hoofdstuk 17 -going on visit
-Susan
Ik wordt wakker als er iets op me valt. 'Aankleden' zegt Hades die in de deuropening staat. Dan gaat de deur met een knal weer dicht. Het zijn twee jurken, alle twee zo wit als sneeuw. Een onderjurk en een bovenjurk zo te zien. En bij de deur staat een emmer met water. Om me zelf te wassen? Hoelang ben ik hier al? Ik loop naar een klein spleetje in de muur waardoor ik naar buiten kan kijken. De laatste keer dat ik naar buiten keek ging de zon onder, nu staat hij hoog aan de hemel. 'Ik wil naar huis' fluister ik. Maar niemand kan me horen. Ik draai me om en grijp de kleren van de grond. Dan doe ik mijn andere vieze kleren uit en was me grondig.
Als ik klaar ben is het water zwart. Ik huiver als ik de stof over mijn huid laat glijden. Zelfs de kleren zijn ijskoud. Op de bovenjurk zitten sneeuwvlokken geborduurd. Als ik de sneeuw op dit moment niet zo erg zou haten had ik de jurk mooi gevonden. Dan vliegt de gevangenisdeur open en knalt tegen de stenen muur aan. Hades staat in de deur opening. In de ene hand heeft hij mijn kroon en in de anderen een stuk touw. Hij loopt met grote passen naar me toe terwijl ik niet probeer om te vallen. Ik voel me zwak en duizelig. Hij zet de kroon op mijn hoofd en bindt mijn handen achter mijn rug. Dan leidt hij me zonder iets te zeggen mijn gevangenis uit. Ik ben in een ijskasteel. Nee! gilt mijn hart en verstand. Hoe kan dit. Aslan heeft Jades gedood, en nu leeft ze weer. Plus ze heeft een zoon. Ik bijt op mijn lip. De tranen staan me hoog. Ze hebben me week gemaakt. Vroeger.. Voor het eerst in een lange tijd doe ik mijn mond open. 'Hoelang ben ik hier?' Mijn stem klinkt niet als mijn stem. 'Een maand' zegt Hades terwijl hij me voortduwt door de gang. Hij slaat de hoek om en dan komen we in een hele lichte witte ruimte. En zij zit op haar troon. 'Susan' zegt ze zonder emotie. Niet dat ik enige emotie bij haar had verwacht. Hades duwt me op de grond en gaat dan achter me staan. Hij buigt. 'Moeder' zegt hij en ademt diep in. 'We hebben haar, nu kunnen we naar ze toe' Voor hij verder kan gaan steekt de heks haar hand op. 'We?' Hades doet een stap achteruit. 'Ik dacht dat we samen zouden gaan' Ik hoor aan zijn stem dat hij twijfelt. 'Nee, jij hebt haar ontvoert'
'Om u hier weer te laten komen, door mij leeft u weer!' Zegt hij met verheven stem. Jades staat op en haar stok bonst op de grond. Haar toverstaf, die Edmund gebroken had. 'En daarna had je haar weer kunnen laten gaan, maar je wilde haar houden!' snauwt ze. 'M-maar' stotter hij. 'Hou op met stotteren, ik ga je koning maken! Die stotteren niet!' Ze kijkt me aan met kille ogen dan draait ze zich naar een enorme reus. 'Rimm! Maak de koets klaar!' De reus, die duidelijk betoverd is knikt en verdwijnt door de deur. 'Heb je je oude hulpje niet tot leven kunnen wekken' grijns ik naar haar. Haar ogen spuwen vuur als ze dat hoort en is met twee stappen bij me. Dan slaat ze hard met een vlakke hand tegen mijn gezicht. 'Hoer!' spuwt ze. Dan richt ze zich weer op haar zoon. 'Zet haar in de koets. En ik ga mee!' Dan gaat ze op haar hurken voor mij zitten en kijkt me aan. 'Dan brengen we haar familie een bezoekje..'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top