Hoofdstuk 3 - Goodbyes

Caspian

Susan is zwanger! Ik wordt vader!
Ik zit in mijn kantoor, dat uitkijkt over de zee. Ik sta voor het raam en laat mijn gedachten de vrije loop. Hoe zal ons kind eruit zien? Zou het een jongen of een meisje zijn? Zoveel vragen. En over een paar maanden krijg ik daar antwoord op. Ik draai me om en ga weer aan mijn bureau zitten. De brief van Luan ligt als een dreigend mes op tafel.
Als ik en Peter niet naar hem toegaan, zal hij Edmund, Lucy en Susan doden! Ik heb aan Peter gevraagd als hij tegen de meisjes kon zeggen dat het alleen zij twee waren, zodat ze niet zo bezorgt om Ed zouden zijn. Want Ed is zins hij het weet niet meer bij Lucy weg te slaan, met zijn zwaard in zijn schede loopt hij rond. Daarom vertrekken Peter en ik aan het eind van de middag. Het doet zeer Susan achter te laten, maar dan weet ik ook dat ze veilig is. "Mijn koning" Ik schrik op en mijn ogen die naar de brief staarde kijken nu naar de soldaat die in de deuropening staat. "Uw vrouw, mijn koning. Ze is hier" Hij buigt lichtjes en stapt dan opzij om Susan naar binnen te laten. Een glimlach verschijnt op mijn gezicht als ik haar naar binnen zie lopen. Haar lange zwarte haar wordt bijeen gehouden door een vlecht. Haar gouden kroon schittert op haar hoofd en ze heeft een mosgroene jurk aan met gouden stiksels aan de mouwen en onderkant. Ik schuif mijn stoel naar achter en ga staan. "Susan" zeg ik liefkozend en open mijn armen voor haar. Ze zet een paar stappen en slaat dan haar armen om me heen. Ze ademt diep in. "Caspian" zegt ze zacht. "Ik hoorde van Peter dat jullie al aan het eind van de middag gaan" zegt ze en haar stem breekt. "Beloof me dat je terug komt!" zegt ze met haar hoofd in mijn nek. "Ja, ik beloof het" zeg ik en druk haar nog dichter tegen me aan. Ik adem haar zoete geur in. "Zweer het! Op Aslan zijn manen!" Ze heft haar hoofd op en in haar blauwe ogen glinsteren tranen. Ik kus ze weg. "Ik zweer op Aslan zijn manen dat ik terug kom" zeg ik en kijk haar aan. "En neem mijn broer met je mee" glimlacht ze. "Altijd" zeg ik grijnzend. Dan voel ik haar lippen tegen de mijne.

Susan

Ik zoen Caspian hartstochtelijk omdat hij misschien pas over een maand weer thuis is. Of misschien komt hij nooit meer thuis.. Ik duw de gedachten van me af en richt me helemaal op Caspian. Hij drukt me dicht tegen zijn borst aan, het voelt als wanhoop. Hijgend trekken we terug en ik zie het in zijn ogen; hij heeft geen hoop op een terug keer. "Nee" zeg ik luid. "Je hebt het me net belooft, je komt terug Caspian!" Hij zucht en zijn handen strelen mijn schouders. "Suus, ik weet niet wat Luan met ons wil"
"Je vecht je er wel uit, samen met Peter! En jullie komen terug!" zeg ik statig alsof ik een toespraak houd. Zijn handen vinden mijn gezicht en zijn vingertoppen strelen mijn kaaklijn en volgen de contouren van mijn gezicht. Dan trekt hij mijn gezicht naar zich toe en zijn lippen raken de mijne. Er gaat een golf van vlinders door mijn buik. "Ik hou van je Susan, vergeet dat nooit!" zegt hij, dan laat hij me los. Ik kijk hem aan, als de kans bestaat dat dit de laatste keer is dat ik hem zie, wil ik hem helemaal in me opnemen. "Ik hou meer van jouw" zeg ik met een brok in mijn keel. Ik omhels hem, zijn hart bonkt luid als mijn borstkas de zijne raakt. Dan neemt hij me bij de hand en leidt me naar de binnentuin. Daar staan twee paarden, Caspians paard Destier en die van Peter. Peter knuffelt net Ed en zegt wat tegen hem. Lucy staat achter hen en kijkt met bange ogen naar Peter. Ik laat Caspian los en ga naast Lucy staan. Haar hand vindt de mijne en we verstrengelen onze vingers. Dan komt Peter naar mij. Lucy laat me los en loopt met Edmund samen naar Caspian toe. "We komen terug Susan" Hij legt een hand op mijn buik. "Dat moet wel want Caspian mag de geboorte van zijn eerste kind niet missen" Lacht hij droevig. Ik pak zijn hand van mijn buik en hou hem voor mijn borst. "Jij ook Peter, ik wil dat jij ook niets mist. Jij wordt oom, dat is ook heel belangrijk voor mij!" Zijn blauwe ogen staren me aan. "Dat weet ik" Hij geeft een kus op mijn voorhoofd. "Sterk zijn! We komen terug!" Hij geeft me een stevige knuffel en laat me dan los. Hij grijpt de teugels van zijn paard en hijst zich in het zadel. Caspian doet hetzelfde. Ze hebben hun wapens mee en hun kronen op, zodat ze herkenbaar zijn. "Ik hou van jullie!" zeg ik. "Wij ook van jullie" zegt Peter voor hun beide. Lucy grijpt mijn hand en Edmund slaat een arm om mijn middel. "Wees snel thuis" zegt Ed. "Met alleen twee meiden red ik het niet" grijnst hij verdrietig. Caspian en Peter glimlachen terug. "Beloven we!" zegt Peter. Ze draaien ze hun paarden en geven ze de sporen. Dan galopperen ze de poort uit.
Het duister tegemoet.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top