XVI
De jager had geen idee hoe lang hij nu al aan het rennen was. Even was hij zijn prooi kwijtgeraakt, maar hij vond hem ook weer terug. Toen werd het lichter in het bos, ook al was het tegen de avond. Het bos kwam tot een eind, maar degene die hij opjaagde rende door, richting het dal.
De jager stopte aan de rand van het bos. Het was niet veilig om door te gaan. De jager rende de boom en wachtte. De man rende door richting het plein. Een jonge vrouw liep met een wasmand onder haar arm naar hem toe. Hij stopte en praatte met wilde handgebaren. De jonge vrouw liep weg, met de wasmand onder haar arm en haalde een andere man. Hij leek de leider te zijn. De manier van doen beviel hem niet. Leiders waren altijd zo hooghartig. Walgelijk!
Met gespleten ogen keek de jager naar de discussie. Het had iets maken met de acties van die ochtend. Een nog jongere vrouw, kreeg de opdracht om iets of iemand te halen. Ze rende met haar rok opgetild richting de wei, waar twee mensen met de paarden bezig waren. Hoe erg hij ook zijn ogen samenkneep hij kon de gezichten van de bewoners niet zien. Dat betekende dat hij niet zou kunnen onthouden wie wie was.
Ik moet dichterbij komen, dacht hij. Hij klom de boom uit. Hij sloop als een dief in de nacht over de heuvelrand, dichterbij het dorp in het dal. De adrenaline gierde door zijn lijf met elke stap die hij dichterbij kwam. Elk moment kon iemand omkijken of het huisje omlopen en hem daar zien staan. Hij bereikte een muurtje verschool zich daarachter. Hij zat nu vlakbij het eerste huis. Hij zat net niet dichtbij genoeg om hen te horen praten. Ondertussen waren er een jonge man bij gekomen en een jonge vrouw. Hij kon niet verstaan wat er werd gezegd, maar hij kon de toon wel horen. Hij genoot zo van problemen. Altijd mooi om te zien hoe iemands leven in elkaar zakt. Prachtig! Gewoon fabuleus!
Zo bleef hij een tijdlang zitten. Aan de gezichtsuitdrukkingen te zien, was het geen prettig gesprek. De leider wuifde naar de jonge man. Hij rende in een sprintje weg, terwijl hij met de jonge vrouw verder praatte. Na ongeveer een klein half uur kwam de jonge man weer terug. '...gaan...' kon de jager net opvangen.
Dat hoefde hij niet twee keer te horen. Hij moest weg en wel heel erg snel. Alleen het was niet zo makkelijk als het leek. Hij kon niet terug op de manier zoals hij heen was gekomen. Die kant liepen de leider en het stel nu op. Hij zat behoorlijk vast.
De jager keek om zich heen, op zoek naar een uitweg. Er was zoveel open gebied. Te veel. Hij kon niet zomaar over het veld heen banjeren, dan zou iedereen hem zien en hij wist vrij zeker dat dit geen heel vriendelijke mensen waren.
Terwijl hij zat na te denken over hoe hij ongezien het open gebied kon oversteken, kreeg hij een idee. 'Hoezo ongezien?' vroeg hij zichzelf. Hij rechtte zijn rug en liep op een rustig pasje door de boomgaard.
Niet achteromkijken, vertelde hij zichzelf. Nu rustig doorlopen, wordt niet overmoedig. Tot de allerlaatste meters, bleef hij met een rechte doorlopen. Als niemand hem zag, was er niets vreemds aan. Gewoon een dorpeling door het dorp.
Toen hij weer in het bos was, moest hij een eindje naar het westen lopen om het drietal weer te kunnen volgen.
Toen hij na een lange tijd in een noordwestelijke richting had gelopen en hij ze nog niet had gevonden, was hij bang dat hij ze kwijt was geraakt. Hij was net van plan om zich om te draaien en weer terug naar het dorp te lopen toen hij een rode gloed zag. Precies dezelfde kleur als het haar van de jonge vrouw.
'Hèhè, heb ik jullie toch weer te pakken,' grinnikte hij, terwijl hij de achtervolging weer eens inzette.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top