XI
Ze reden door de vallei. De manen van Jayde bewogen vrijelijk terwijl ze over het gras heen renden. Toen ze bij een meertje aankwamen, stopte Bellamy Smoke sn stapte af. Toen liep hij naar Sienna toe en hielp haar van haar paard af. 'Wauw,' zei Sienna, toen ze eenmaal op de grond stond. 'Het is prachtig hier!'
'Ja hè?' lachte hij. Hij ging op een steen zitten, bij de waterkant. Sienna was wat onzeker, maar ging maar naast hem zitten.
'Dus?' vroeg ze onzeker. 'Wat moet ik hier doen? Ik wil me niet waardeloos voelen.'
'Het beste wat je kan doen is gewoon de paarden verzorgen en inspringen wanneer het nodig is. Als er iets moet gebeuren, roepen we je wel. Zeker als het groot werk is.' Sienna viel stil. Dat was niet het antwoord waar ze op zat te wachten, hoe gek het ook klonk. Ze wilde nuttig zijn, vooral nu ze ergens woonde waar ze zich thuis begon te voelen. Ook al was ze hier nog maar even, dit was wel de plek waar ze een goed leven kon beginnen. Heel veel waren zoals zij, of soort van zoals zij.
Ze had nog zo veel vragen. Over Bellamy, over de Kinderen van de Maan, over weerwolven, over Deegon en Conan over haarzelf, maar ze durfde ze nog niet te stellen. Nu was nog niet de goede tijd. Ze wilde hier eerst nog wat langer wonen, voordat ze allemaal vragen zou stellen.
Bellammy en Sienna zaten zwijgend van de waterkant, terwijl de paarden achter hen wat graasden. Ook Bellamy was stil. Hij had een soort rust over zich heen. 'Hoelang ben je al in the Grey Valley?' vroeg Sienna.
'Niet super lang. Een jaar of twee denk ik.' Bellamy pakt een steentje en laat die over het wateroppervlak bewegen. 'Maar ik ben blij dat ik hier ben terecht gekomen. Deegon zorgt goed voor de roedel.'
Sienna lacht. Zo'n gevoel had ze al. Ook zij pakte een steentje en gooide het in het water.
Langzaam zakte de zon weg. 'Misschien moeten we maar teruggaan,' zei Bellamy, toen het schermig werd. 'Ik moet je nog je huis laten zien.'
Sienna knikte en stond op. Deze keer probeerde ze zelf in het zadel te klimmen en het ging haar nog niet eens zo heel slecht af. Ze zat in het zadel en wachtte tot Bellamy ook zat. Daarna liepen ze in een rustig tempo terug naar de vallei. Deze keer gingen ze gewoon door het hek heen, in plaats van over het hek. Ze zetten de paarden in de wei en liepen naar de stal om alles weer netjes op te bergen.
'Bedankt,' zei Sienna. 'Het was best wel erg gezellig.'
'Geen probleem!' zei hij lachend. 'Kom, ik laat je je plekje zien.' Ze liepen samen naar buiten, door het dorp. Cale was ook buiten.
'Hé Cale,' zei Bellamy.
'Hoi,' zei Sienna zacht.
Cale keek naar Sienna, maar zei niets terug. Meteen voelde ze zich rood worden. Had ze iets verkeerds gezegd?
Bellamy leek niets op te merken en liep door, tussen de huizen door. Een klein huisje, ergens halverwege het dorp, stopte hij. 'Dit huisje,' zei hij, kloppend op de deur. 'Is van jou.'
'Wauw,' zei Sienna. 'Bedankt... Ik weet nauwelijks wat ik moet zeggen.'
'Je hoeft niets te zeggen. Hé, ik ga even kijken waar Deegon is. Ik zie je morgen wel weer. Goedenacht.'
'Goedenacht,' antwoordde Sienna. Toen liep Bellamy weg en was Sienna alleen, maar in plaats van dat ze bang was, was ze blij en oprecht gelukkig. Eindelijk was ze thuis.
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top