XXI

Er werd op de deur geklopt. Sienna keek naar de deur maar antwoordde niet. Officieel was het wel haar hut, maar zo beschouwde ze het niet. Dit was niet haar thuis, dit was meer een schuur, een opbergplaats, misschien wel een stal.

De deur maakte een krakend geluid toen hij openging. Er stak een hoofd om de deur, een slaperig hoofd. 'Hé,' zei Bellamy, ook zijn stem kraakte.

'Hé terug.' Ze zat in een kleermakerszit op het bed en keek hem aan.

'Mag ik naast je komen zitten?' vroeg hij. Hij stond nog steeds half buiten, half binnen.

'Ja, kom erin.' Ze ging rechtzitten en klopte naast zich op het bed. Bellamy liep in een rustig tempo naar het bed en plofte naast haar neer. Een wolk stof stoof van het bed op.

'Het heeft lang leeggestaan,' zei Bellamy.

'Dat niet, maar er is nooit iemand die het schoonhoudt. Mannen...' zei ze er zacht achteraan. Ze kon niet stilzitten. Dat kon ze nooit als ze nerveus werd.

Bellamy grinnikte. 'Tja, we zijn nooit zo goed geweest in net zijn.' Hij schonk haar een scheve glimlach. 'Nerveus?' vroeg hij, toen ze haar zag wiebelen.

'Welnee! Hoe kom je erbij?' zei ze sarcastisch. Ze zuchtte weer. Waarom kon ze niet gewoon normaal reageren op stress? Als ze een kind van de Maan was geweest, was ze continu een wolf geworden. Simpel doordat ze steeds gestrest was. Gelukkig was ze maar een weerwolf en hoefde ze zich geen zorgen te maken over haar hartslag.

'Hé, het komt goed! Vertrouw op Deegon. Hij is echt een hele goede Alpha en hij beschermt je wel. En anders doe ik dat.'

Sienna glimlachte. Ze vertrouwde hem. Ze vertrouwde zijn woord en ze wist ook wel dat Bellamy haar zou beschermen als het mis zou gaan. Dat zou hij voor haar doen.

Hij sloeg een arm om haar heen en zij liet het toe. Ze lag veilig in zijn armen, net zo lang tot de zon op kwam.

De deur ging open en Deegon stapte naar binnen. 'Het is bijna dageraad.' Sienna knikte langzaam en zuchtte. 'We komen er zo aan,' zei ze, terwijl ze zich losmaakte uit Bellamy's veilige, warme armen. Ze wilde niet weg, ze zat daar heerlijk.

'Ben je er klaar voor?' fluisterde Bellamy, toen Deegon weer weg was gegaan.

'Ja,' antwoordde ze. 'Dit komt goed.' Ze was niet zo zeker van de zaak, maar ach... wat zou het? Er was geen weg meer terug, vandaag zou ze haar ouders weer zien.

'Laten we gaan,' zei hij, terwijl hij een kus op haar haar drukte. 'Deegon wacht op ons.' 

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top