Hoofdstuk 8; It wasn't real, right?
Susan
Ik ben alleen. En ik weet nu, het is nooit echt geweest. Ik was verliefd op een jongen die nooit bestaan heeft. Nooit, alleen in mijn fantasie.
Ik kan door het dakraam zien dat het al licht is. En ik bedenk me opeens dat ik Lucy zou bellen. Als we al een aangesloten telefoon hebben.
Ik heb nog steeds mijn kleren van gister aan, dus kleed ik me snel om en doe de kleren in de wasmand. Ik kam mijn haar door en maak het vast aan de achterkant met een haar klem. Er valt iets op aan die haar klem. De kleuren, het lijkt net een kop van een dier.
Ik haal mijn schouders op en maak mijn haar vast. Als ik Lucy heb gebeld kan ik naar de winkels gaan. Oogpotlood en lippenstift halen. Met een brede grijns op dat vooruitzicht loop ik naar beneden. Als ik in de gang ben, zie ik dat er op een tafeltje bij de voordeur een telefoon staat. Boven het tafeltje hangt een spiegel. Ik loop erheen en pak de hoorn op. Ik hoor een piep. Hij doet het!
Zou ik eigenlijk wel naar Engeland kunnen bellen. Het is daar nu 8 uur vroeger.
Gewoon proberen Susan.
Ik draai het nummer en wordt doorverbonden naar de telefoon centrale. "Goedemorgen uw spreekt met Caroline, met wie kan ik u doorverbinden" vraagt de opgewonden vrouw aan de telefoon, en ik kan het niet laten te glimlachen. "Hallo, ik zou graag doorverbonden willen worden aan Lucy pevensie, uit Engeland. Yorkshire, Kingston 34"
Ik hoor een klik en dan weer de beltoon. Hij gaat lang over en ik begin ongeduldig met mijn voet te wiebelen.
"Eustaas" klinkt het opeens. "Eustaas!" Zeg ik blij. "Met Susan! Mag ik misschien Lucy en Ed spreken?"
"Su-Susan!? Jullie zijn veilig aangekomen! Moeder zal blij zijn!" Ik schiet in de lach. "Dankjewel Eustaas, ja de reis ging heel voorspoedig"
"Gelukkig maar, geen last gehad van zeeziekte?" Ik hoor de grijns in zijn stem. Caspian had nooit zeeziekte, hij hield van de zee. Verwoed schudt ik mijn hoofd. Kinderfantasie, het was allemaal Kinderfantasie! "Nee" antwoord ik. Maar Eustaas antwoord niet meer, in de verte hoor ik een hol geluid en dan wordt de hoorn weer opgepakt. "Susan!" Lucy. "Suus!" Ed. "Jullie zijn er! Hoe was de reis! En is Peter er ook?" Ratelt Lucy door. "Ja, we zijn er en ja de reis was goed en nee Peter slaapt nog" antwoord ik. "Oh Susan, ik mis jullie zo" zucht Lucy. "Ik ook!" Hoor ik Edmund zeggen. "Ik jullie ook! Ik mis vooral onze spelletjes" zeg ik verdrietig. "Welke?" Hoor ik Ed vragen. "Ons land, met die leeuw" Lucy schaterlacht. "Goeie Suus! Die codetaal"
"Codetaal? Het was toch allemaal nep" zeg ik grijnzend en ik verwacht een ja terug van Lucy. Maar het blijft stil aan de andere kant van de hoorn. "Susan? Voel je je wel goed?" Vraagt Ed. "Het komt vast door Caspian" hoor ik Eustaas fluisteren. "Ja, ik voel me geweldig" zeg ik nu een beetje chagrijnig. Waarom doen ze zo raar. "Het was allemaal echt weet je nog?" Zegt Lucy nu rustig. "Nee" zeg ik. "Het was een kinderspel" Ik draai me om als ik Peter de trap af zie komen. Hij wijst naar de telefoon en ik gebaar met mijn mond;Lucy en Ed. Hij knikt en komt naast me staan. "Maar ik ga nu, hier is Peter nog even! Dikke kus!" Zeg ik snel en druk de hoorn in Peter zijn hand zonder op antwoord te wachten.
Het was allemaal nep, toch?
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top