Hoofdstuk 24; Dream or Nightmare?
Caspian
Nadat Susan rustiger is geworden, heb ik haar in bed gelegd. Ik bleef bij haar tot ze sliep of in iedergeval ik denk dat ze slaapt. Ik ga naar Aslans tempel. Ik weet niks anders. Ik loop naar beneden, naar het binnenplein waar de stallen zijn. Als ik aan kom lopen geef ik een staljongen opdracht om mijn paar te zadelen. Ik wacht tot hij klaar is en stap dan op. Ik kijk niet om naar Cair Paravel maar geef het paard meteen de sporen. En ik stuif weg naar Aslans tempel.
Susan
Zwetend wordt ik wakker. Maar natuurlijk zie ik niks anders dan zwart. Ik ben blind. Ik blijf maar liggen maar ik bedenk me opeens iets. Hoe weet ik nu wanneer het ochtend is? Of diep in de nacht. Ik laat een geïrriteerde zucht. En ik voel iets nats langs mijn wang lopen. Fijn. Huilebalk, zwakkeling. Klinkt het door mijn hoofd. Ik schud het weg. Mijn dromen zijn in iedergeval nog wel in kleur, daarin kan ik nog wel zien. Daar zie ik Caspian, Peter, Edmund en Lucy. Aslan ook. Dus sluit ik mijn ogen weer en probeer te slapen.
Caspian
Mijn paard zigzagt tussen de bomen door. Ik ben er bijna. Nog een paar meter en dan ben ik op het open veld. Ik laat het paard in draf gaan en dan als ik voor de tempel sta helemaal stil. Het paard hijgt en snuift en ik klop hem op zijn flank. "Goed gedaan" zeg ik tegen hem. Dan draai ik me om en loop naar binnen.
De fakkels branden fel en lichtten de gebroken tafel op. Maar Hij is er niet. Ik buig voor de tafel en bidt. Net zolang totdat een hevige wind de fakkels uitblaast. Ik hef mij hoofd op. Daar staat hij, tussen twee pilaren. De machtige leeuw. De ware heerser van Narnia. En de vader van de vrouw van wie ik hou.
Susan
Ik droom. Dat moet wel want ik kan zien. Ik ben op het open veld. Voor Aslan zijn tempel. Ik draag een gouden jurk en Lucy een zilveren. Voor ons staan Peter, Edmund en Caspian. Ook opgedost. En iedereen lacht. "Jongens?" Vraag ik. "Wat is er aan de hand?" Caspian grijpt mijn pols en zwiert me in het rond. Dan trekt hij me weer naar zich toe. "Het is feest Suus!" Zegt hij en legt zijn ene hand in mijn zij en zijn andere hand in de mijne. Dan begint er luid muziek te spelen en begint de rest ook te dansen. "Feest?" Vraag ik nu verbaasd. 'Wat voor?"
"Aslan is terug!'
"Hij was toch nooit weg? Ik bedoel hij was wel weg maar hij was er ook altijd"
"Suus, dat was voor hij verdween en nu vijftig jaar later! Is hij er weer!"
"Vijftig?" Zeg ik nu lachend. "Zo oud zie je er niet uit" zeg ik en raak teder zijn wang aan. Caspian lacht naar me en ik zie hem langzaam veranderen. Hij wordt oud, net zolang totdat er niks anders dan stof overblijft. Ik begin te gillen want naast me verdwijnen Lucy en Edmund ook tot stof. Ik draai me om en daar staat Peter. Gewond door de heks, haar speer steekt uit zijn buik. "Suus" rochelt hij. En hij begint te hoesten. Weer gil ik. "Wordt wakker Suus" hoest hij. "Wordt wakker" Dan wordt hij ook stof. En met afschuw kijk ik naar mijn handen want ook die verdwijnen en worden stof. Ik ben niks. Ik wordt opgezogen door een zwart gat, ik probeer te gillen maar kan mijn stem niet vinden. Totdat ik mijn ogen open doe en ik weet dat Ik wakker ben. "Het was een droom Suus" zegt een stem naast mij. Peter. "Ze heeft hoge koorts" Hoor ik iemand bij het einde van mijn bed zeggen; Lucy. "Ze wordt wel weer beter" zegt Edmund en hij pakt mijn klamme hand. Hij zit dus naast me. "Waar is Caspian?" Weet ik uittebrengen. Mijn stem is kurkdroog. "Naar de tempel" zegt Peter. "Hij wil Aslan om hulp vragen"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top