XXXI
Hij zette een kamp op, zo'n vijftig meter weg van het hutje dat midden in het bos stond. Hij was er al eens eerder voorbijgekomen, maar toen had hij niet de moeite genomen om te gaan kijken. Het leek verlaten en leeg, maar bij nader inzien had hij beter wel kunnen kijken. Hij had daar misschien wel meer informatie uit kunnen trekken. Had hij maar wel gekeken. Het was nu te laat en moest hij dealen met wat hij wel wist en zag.
In zijn ooghoek zag hij iets bewegen. Met een ruk bewoog hij zijn hoofd naar de beweging en zag hij hoe het jonge stel bij de kreek ging zitten. Af en toe kwam de leider kijken om te zien hoe het met hen ging. Het was echt een doodsaai karwei, maar je moest er wat voor over hebben om leider te worden. De jager gniffelde. 'Ooit,' zei hij. 'Wacht maar af. Ik kom je halen!'
Langzaam viel de avond. Hij had al de hele dag gewacht en niets gedaan. Hij was verveeld en hij wilde iets doen. Hij wilde jagen. Wie had er nou slaap nodig? Hij sloop weg van het drietal, dieper het bos in. Even keek hij om zich heen, op zoek naar zijn prooi. Toen zag hij iets bewegen, iets kleins. Perfect! Hij rende achter hazen en herten aan, maar het spel was niet zo leuk als het vroeger was. Hij had dit te vaak gedaan en het resultaat was niet bevredigend genoeg. Niet meer. Het was niet genoeg. Hij had er meer plezier in om de leider te vermoorden. Zijn bloed op zijn handen. Een rode rivier die het landschap rood kleurt. Dat moest het worden.
De jager besloot terug te gaan. Hij moest ze in de gaten houden. Hij liep terug en ging weer op wacht zitten, op dezelfde plek waar hij eerder ook gezeten had.
Hij wachtte en wachtte tot de zon opkwam. Het drietal had de hele nacht niets uitgevoerd. Hij was een beetje teleurgesteld, hij had gehoopt op een beetje actie, maar die kwam niet. Hij had gewacht en dadcht dat er niets meer zou gebeuren, tot hij in de verte stemmen hoorde opzwellen. Eindelijk! Hier had hij op gewacht. Op dit moment, nu zou hij kunnen zien wat voor leider de leider was. Een ontmoeting, perfect!
Het zevental liep in een rustig tempo naar het huisje. Eindelijk besloot het drietal ook eens iets te gaan doen. Ze liepen naar voren tot ze een paar meter van elkaar verwijderd waren. Er werd geleuterd over namen en principes, niets dat echt van belang was. Het viel hem wel op dat de man achter de leider van het zevental, nogal kwaad keek naar het drietal.
Het gesprek zette zich voort. Meer vragen en onderhandelingen. Nog altijd niet belangrijk. Gapend zat de jager te kijken naar het groepje mensen. 'Schiet nou toch eens op!' mompelde de jager boos. 'Ik heb niet zo'n zin om de hele dag achter deze boom te verkrampen.' De jager ging net in een andere houding zitten, toen hij iemand hoorde schreeuwen. 'Jullie moeten gewoon een eind opflikkeren met die freaks!'
De jager lachte. Hij moest eens weten. De man die eerder al kwaad had gekeken, was uit zijn slof geschoten, wat de jager absoluut niet verbaasde. Het gesprek zette zich weer voort, alsof er nooit iets was gebeurd. Bijna werden er handen geschud, maar de jongste man van het drietal stopte hen. Er werd een voorwaarde gesteld en de handen werden geschud. Zoals de jager had verwacht, kwam de boos kijkende man in opstand. Met gespitste oren luisterde hij naar het geschreeuw.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top