Hoofdstuk 7; dreaming the dream
Susan
We zijn er. In New York.
Ik werd wakker door een lichte schommeling van de boot. En toen. Ik hoorde de mensen juichen boven op het dek. Peter kwam lachend onze kamer in en knuffelde me zo hard dat ik bijna blauw aanliep. En nu zit ik in een taxi opweg naar ons nieuwe huis. Peter kijkt verwonderd uit het raam want zulke gebouwen heb je in Londen niet.
Na een half uur rijden we een betere wijk van New York in. En de taxi stopt voor een wit houten huis met een torentje. "Wow" zegt Peter en ik weet waar hij aan denkt. Waar ik ook aan denk. Aan Cair Paravel. Terwijl Peter en ik uitstappen, bedankt mama de chauffeur en betaalt hem. Ze loopt zo door, opent de deur en gaat naar binnen. Terwijl wij achterblijven met alle koffers. Ik rol kwaad met mijn ogen. "En weg is ze" mompelt Peter kwaad. En ik geef hem gelijk.
Strompelen met alle koffers komen we de grote gang binnen. Ik gooi mama's koffers gewoon neer en Peter kijkt me boos aan. "Susan!" Sist hij. Nu is hij weer helemaal in zijn element. Grote broer spelen. Ik haal mijn schouders op. "Nou en!? Zij bekommert zich niet om ons en ik niet om haar koffers. Ik pak mijn eigen koffers op en loop de trap op naar boven. Daar zie ik vier deuren en nog een trap naar boven die waarschijnlijk naar de torenkamer leid. Ik bekijk wat er achter alle deuren schuil gaat. Achter een deur zit de badkamer en daarnaast de grootste kamer die mama al ingepikt heeft. En omdat ik zover mogelijk bij haar vandaan wil zijn, loop ik de trap op naar het zolderkamertje. En daar wordt ik blij. Want er staat een hemelbed. Mijn ladekast en kaptafel en nog een stoel. En in het raam dat over de tuin heen kijkt zit een bankje gebouwd. Met allemaal zachte kussens erop. In een hoek vindt ik mijn platenspeler en zet een nummer op terwijl ik mijn koffers uitpak. Mijn fotolijstjes zet ik op mijn ladekast. En dan als ik naar boven kijk. Er is geen dak maar een raam. En doordat raam kan ik de sterren beginnen te zien schijnen. Zuchtend laat ik me achterover op bed vallen en sluit mijn ogen, luisterend naar de muziek ontspan ik.
"Susan!" Versuft knipper ik mijn ogen tegen het felle licht. "Nu al? Laat me nog heel even slapen" mompel ik. Maar iemand pakt me op en trekt zich dicht tegen zich aan. Ik ruik opeens het bos en zee door elkaar heen. Ik open verwonderd mijn ogen en kijk in een paar donkerbruine, ogen waarmee ik zo zijn ziel in kijk. Mijn Caspian. "Oh Susan" zucht hij en streelt mijn gezicht. Dan voordat ik iets kan uitbrengen voel ik zijn zachte lippen op de mijne. En ik verlies mezelf helemaal. Ik probeer nog meer dichterbij hem te komen, hem vast te houden en nooit meer los te laten. Maar dan trekt hij terug. "Mijn liefste" zegt hij en dan vervaagd hij. Ik schreeuw het uit en schiet overeind.
Ik ben alleen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top