hoe moeilijker het werd. Andrea, Renee en Maurice waren ook al vast gezet. 'Olivier!' riep ik voor een laatste keer. 'Ich sagte Schweigen!' ik keek Maurice aan. Het was niet duidelijk door al het water in mijn ogen, maar hij zei iets als,'Het komt allemaal goed.' toen kreeg ik een harde klap op mijn achterhoofd en werd het allemaal zwart. Alweer
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top