Hoofdstuk 26- the plan

-Susan

Edmund houdt een brief omhoog. Hij gaat naast me zitten en leest hem voor;

Aan de koningen en koninginnen van Narnia.

Lever koningin Susan aan ons uit, anders zal er oorlog komen.

Jades, keizerin van Narnia.

"Nee!" zegt Caspian. Hij legt zijn handen op mijn schouders. "Dar doen we niet, dan maar oorlog!" Ik draai me verontwaardigd naar Caspian om. "Nee!" Caspian kijkt geschrokken. Ik kijk in zijn ogen en die staan liefdevol. Mijn hart begint sneller te kloppen. "Caspian heeft gelijk,Suus" Peter komt de eetzaal binnen gelopen met een dienblad vol eten. Hij zet het voor me neer. Dan schuift hij een stoel naast mij naar achter en gaat er op zitten. "Suus, we gaan je niet weer naar Jades brengen" Hij pakt mijn beide handen en hij kijkt me aan. "N-nee" zeg ik. "Het moet. Er mag geen oorlog komen, niet weer" Peter weet dat ik gelijk heb. Na de oorlog met Caspian's oom is het eindelijk rustig in Narnia. En nog een oorlog overleven we niet, het is winter en in de zomer kunnen we pas weer oogsten. Als die dan niet verwoest zijn. Peter kijkt bedenkelijk naar Caspian en Edmund. Caspian wordt rood. "Nee!" Schreeuwt hij door de zaal. "Nee Peter! Ze is eindelijk weer thuis. We gaan haar niet uitleveren!" Hij tilt me op uit mijn stoel en houdt me in een omhelzing. Ik giechel zacht. Hij zeg me weer neer op de grond. "Ik zeg niet dat we haar gaan uitleveren Caspian. We moeten ook aan ons volk denken" "Jij bent de hoge koning" sist Caspian boos naar Peter. Nu wordt Peter ook boos. Ik weet dat hij een goede koning wil zijn maar wat wil hij dan? Mij uitleveren? Ik wist het wel, hij houdt meer van Lucy dan van jouw. Dat weet iedereen. Zegt het stemmetje in mijn hoofd. Ik duw het weg. Nee niet aan denken! Peter houdt ook van mij.. Tranen beginnen te vormen in mijn ogen. Ik wordt uit mijn gedachten gehaald als Peter boos schreeuwt en weg begint te lopen. Hij duwt me aan de kant en met een klap slaat de deur achter zich dicht. Door zijn duw ben ik op de grond belandt. Caspian snelt naar me toe en wil me overeind helpen. Ik sla zijn armen weg en sta zelf op. Lucy en Edmund staan tegen de muur gedrukt en kijken me bang aan. Lucy snikt zachtjes en Edmund kijkt boos. Ik glimlach bemoedigend naar ze, dan sta ik op en ren Peter achterna.

Peter is naar het strand gelopen en kijkt uit over de zee. Ik de staarten van zeemeerminnen boven de golven uitsteken en ik weet dat ze naar mijn broer toe zwemmen. "Peter!" Roep ik om boven de zee wind uit te komen. Hij draait zich niet om. Ik ga rennen maar ik ben nog te zwak en te moe om echt te rennen. Hijgend sta ik naast hem, ik kijk naar hem. Zijn ogen zijn rood en opgezwollen. "Susan-" "Peter hou je van mij?" Ik vraag het snel, alsof je een pleister trekt. hij kijkt me eerst verbaasd aan begint daarna te huilen. Ik trek hem in een omhelzing. "Suus" snikt hij. "Natuurlijk hou ik van je, je bent mijn kleine zusje. Maar soms, ik erger me soms aan je als je doet alsof je alles beter weet" "Alsof?" Glimlach ik. Hij drukt me steviger tegen zich aan. "Ik heb een plan" zegt hij. Ik kijk hem vragend aan. "Caspian denkt echt dat ik jouw aan die heks ga uitleveren. Maar dat doe ik natuurlijk niet!" Hij lacht zachtjes. "We doen alsof, maar we hebben wel een team soldaten in de struiken zitten; Traviq, Ed, Caspian en ik" "Lucy ook" zeg ik. "Ze moet mee, ze moet zien dat Jades nog leeft" "Oke, Lucy gaat ook mee maar voor de rest doen we het op mijn manier" "Dan hebben we een plan"

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top