VI
'Dat kun je niet menen!' schreeuwde Ryder in woede. 'Zij is het gevaar hier! We kunnen toch niet het gevaar zomaar tegemoet lopen? Ik ga haar niet zoeken. Je zoekt het maar uit.'
'Ze heeft toch gezegd dat ze niet boos is,' ging Varon er tegenin. 'Dat schreef ze nog.' Hij keek de mannen aan. 'Zij is hier niet het probleem, het probleem zijn jullie.' Hij had zich al die tijd stilgehouden. Hij wilde zich ook niet bemoeien met de problemen van de Raad, eigenlijk wist hij niet waarom hij in de Raad zat, maar hij zat in de Raad en nu had hij eindelijk iets te zeggen. 'We gaan naar haar op zoek. En dat doen we wel morgen in het ochtendgloren. Ik licht Conan in, zodat hij een paar mensen bij elkaar kan sprokkelen.'
'Laat mij dat maar doen,' bood Chandler aan. 'Ik kom toch langs zijn huis.'
'Goed,' zei Randall. 'Dat is dan afgesproken, morgen gaan we op zoek naar Sienna.'
'En dan?' vroeg Ryder. 'Wat als we haar vinden? Zeggen we dan sorry? Alsof dat wat gaat helpen.'
'Het is beter dan haar maar gewoon laten zitten,' zei Cohen. 'Ze heeft het recht terug te keren. Ze heeft niets misdaan.'
'Ze is volwassen, als ze terug wil komen, dan mag dat. Zo niet, dan doet ze het niet,' zei Vanor. 'Ze is oud en wijs genoeg. We moeten haar eerst vinden.'
Randall knikte. 'Dat was het. Iemand nog iets te zeggen?' Het bleef stil. 'Dan kunnen jullie gaan.' De mannen stonden op en stroomden het gebouw uit, ieder een eigen weg. Randall volgde als laatste.
Hij sloot het Raadshuis af en zuchtte. Hij moest weer naar de familie Bryce. Elke keer als hij bij hen langs moest, had hij slecht nieuws. Hij zou wel niet welkom zijn, ook al had hij deze keer goed nieuws. Of in ieder geval beter nieuws dan de laatste keer dat hij kwam.
Hij liep in de richting van de familie Bryce. Met elke stap die hij dichterbij kwam, voelde het alsof er een kilo lood in zijn schoenen bij kwam. Toch bleef hij lopen en lopen. Hij bleef lopen, tot hij uiteindelijk bij de deur van de familie Bryce uitkwam. Hij hief zijn hand om op de deur te kloppen, maar de deur vloog al open. Cade stond in de deuropening met bloed aan zijn handen. Rood bloed. 'Randall, wat ontzettend niet leuk dat ik je tref!' zei Cade op een sarcastische toon. Aurora kwam achter haar man staan.
'Het... spijt me, dat ik zo hier voor de deur sta... maar ik heb wat voor jullie,' stamelde hij wat ongemakkelijk. Geen van beiden spraken, dus gaf Randall de brief. Aangezien Aurora wel schone handen had en Cade niet, gaf Randall de brief aan haar. Aurora opende de brief en begon te lezen. Cade las mee, over haar schouder.
'We gaan haar zoeken,' zei Randall en hij liep weg. Hij wilde geen seconde langer in de vurige ogen van Cade kijken en de gebroken blik van Aurora. Hij had hun wereld meerdere keren gebroken en hij wist ook wel dat hij het met dit nieuws het niet meer aan elkaar kon hechten.
'Loop niet zomaar weg, smerige vlegel!' riep Cade. 'Jij hebt haar dit aangedaan. Als jij haar niet had verbannen, hadden jullie haar niet eens hoeven zóéken!' Cade stampte naar voren, maar Aurora greep hem vast.
'Cade, stop,' zei ze mat. 'Ze leeft nog. Laten we op haar focussen. Ze heeft ons vast nodig.' Cade stopte en liet Randall weglopen. Randall werd elke stap kleiner en kleiner. Hij was een zwakkeling, maar dit was echt het toppunt.
'Ze leeft nog,' fluisterde Cade, toen Randall helemaal weg was. Hij omhelsde Aurora. 'Mijn kleine Sienna is er nog.'
Bạn đang đọc truyện trên: AzTruyen.Top