Hoofdstuk 10; We are back
Susan
De motoren van het vliegtuig zijn goed te horen en soms ben ik bang dat het vliegtuig neer zal storten als ik de motoren hoor sputteren. Henry heeft verzekerd dat er echt niks kan gebeuren en ik hoop dat het waar is.
Na Ed en Lucy ons gebeld hadden heb ik Henry gebeld en hem alles uitgelegd. Daarna zijn Peter en ik alles in gaan pakken en hebben we een briefje voor mama geschreven. Daarna zijn we in bed gekropen maar ik heb bijna niet geslapen.
Ik schrik op als een geluidje hoor. Maar het is de piloot die zegt dat het nog een uurtje duurt. Ik ontspan iets meer. Maar helemaal ontspannen ben ik niet. Mijn gedachten zijn steeds bij Lucy en Edmund. En Eustaas natuurlijk. Hoe zou het met ze zijn? Zijn ze gewond?
Eigenlijk wil ik er niet aan denken.
Ik wordt wakker als het vliegtuig een bonk maakt en dan langzaam afremt. Ik hoor Peter zuchten en ik weet dat we zijn geland. Moe wrijf de slaap uit mijn ogen. Ik ben thuis.
Het prive vliegtuig rijdt naar een hangar waar een auto klaar staat. Peter en ik hebben toch maar besloten geen koffers mee te nemen, alleen veel geld en onze kleding. En dat zit allemaal in onze rugzakken. "Suus, kom je?" Peter en Henry wachten bij de uitgang van het vliegtuig. "Ja! Ik kom eraan!" Zeg ik snel en pak mijn rugzak uit het bagagerek. Peter en Henry lopen via de trap naar beneden en daar staat een chauffeur die de deur voor ze open houdt. Als ik beneden ben stap ik snel in en de deur wordt dichtgeslagen. Als we wegrijden uit de hangar en naar de uitgang van het vliegveld maakt schraapt Henry zijn keel. "Ik kan jullie bij het weeshuis afzetten, maar dat is helaas het enigste wat ik voor jullie kan doen" zegt hij somber. Peter wil iets zeggen maar ik ben hem voor. "Je hebt ons al genoeg geholpen Henry! Dit is het minste wat je nog voor ons kon doen! Dankjewel!" Henry glimlacht en leunt dan weer achterover.
Na ongeveer een half uur komen we aan in een van de buitenwijken van Londen waar het weeshuis staat. De auto stopt er voor en Peter doet zelf de deur al open. "Henry, ontzettend bedankt wat je voor ons gedaan hebt!" Zegt Peter dankbaar en geeft hem een hand. Dan pakt hij zijn rugzak en gaat naar buiten. Nu is het stil. "Susan" zegt Henry maar houdt dan meteen zijn mond weer. "Henry, ik-" probeer ik te zeggen. Maar fan buigt hij naar me toe en zijn lippen raken de mijne.
"Susan" Caspian pakt liefdevol zijn hand in de mijne. Ik kijk hem recht aan, en kijk zo in zijn ziel. Caspian trekt me dichter naar hem toe en onze voorhoofden raken elkaar. We ademen elkaar in. Zijn lippen glijden over die van mij en ik hap naar adem. Zoveel doet hij met me. En dan. Zijn lippen raken de mijne en ik wordt overspoeld door een vurig verlangen. Om hem altijd bij me te hebben, om van hem te houden. En ik kus terug.
Ik trek terug, geschokt door de herrinering die de kus bij me opbrengt. Verdriet overspoeld me en ik kan Henry alleen maar aankijken. Hij glimlacht. "Ze zeiden dat je het mooiste meisje was, van heel Finsley. En ik zie waarom, Susan" Het is net als hij mijn naam proeft. "Ik voel nu ook waarom" Zijn ogen glinsteren en dat maakt me bang. "Suus?" Gelukkig roept Peter me vanbuiten af. Snel buig ik naar Henry toe en kus zijn wang. "Bedankt voor alles" Fluister ik. Dan pak ik mijn rugzak en stap uit de auto. En als de deur dichtslaat en de auto wegrijdt kan ik zijn stem nog horen;"Je bent van mij"
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top