XXXIX
Het was niet het veiligste plan, maar dit zou waarschijnlijk bijna gegarandeerd werken. Deze ochtend hadden de beide dorpen een overeenkomst afgesloten. Ze zouden elkaar met rust moeten laten. Wat als hij die overeenkomst nou zou breken en hen wel lastigvallen, als een van de roedelleden? Het pact was dan gebroken en een oorlog zou bijna gegarandeerd uitbreken, zo gebrand als Randall was. En als de Alpha op zijn zwakst is, dan slaat hij toe!
'Geniaal!' riep hij uit. Dit ging werken, hij wist het zeker!
De jager keek nog even naar de jonge man en de roodharige vrouw in zijn armen. Ze waren een huis binnengelopen. In de verte zag hij twee vrouwen aan komen lopen, vanuit de bergen. Ze droegen allebei een gewoven mand onder hun arm.
Hij wachtte tot hij ze beter kon zien. De vrouwen kwamen dichterbij, met hun zwierende rokken achter hen aan. Toen zag hij haar, zijn Ariana. Haar bruine haar was langer geworden. Haar eens zo bleke huid, zag er nu gezond en bijna bruingekleurd uit. Ze zag er goed uit. Te goed zelfs.
Hij staarde nog een tijdje naar de twee vrouwen, tot ze ook waren verdwenen, het huis in. Het enige wat hij nog kon doen is observeren. Iets wat hij de laatste weken al had gedaan. Iets waar hij heel goed in was geworden. Hij had graag langer naar haar willen kijken. Hij had haar willen zien, met haar willen praten en haar weer in zijn armen nemen, maar hij moest geduld hebben. Dit moest allemaal perfect gepland worden. 'Eens,' fluisterde hij. 'Eens zal je weer van mij zijn.'
De jager stond op, ook al wilde hij nog langer naar zijn verloren geliefde kijken. Toch stond hij op, strekte zijn benen en rende weg, terug het bos in. Hij rende door het bos. Hij ontweek de takken en sprong over de stronken. Takken klauwden naar zijn lichaam, maar hij maaide alles uit de weg. Hij hield halt toen hij het Wolfs Hol bereikte. Hij keek om zich heen, hij was niet alleen.
'Laat jezelf zien!' schreeuwde hij dreigend. Hij keek om zich heen, maar zag niemand. De schaduw in het hutje bewoog en kwam naar buiten. De jager was opgelucht te zien dat het niet Deegon was, maar Baxterson was nou niet bepaald de man die hij wilde zien. Baxterson stond met gebogen hoofd tegenover hem. 'Jij!' gromde de jager. 'Wat doe je hier? Hoepel op, nietsnut!' Hij had absoluut geen zin in praten met hem. Hij was niets voor hem.
'Kan ik met je mee?' vroeg Baxterson met een piepstem. Vroeger was Baxterson de machtigste in zijn dorp. Iedereen was bang voor hem, maar deze man, deze jager was zo veel sterken dan hij ooit zal zijn. Hij kon er niet overheen. Hij had verloren van een man die zoveel jonger was dan hij. Hij was niets meer, niet meer dan gewoon een andere slappe dorpeling.
'Nee! Jij kunt helemaal niets! Dus ga weg, ik wil geen blok aan mijn been.' De jager stampte naar voren en duwde Baxterson weg en liet Baxterson achter, alleen.
Daar stond hij dan, Baxterson Baker, zoon van Baxter Baker. Dakloos, zonder thuis, of dorp. Hij was alles kwijtgeraakt aan een man die hem niet meer wilde zien. Hij was een zwerver geworden. Voorgoed alleen.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top