VIII


'Mannen,' zei een jonge vrouw, terwijl ze haar ogen rolde. Ze keek naar hen en toen naar Sienna met een blik die boekdelen sprak: trek maar niets van hen aan.

'Wat nou weer, Siobhan?' vroeg Deegon met een speelse blik in zijn ogen. 'Wat doen we nu weer niet goed?'

'Breng haar nou niet in verlegenheid, ze moet nog langer mee!' Siobhan ging beschermend voor Sienna staan. 'Straks rent ze weg, omdat jullie een stelletje kinderen zijn.'

'Ik denk dat dat wel goed komt, hoor,' zei een andere man. Hij was een van de oudere mannen in de roedel. 'We zijn niet allemaal zo.' Hij lachte en liep naar Sienna toe. 'Ik ben Alistair, kind van de maan.' Hij stak zijn hand uit. Sienna schrok op. Sinds wanneer waren er ook nog andere soorten? Ze dacht dat Conan had gezegd dat ze een weerwolf was, een kind van de maan, dat dat hetzelfde was, maar het bleek dus van niet. Sienna beantwoordde Alistairs gebaar niet.

Alistair zag haar schrik. 'Deegon, wat heb je haar verteld?' vroeg hij.

'Niet veel,' antwoordde Deegon droog. 'Ik heb nog niet echt de tijd gehad om heel veel te vertellen.'

Sienna trok haar gezicht weer in plooi. Blijkbaar was het overduidelijk dat ze nog niets wist en dat vond ze ook maar niets. Bree stapte naar voren en stak haar hand uit. 'Ik ben Bree,' riep ze vrolijk uit. 'Je had me al gezien, maar dat maakt niet uit. Ik ben ook een kind van de maan, zoals Alistair. Welkom in de roedel!' Sienna schudde de hand van het overvrolijke meisje.

Daarna stapte er nog een man en een vrouw naar voren. 'Ik ben Ariana en dit is mijn man Elijah.' Sienna schudde hun hand. Zij gaven niet meteen aan wat ze waren, ze vermoedde weerwolven, maar ze wist het niet zeker.

Als laatste kwam er een jongere man naar voren. 'Cale,' zei hij. Alleen maar een naam, meer niet. Geen hand, geen groet, alleen maar zijn naam. Sienna kende hem niet echt, maar ze mocht hem van iedereen het minst. Hij leek een probleem met haar te hebben.

'Ik ben Sienna,' zei ze voorzichtig. 'En eh... ik ben een weerwolf.' Ze vroeg zich af of ze er ook bij had moeten zeggen dat Conan dat had gedaan, maar ze besloot het daarbij te laten.

'Welkom in onze groep en ons dorp,' zei Deegon. Hij knikte naar de rest, ten teken dat ze mochten gaan. Alleen Deegon bleef staan. 'Mooi dorp,' zei Sienna.

Deegon glimlachte. 'We zijn hier veilig, we kunnen zijn wie we willen zijn.'

'Wist Conan het eigenlijk?' vroeg Sienna zomaar uit het niets. 'Want hij schreef dat...' Deegon onderbrak haar. 'Conan koos ervoor om bij jouw oude dorp te blijven, hij weet niet alles over onze soort. Jij krijgt het nog wel te horen.'

Sienna schrok een beetje van Deegons lichtelijk vijandige houding, maar ze vermoedde dat het niet aan haar lag. 'Je krijgt een eigen huis,' zei hij. 'Daar woon je. Verder hoef je niet veel te doen. Alleen eten verzamelen of de kippen onderhouden. Eigenlijk gewoon wat iedereen moet doen om het dorp draaiende te houden.' Sienna knikte, dat leek haar heel redelijk. 'Bellamy wil je wel op weg helpen, als je wil? Hij kan je wel wat taken geven.'

Sienna kreunde inwendig. Nee, niet Bellamy. Iedereen was beter geweest dan Bellamy, zelfs Cale. Bellamy was degene waar ze het meest bang voor was. Niet dat ze bang was dat hij haar iets aan ging doen, maar meer dat hij zo groots was. Hij leek zo groot en zo uitdagend, ze wilde niet onderpresteren. 'Ja, dat zou fijn zijn,' zei ze onzeker.

'Hij zit in het laatste huis. Ik moet nog even iets bespreken met Cale. Gewoon aankloppen en als hij nee zegt... sla hem dan maar op z'n neus. Goed?'

Sienna lachte. 'Goed.'

'Nogmaals, welkom. We zijn heel blij om je hier te hebben.' Deegon keek haar diep aan.

'Dank je. Dat betekent veel voor me.' Daarna liep Deegon weg.

Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top