Hoofdstuk 13 - Never Narnia again

Susan

Ik wordt wakker als ik het bed voel bewegen en vier paar handen om mijn nek glijden. "Mama" klinkt een meisjesstem. "Papa zei dat je verdrietig was" Ik open mijn ogen en kijk recht in een paar helderblauwe. Lucy, maar niet mijn zusje. Mijn dochter. "Ja Luus" zeg ik zacht en glimlach. Ook al vindt ik het raar. Naast Lucy zit een jongen met blond haar en blauwe ogen. Het is net Peter maar dan jong. "Had je een nachtmerrie mama?" Vraagt hij. "Ja" ik slik. "Peter. Ik droomde over hoe mijn familie is verongelukt"
"Tante Lucy en ome Peter en Edmund?" Vraagt Lucy. Ik knik. "Die zijn niet dood!" Zegt Lucy. "Die zijn in Narnia!" Opeens wordt ze van het bed gerukt door Henry die achter het bed stond. Lucy begint meteen te huilen en Henry hoor ik tegen haar schreeuwen. Langzaam wordt het gehuil en geschreeuw minder. En dan hoor ik niks meer. "We mochten niet van papa praten over Narnia" zegt Peter die naast me in bed kruipt. "Maar Lucy en ik hebben een geheim"
"Oja" vraag ik nieuwsgierig. "Wat voor geheim dan?" Peter lacht geheimzinnig. "Lucy en ik zijn ook in Narnia geweest. Met Aslan" Mijn hoofd wordt wazig als hij het verteld. Hoe kan dat!? Wordt ik gek? "Peter" klinkt Henry's stem vanuit de deuropening. "Mama gaat weer slapen. Ga jij maar met Lucy spelen" Peter knikt en rolt uit bed. Hij rent de kamer uit. Henry sluit de deur meteen. "Aslan. Aslan" galmt het door mijn hoofd. "Ik wil naar huis vader. Ik ben niet thuis. Niet hier" Je zal thuiskomen dochter van Eva. Je zal Caspian een troonopvolger schenken. Vertrouw op mij. Geloof.
"Ik geloof vader" fluister ik en dan wordt alles zwart.

Caspian

Hoelang zijn Peter en ik al weg? Of is het nu alleen maar maar ik? Peter heb ik niet meer gezien zins hij bewusteloos is weggevoerd. Misschien is hij wel dood. Ik hang aan kettingen aan een kerker muur. Er is geen raam, alleen fakkels. Die nooit lijken uit te gaan. Ik ben moe. Maar ik kan niet opgeven! Maar hoe ik ook tegen de slaap vecht, mijn ogen vallen dicht.

De deur vliegt met een knal open. Luan staat in de deuropening. "Koning Caspian" zijn stem klinkt vol afkeuring en ik walg van hem. "Als je het wil weten. Ik ben nog niet bij je vrouw geweest. Ik had wat anders te doen. Maar mijn spionnen zeggen dat ze toch wegkwijnt van verdriet om jouw en haar broer. Dus ze gaat vanzelf wel dood" Lacht hij. Een rode waas verschijnt voor mijn ogen. Hoe durft hij. Hoe durft ie! Mijn Susan is sterker dan dat! "En" zegt Luan. "Waarschijnlijk ga je de je geboorte van je kind missen. Ze is nu 7 maanden" Hij glimlacht. Zn vies smerig lachje. Ik wil zijn nek omdraaien. Het net zolang slaan totdat al zijn botten gebroken zijn. Ik vermoord hem! Luan praat lachend verder. "En hier is je schoonbroer terug. Hij is bijna dood dus nog veel plezier ermee" Peter wordt met een doffe klap voor mij neergegooid. Zijn handen zijn niet gebonden maar hij is bewusteloos. De deur valt dicht in het slot. Luan is al weg. 7 maanden. 7! Ik zit er hier dus al 4. "Peter" Sis ik. "Peter!" Hij kreunt. "Peter" zeg ik nu harder. "Ja" mompelt Peter. Ik adem uit. "Peter we moeten ontsnappen. We moeten hier weg!"
"Dat weet ik" zegt Peter. Hij worstelt zichzelf overeind en haalt iets uit zijn zak.
Een bos sleutels.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top