XLIV

De groep stond en zat verspreid langs het pleintje. Sienna zat in het gras, haar knieën opgetrokken. Ze werd hier altijd nerveus van. Ze hield er totaal niet van dat ze geen controle had over wat er met haar lichaam gebeurde. Bellamy zat naast haar, maar er was niet veel dat hij voor haar kon doen, alleen maar wachten en haar steunen terwijl zij veranderde.

Langzaam zakte de zon onder de bergrand. Sienna voelde de verandering kriebelen onder haar huid. 'Laten we het bos intrekken,' zei Deegon tegen de groep. 'Voordat de zon helemaal weg is.' De groep van acht en Siobhan liepen naar bosrand toe. Ze verspreidden zich over de grens, waar het startpunt was. Iedereen zo'n tien meter uit elkaar. Genoeg ruimte voor iedereen om te veranderen, maar ook dat niemand last had van elkaar.

Sienna haalde diep adem, terwijl zij en Bellamy hun plekje pakten. 'Draai je om,' zei Sienna zacht. Bellamy lachte en draaide zich om.

Snel trok Sienna haar bovenkleding uit. Ze had niet heel veel kleding en ze wilde niet steeds dat alles scheurde.

Ze sloot haar ogen en gaf haar over aan de maan. Ze voelde hoe haar handen klauwen werden, hoe haar rug een staart groeide en haar haar over haar lichaam groeide. Ze hoorde beter, ze rook beter, ze zag beter. Toen ze naast haar keek zag ze een grote, zandkleurige wolf staan: Bellamy. Na een paar minuten was iedereen veranderd. Bij iedereen ging het snel. Sienna was misschien nog wel de traagste.

Sienna keek rond. Alleen Siobhan was nog in haar menselijk vorm. Deegon was een grote grijze wolf. Hij was het grootst, duidelijk de Alpha. Aan alles straalde zijn kracht en macht uit.

Naast hem stond Bree, de kleinste van de groep. Ze was een kleine bruine wolf was. Naast hen stonden Cale en Alistair. Ze leken erg veel op elkaar, alleen Cale was ietsje groter. Allebei waren ze zwart. Ariana was helemaal wit en Elijah ook grijs, zoals Deegon, maar dan wat kleiner.

'Iedereen er klaar voor?' riep Siobhan. Er klonk instemmend gegrom uit de kelen van de wolven. 'Klaar voor de start... af!' riep ze. Meteen nadat het startsein klonk, renden alle wolven het bos in, op zoek naar een goede, grote prooi.

Bellamy schoot vooruit, als een pijl afgeschoten. Sienna volgde hem. Ze was niet zo snel als Bellamy, maar gelukkig wel snel genoeg om hem nog in het zicht te houden. Bellamy was af en toe net een dolle, losgeslagen hond.

Ze renden naar het noorden, langs het kreekje. Voordat ze begonnen, hadden ze met z'n alleen een regel gemaakt: ze mochten niet in de buurt komen van Sienna's oude dorp. Daar renden Bellamy en Sienna nu precies op af.

Bellamy boog af, zodat ze met een grote boog om het dorp heen liepen. In de verte hoorde Sienna het water al weer kabbelen. Ze waren al bijna bij het beekje.

Ze renden en renden, tot ze het water raakten. Ze wisten dat het beekje uitkwam op een meer en dat daar altijd heel wilde dieren rondliepen.

Bellamy en Sienna liepen door tot het bos dunner werd en het riviertje breder. Bij het glanzende water stond een kudde herten.

Het zag er prachtig uit, zo het meer in het maanlicht, de herten die daar dan rustig graasden. Als ze geen jager was geweest nu, had ze eeuwen in een boom gezeten om te kijken naar het natuurschoon dat recht onder haar ogen afspeelde.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top