Hoofdstuk 29 - What Lucy saw
Lucy
Peter heeft gelijk. Eustaas is weg, al heel lang. En niemand heeft hem meer gezien. Nadat ik dat gezegd had heeft Peter er meteen een patrouille op uit gestuurd om hem te zoeken. Maar ik betwijfel als ze hem zullen vinden. Ondertussen heeft Ed voor mij een bed gemaakt van dekens in de hoek van de tempel. Ik ben nog heel moe en mijn schouder doet nog pijn. Ik ga liggen en Ed stopt me in. Fijn. Ik sluit mijn ogen en val meteen in een diepe slaap.
"Lucy"
Wie is daar?
"Mijn kind" zegt een lieve stem.
En dan ben ik bij Aslan. "Aslan!" Roep ik blij en vlieg op hem af. Hij lacht en knuffelt me terug zodat zijn manen in mijn neus kriebelen. "Kom" zegt hij na een tijdje. Ik zie nu pas dat we in het Lantaarnbos lopen. De bomen waaien maar ik voel geen wind. Aslan en ik lopen in stilte en ik kijk wat om mij heen. Totdat Aslan stopt. We staan voor het oude kasteel van de oom van Caspian.
Ik maak een sprongetje van schrik als ik die gil weer hoor. Aslan kijkt bezorgt. "Kom" zegt hij weer en we lopen verder. We komen opeens in de troonzaal uit. En daar staat een vrouw met woeste rode haren en een zwarte jurk aan. Ze is mooi maar haar blik emotieloos. Ze gniffelt gemeen. "Die koningin Susan is zo zwak. Die haalt de avond amper. Dat is mooi"
Wat!?
Ze draait zich om en nu kan ik zien dat ze tegen een dwerg aan het praten was. Hij ziet er gemeen uit. Brr. "Ze kunnen ons niet zien dochter" zegt Aslan en zijn stem galmt door de zaal. Maar de vrouw hoort niks, net als de dwerg. "Maar wat doen we met die jongen?" Vraagt de dwerg met een grijs. "Gooi hem maar bij zijn nicht in de cel. Dan kunnen ze daar samen verrotten" zegt ze en begint keihard te lachen. Een rilling loopt over mijn rug. Die gil. Dat is zij. Ze lacht als een heks. Zij is het die Caspian bedoelde!
Dan draait ze zich om en kijkt mij en Aslan recht aan met grote bloedrode ogen. "Dood!" Krijst ze.
"Aslan!" Ik schiet overeind. Het zweet loopt langs mijn rug naar beneden. "Susan, Eustaas" fluister ik nu. Dan begin ik te huilen. Opeens. Zomaar. De spanning denk ik. "Lucy?" Caspian zit opeens naast me. "Ik-ik" snik ik. Ik haal diep adem en blaas dan weer uit. Met een zucht zeg ik;"Ik weet waar ze zijn!"
"Lucy?" Caspian kijkt me verbaasd aan. "Je weet waar Eustaas is?"
"En Susan!" Zeg ik nu enthousiast. We kunnen ze redden, we kunnen dit stoppen.
"W-waar?" Stottert Caspian. Hij is gaan staan en haalt zijn handen door zijn haar. "In de cel, in het kasteel van Miraz" zeg ik. Caspian kijkt me met grote ogen aan, het lijkt net alsof ik hem zie huilen. "Peter! Edmund!" Schreeuwt hij. "Ik weet waar ze zijn! We gaan ze halen!"
Peter en Edmund komen naar binnen gerend. "Caspian?" Vraagt Peter verbaasd.
"Susan en Eustaas. We gaan ze halen" zeg ik.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top