xvii
Vandaag zaten naast mij en Niemand ook
Dood en Leven.
Het ging niet goed met Niemand, vertelde Dood.
Leven vertelde dat Niemand er wel overheen zal komen.
Ik sprak tegen Niemand dat Dood hem wel zal sparen.
Niemand fluisterde zodat alleen ik het kon horen dat Leven hem geen Kans zal gunnen.
Toen verlieten Leven en Dood geruisloos het huis weer.
En Niemand ging weer naar bed.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top