XX

De nacht liep ten einde. De wolven veranderden weer terug naar hun menselijke vorm, iedereen behalve Dwight, die was gestorven als wolf. Siobhan en Ariana rende naar Deegon toe. Hij was zwaargewond, maar hij leefde nog. Ze hielpen hem overeind en brachten hem terug naar zijn huis, waar de twee heelmeesteressen hem probeerden op te lappen.

'Wat gaat er nu gebeuren?' vroeg Sienna.

'Weet ik niet,' antwoordde Bellamy. Ze zaten met z'n tweeën buiten op het gras. Iedereen was onrustig. Ze voelden de pijn van hun Alpha. Ze keken naar de lucht, die langzaam lichter werd.

Uren gingen voorbij, terwijl de roedel onrustig voor het huisje van Ariana zaten, wachtend op nieuws, toen ze eindelijk naar buiten kwam. Ze liep direct naar Bellamy en Sienna toe. 'Deegon vraagt naar jullie.'

'Hoe gaat het met hem?' vroeg Sienna.

'Hij heeft het zwaar te verduren gehad. Hij zal heel veel littekens krijgen en hij zal er waarschijnlijk niet helemaal bovenop komen.' Bellamy keek naar de grond. Hij had er moeilijk mee. Deegon was een soort vaderfiguur voor hem. Een vader die hij nooit echt gehad had. Sienna sloeg haar arm om hem heen. 'Laten we maar naar binnen gaan,' fluisterde ze. 'Horen wat hij te zeggen heeft.' Bellamy knikte en stond op. Samen liepen ze naar binnen. Het huisje was een grote bende, met lappen, lakens, teilen en verband. Deegon lag met gesloten ogen op het bed. Zijn borstkas ging regelmatig naar boven en naar beneden. Sienna en Bellamy gingen aan de rand van het bed staan en keken even naar hun slapende leider. Deegon opende zijn ogen en ging rechtop zitten. Hij glimlachte toen hij hen zag.

'Ariana zei dat je ons wilde spreken?' vroeg Bellamy.

'Klopt,' zei Deegon. 'Ik wil iets met jullie bespreken.' Hij hoestte. 'Jullie zijn mijn bèta's, zoals jullie beiden weten. Jullie weten ook dat jullie de Roedel moeten leiden wanneer ik er niet meer ben.'

'Deegon...' zei Bellamy.

'Laat me even uitpraten. Ik ga nog niet dood, zo gemakkelijk komen jullie niet van me af,' lachte hij. 'maar ik ben niet echt meer in staat om deze groep te leiden. Zeker niet het komende naar. Ik kan nauwelijks nog lopen. Ik zal niet meer de oude zijn en nog zo'n gevecht wordt mijn dood. Het valt me zwaar om deze taak aan jou over te dragen Bellamy, vooral omdat ik weet dat je er zelf nog niet klaar voor bent, maar jij zult een hele goed Alpha zijn. Met de steun van Sienna, zullen jullie de Roedel heel goed kunnen leiden. Cale zal een goede Bèta kunnen worden.'

'Deegon...' zei Bellamy nog eens. 'Ik weet niet of ik er wel klaar voor ben.'

'Dat ben je wel. Dat voel ik. En ik ga nog niet weg. Als je hulp nodig hebt kun je dat altijd vragen. Dat jij de Alpha bent, wil niet zeggen dat je het alleen moet doen.' Hij keek Bellamy en Sienna hoopvol aan.

'Oké,' zei Sienna.

Bellamy keek haar met grote ogen aan. 'Weet je het zeker?' vroeg hij.

'Ja. We kunnen dit! Daar geloof ik in. En deze groep heeft niet echt een Alpha nodig. We bespreken toch altijd alles.'

'Goed, als jij het gelooft dan geloof ik er ook in.'

Deegon lachte. Ariana kwam achter Bellamy en Sienna staan. 'Jullie moeten hem laten rusten, hij moet aansterken.' Ze knikten en liepen weg.

'We moeten het nog goed maken met het dorp,' zei Sienna, toen ze weer buiten liepen. 'Wij hebben Ivy niet vermoord. Dat heeft Dwight gedaan. Dat moeten ze weten.'

Bellamy knikte. Veel zin had hij niet om te gaan, maar het moest wel gebeuren. 'Laten we gaan!'

Ze liepen de zonsopgang tegemoet, hand in hand. Ze liepen langs de kreek, voorbij het Wolfs Hol tot ze aan de rand van het bos kwamen. 'Ben je er klaar voor?' vroeg Bellamy, toen ze bij Sienna's oude dorp aankwamen.

'Nee, maar het zal toch moeten.' Ze liepen met z'n tweeën het dorp in. De dorpsbewoners keken hen woedend en angstig aan. Ze liepen verder alsof ze niets zagen, richting het Raadshuis. Randall zat achter zijn desk.

'Jullie!' gromde hij.

'Hallo Randall,' zei Bellamy rustig. 'Wij, onze Roedel, hebben Ivy niet aangevallen.'

'Leugenaar!' schreeuwde Tanner, die achter Randall vandaan kwam.

'Luister,' zei Sienna op een kalme, indringende toon. 'Wij hebben Ivy niet vermoord. We zijn niet eens in de buurt geweest van het dorp.'

'Hoe bewijs je dan dat jullie het niet hebben gedaan?' vroeg Randall.

'Dat kunnen we niet. Wat we wel kunnen zeggen is dat de moordenaar niet langer meer leeft. Als je wil mogen jullie het lichaam komen ophalen, of niet, het maakt ons niet uit. Wij beloofden niet te doden. Wij beloofden niet in de buurt van jullie dorp te komen en die beloften komen wij na. Wij zijn een roedel, wij zijn broeders en wij komen altijd onze beloftes na.'

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top